Article

De ene verzekeraar is de andere niet. Geen wettelijk verhaal van de private ziektekostenverzekeraar op grond van artikel 29bis WAM, R.D.C.-T.B.H., 2012/3, p. 260-264

VERZEKERINGEN
Landverzekeringsovereenkomst - Schadeverzekering - Algemeen artikel 41 wet landverzekeringsovereenkomst - Slachtoffer verkeersongeval - Zwakke weggebruiker - Private ziektekostenverzekeraar - Geen wettelijke subrogatie op grond van artikel 29bis WAM - Geen schending grondwettelijk gelijkheidsbeginsel
Artikel 41 wet landverzekeringsovereenkomst schendt de artikelen 10 en 11 Grondwet niet, doordat de private ziektekostenverzekeraar zich niet via wettelijke subrogatie kan beroepen op artikel 29bis WAM om zijn uitgaven te verhalen, terwijl bepaalde andere derde-betalers wel een dergelijk subrogatierecht genieten op grond van de wettelijke bepalingen die op hen van toepassing zijn.
ASSURANCES
Contrat d'assurance terrestre - Assurances de dommage - Généralités - Article 41 loi sur le contrat d'assurance terrestre - Victime accident de la circulation - Usager faible - Assureur soins de santé privé - Non-subrogation légale sur base de l'article 29bis loi assurance RC auto - Non-violation du principe constitutionnel d'égalité
L'article 41 de la loi du 25 juin 1992 sur le contrat d'assurance terrestre ne viole pas les articles 10 et 11 de la Constitution, en ce que l'assureur soins de santé privé ne peut, par le biais de la subrogation légale, se prévaloir de l'article 29bis de la loi du 21 novembre 1989 tandis que les tiers-payeurs visés dans la question préjudicielle bénéficient d'une subrogation légale.
De ene verzekeraar is de andere niet. Geen wettelijk verhaal van de private ziektekostenverzekeraar op grond van artikel 29bis WAM
Ingrid Boone [1]
A. Inleiding

1.Bij een verkeersongeval waarbij een motorrijtuig betrokken is, hebben de slachtoffers (met uitzondering van de bestuurder van een motorrijtuig) en hun rechthebbenden op grond van artikel 29bis WAM recht op vergoeding van de schade voortvloeiend uit letsel of overlijden. De vergoedingsplicht rust op de WAM-verzekeraar van het betrokken motorrijtuig [2], zonder dat de aansprakelijkheid van de bestuurder, eigenaar of houder van dat motorrijtuig moet worden aangetoond [3].

Slachtoffers van een verkeersongeval of hun rechthebbenden ontvangen vaak ook vergoedingen van derde-betalers, zoals ziekenfondsen, arbeidsongevallenverzekeraars of private ziektekostenverzekeraars. Kunnen deze derde-betalers, via wettelijke subrogatie in de rechten van het slachtoffer, een beroep doen op artikel 29bis WAM om de door hen betaalde vergoedingen te verhalen op de WAM-verzekeraar van het betrokken motorrijtuig? Sommige wel, andere niet [4]. In het hier gepubliceerde prejudicieel arrest van 16 juni 2011 [5] oordeelt het Grondwettelijk Hof dat de private ziektekostenverzekeraar niet wordt gediscrimineerd doordat hem, in tegenstelling tot bepaalde andere derde-betalers, geen wettelijk subrogatierecht tegen de WAM-verzekeraar van het betrokken motorrijtuig toekomt.

B. Subrogatierecht private ziektekostenverzekeraar

2.De verzekeraar die het slachtoffer op grond van een private ziektekostenverzekering heeft vergoed, treedt tot beloop van het bedrag van die vergoeding in de rechten en rechtsvorderingen van het verzekerde slachtoffer tegen de aansprakelijke derden (art. 41, 1ste lid wet landverzekeringsovereenkomst). Via deze wettelijke subrogatie kan de verzekeraar zijn uitgaven verhalen op degene die krachtens het aansprakelijkheidsrecht gehouden is tot vergoeding van de schade. De vergoedingsplicht op grond van artikel 29bis WAM is echter niet gebaseerd op de vaststelling van enige aansprakelijkheid [6]. De wettelijke subrogatie bepaald in artikel 41 wet landverzekeringsovereenkomst verleent de private ziektekostenverzekeraar dan ook geen aanspraak tegen de WAM-verzekeraar op grond van artikel 29bis WAM [7]. Het ontbreken van een wettelijke subrogatie betekent niet dat de private verzekeraar zich nooit kan beroepen op artikel 29bis WAM om zijn uitgaven te verhalen. Het brengt wel met zich mee dat hij dit enkel kan als hij daarvoor zelf heeft gezorgd, namelijk door zich conventioneel te laten subrogeren in de rechten van zijn verzekerde tegen degene die op grond van artikel 29bis WAM tot vergoeding gehouden is [8] of door de verzekerde te vragen die schuldvordering aan hem over te dragen. De mogelijkheid om over een verhaal op grond van artikel 29bis WAM te beschikken is vooral van belang wanneer de aansprakelijkheid voor het ongeval geheel of gedeeltelijk bij het slachtoffer (verzekerde van de private ziektekostenverzekeraar) zelf berust. In dat geval is een verhaal op de aansprakelijke derde immers niet of slechts in beperkte mate mogelijk, terwijl een verhaal op de WAM-verzekeraar van het betrokken motorrijtuig op basis van artikel 29bis WAM niet beperkt wordt door de eigen schuld van het slachtoffer.

C. Subrogatierecht ziekenfonds

3.Precies om die reden geniet het ziekenfonds wél een wettelijke subrogatie tegen de WAM-verzekeraar van het betrokken motorrijtuig. Het is bekend dat de invoering van artikel 29bis in de WAM niet alleen de vergoeding van de schade geleden door zgn. zwakke weggebruikers beoogde te vergemakkelijken, maar ook tot doel had de mogelijkheden van de ziekenfondsen om succesvol verhaal uit te oefenen te verruimen. Het subrogatoir verhaal van de ziekenfondsen was vaak beperkt of helemaal uitgesloten wanneer het ongeval (mede) te wijten was aan de eigen schuld van de getroffene. Deze belemmering zou verdwijnen door de invoering van een regeling waarbij de zwakke weggebruikers, ongeacht hun eventuele eigen fout, recht zouden hebben op een vergoeding van de WAM-verzekeraar van het bij het ongeval betrokken motorrijtuig en waarbij de ziekenfondsen steeds gesubrogeerd zouden worden in de rechten van die slachtoffers tegen de WAM-verzekeraar. De nieuwe vergoedingsregeling voor verkeersslachtoffers moest er dus voor zorgen dat de ziekenfondsen in een groter aantal gevallen (en in een ruimere mate) hun uitgaven op de motorrijtuigenverzekeraars zouden kunnen afwentelen. De regering verwachtte dat dit een substantiële verlichting van de uitgaven in de ziekteverzekering zou teweegbrengen [9].

4.In zijn oorspronkelijke versie schreef artikel 29bis WAM uitdrukkelijk voor dat de verzekeringsinstellingen bedoeld in de ziektewet, die de slachtoffers hebben vergoed, in de rechten van deze slachtoffers treden [10]. Die bepaling werd bij de herziening van artikel 29bis WAM door de wet van 13 april 1995 opgeheven omdat zij overbodig was. De wettelijke subrogatie van de ziekenfondsen op grond van artikel 136, § 2 ziektewet zorgt er immers reeds voor dat deze instellingen hun verhaal kunnen uitoefenen tegen de WAM-verzekeraar van het betrokken motorrijtuig op grond van artikel 29bis WAM [11]. Anders dan artikel 41 wet landverzekeringsovereenkomst, dat de verzekeraar enkel in de rechten van de verzekerde laat treden tegen aansprakelijke derden, heeft de subrogatie van het ziekenfonds neergelegd in artikel 136, § 2 ziektewet niet alleen betrekking op de rechten van de verzekerde tegen aansprakelijke derden, maar ook op de rechten die de verzekerde put uit een andere Belgische of buitenlandse wetgeving tot vergoeding van de door de ziektewet gedekte schade. Daaronder valt ook het recht op vergoeding op basis van artikel 29bis WAM. Het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap beschikt over een wettelijk subrogatierecht [12] vergelijkbaar met dat van het ziekenfonds, waardoor het zijn verhaalsvordering eveneens kan richten tegen de WAM-verzekeraar van het betrokken motorrijtuig op grond van artikel 29bis WAM.

D. Subrogatierecht arbeidsongevallenverzekeraar (privésector en publieke sector)

5.Ook de arbeidsongevallenverzekeraar wordt wettelijk gesubrogeerd in de rechten van het verkeersslachtoffer ten aanzien van de WAM-verzekeraar van het betrokken motorrijtuig. Voor wat arbeidsongevallen in de privésector betreft, werd aan de wet van 10 april 1971 een nieuwe afdeling toegevoegd om de samenloop te regelen van de vergoeding op grond van die wet met de vergoeding op grond van artikel 29bis WAM [13]. Deze afdeling bevat ook een bepaling die de verzekeraar en het Fonds voor Arbeidsongevallen in de rechten laten treden van het slachtoffer of zijn rechthebbenden op grond van artikel 29bis WAM (art. 48ter arbeidsongevallenwet 10 april 1971). Anders dan bij de ziekenfondsen, is de wettelijke subrogatie van de arbeidsongevallenverzekeraar tegen de WAM-verzekeraar van het betrokken motorrijtuig niet ingevoerd om budgettaire redenen. De wetgever wilde enkel een einde maken aan de controverse die was gerezen na de invoering van artikel 29bis WAM over de verhouding van die vergoedingsregeling ten opzichte van de arbeidsongevallenregeling [14].

6.De wet van 3 juli 1967 met betrekking tot arbeidsongevallen in de overheidssector werd eveneens aangevuld om de samenloop met de vergoeding op grond van artikel 29bis WAM te regelen. Artikel 14bis, § 3 van die wet laat de tewerkstellende overheid in de rechten treden van het slachtoffer of zijn rechthebbenden krachtens artikel 29bis WAM [15]. De arbeidsongevallenverzekeraar die door de tewerkstellende overheid is aangezocht om het risico van arbeidsongevallen te dekken, valt niet onder die bepaling. Voor hem voorziet de wet dus niet in een subrogatoir verhaal tegen de WAM-verzekeraar van het betrokken motorrijtuig. In een arrest van 26 november 2009 heeft het Grondwettelijk Hof geoordeeld dat het gelijkheidsbeginsel geschonden is doordat de arbeidsongevallenverzekeraar van een privéwerkgever over een subrogatoir verhaal beschikt in de rechten van het slachtoffer op grond van artikel 29bis WAM (art. 48ter arbeidsongevallenwet 10 april 1971), terwijl de arbeidsongevallenverzekeraar van een publieke werkgever niet over een dergelijke wettelijke subrogatie beschikt [16]. Volgens het Hof is het verschil in behandeling niet redelijk verantwoord omdat de vergoedingsregeling van artikel 29bis WAM gebaseerd is op de gedachte dat de erin bedoelde schade van zwakke weggebruikers moet toegerekend worden aan de collectiviteit van diegenen die, door het in het verkeer brengen van een motorrijtuig, bijdragen tot het verhoogde verkeersrisico. De ongrondwettige leemte kan worden verholpen door aan de arbeidsongevallenverzekeraar van de publieke werkgever het voordeel toe te kennen van de wettelijke subrogatie neergelegd in artikel 14bis van de wet van 3 juli 1967 [17].

E. Toerekening van verkeersschade

7.De private ziektekostenverzekeraar die een vergoeding betaald heeft aan het slachtoffer van een verkeersongeval waarbij een motorrijtuig betrokken is, kan zich niet via wettelijke subrogatie beroepen op artikel 29bis WAM om zijn uitgaven te verhalen op de WAM-verzekeraar van het betrokken motorrijtuig. Bepaalde andere derde-betalers (nl. de ziekenfondsen, het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap, de arbeidsongevallenverzekeraars en de werkgevers uit de publieke sector) worden wel wettelijk gesubrogeerd in de rechten van het verkeersslachtoffer ten aanzien van de WAM-verzekeraar van het betrokken motorrijtuig. Het Grondwettelijk Hof acht dit verschil redelijk verantwoord, rekening houdend met de bedoeling van de wetgever. De wetgever vermocht immers te voorzien in een mogelijkheid van verhaal voor de instellingen die, door deel te nemen aan de uitvoering van verplichte stelsels van de ziekte- en invaliditeitsverzekering of voor de vergoeding van arbeidsongevallen, geregeld door de overheid, bijdragen tot het bereiken van een doel van algemeen belang en zich daarmee onderscheiden van de verzekeringsinstellingen die doelstellingen van privébelang nastreven, zoals private ziektekostenverzekeraars.

8.Het criterium dat volgens het Grondwettelijk Hof het verschil verantwoordt, is dus de (al dan niet) betrokkenheid van de derde-betaler bij een verplicht stelsel van sociale zekerheid en zijn bijdrage hierdoor tot een doelstelling van algemeen belang. Dit criterium is niet geheel afdoend. Om te beginnen heeft de wetgever niet voor alle instellingen die betrokken zijn bij de uitvoering van een socialezekerheidsstelsel voorzien in een verhaal tegen de WAM-verzekeraar van het betrokken motorrijtuig. Zo beschikt het OCMW voor de steun verleend aan het slachtoffer van een verkeersongeval niet over een wettelijk verhaal op grond van artikel 29bis WAM [18]. Bovendien draagt het verhaal van de derde-betalers die wettelijk gesubrogeerd zijn ten opzichte van de WAM-verzekeraar van het betrokken motorrijtuig, niet in alle gevallen bij tot het algemeen belang. Dit is wel zo voor de ziekenfondsen en voor de werkgevers uit de overheidssector, aangezien de financiële opbrengst van hun verhaal ten goede komt aan de publieke middelen. Maar dat is niet het geval voor de arbeidsongevallenverzekeraars die, net als de private ziektekostenverzekeraars, verzekeringsmaatschappijen zijn van wie de verhaalsopbrengst niet in de Staatskas terechtkomt.

9.Wegens de verschillende aard van de financiële belangen die ermee zijn gemoeid (private vs. publieke), noopt het gelijkheidsbeginsel de wetgever er niet toe private verzekeraars dezelfde verhaalsmogelijkheden te geven als de ziekenfondsen. Het oordeel van het Grondwettelijk Hof dat artikel 41 wet landverzekeringsovereenkomst de artikelen 10 en 11 van de Grondwet niet schendt doordat de private ziektekostenverzekeraar zich niet via wettelijke subrogatie kan beroepen op artikel 29bis WAM, is vanuit dat oogpunt begrijpelijk. Niettemin is er een ander argument op grond waarvan private verzekeraars hun uitgaven zouden moeten kunnen verhalen op basis van artikel 29bis WAM: de kosten van ongevallen met motorrijtuigen moeten zoveel mogelijk gedragen worden door het gemotoriseerd verkeer. Het Grondwettelijk Hof heeft dit argument voor het voetlicht gebracht in het hierboven vermelde arrest van 26 november 2009, waarin het oordeelde dat het ontbreken van een wettelijke subrogatie voor de arbeidsongevallenverzekeraar in de publieke sector niet redelijk verantwoord is. Het Hof verwees daarbij naar de gedachte die aan artikel 29bis WAM ten grondslag ligt, namelijk dat de schade van zwakke weggebruikers moet toegerekend worden aan degenen die, door het in het verkeer brengen van een motorrijtuig, bijdragen tot het verhoogde verkeersrisico [19]. Door een regeling in te voeren waarbij de vergoedingsplicht op de WAM-verzekeraars rust, wilde de wetgever de vergoeding van slachtoffers van verkeersongevallen waarbij een motorrijtuig betrokken is, laten financieren door de collectiviteit van degenen die premies voor de motorrijtuigenverzekering betalen, d.w.z. de auto-eigenaars [20]. “Motoring should pay its way” [21]. Vanuit die gedachte valt te verdedigen dat alle derde-betalers het recht zouden moeten hebben om de vergoedingen voor letselschade die zij betalen aan het slachtoffer van een verkeersongeval te verhalen op de WAM-verzekeraar van het bij het ongeval betrokken motorrijtuig. Dat de zwakke weggebruiker (voor een deel van zijn schade) vergoed wordt door een ziekenfonds of een arbeidsongevallenverzekeraar, dan wel door een private ziektekosten- of ongevallenverzekeraar, neemt immers niet weg dat de schade te wijten is aan een ongeval waarbij een motorrijtuig betrokken is en dus toegerekend behoort te worden aan het gemotoriseerd verkeer [22].

[1] Referendaris Hof van Cassatie en gastdocent Universiteit Gent.
[2] In sommige gevallen op het Gemeenschappelijk Motorwaarborgfonds (o.a. wanneer het betrokken motorrijtuig niet verzekerd is) of op de Staat en andere in art. 10 WAM bedoelde instellingen die vrijgesteld zijn van de verplichting tot verzekering.
[3] Zie recentelijk hierover o.m. H. De Rode, L'indemnisation des victimes faibles d'accidents de circulation, Louvain-la-Neuve, Anthémis, 2008, 126 p.; G. Jocque, “Verzekeringsrecht kroniek 2009-2011. Rechtspraakoverzicht Grondwettelijk Hof en Hof van Cassatie (juli 2009-juni 2011)”, NjW 2011, 478-488; P. Jadoul en C. Eyben, “L'indemnisation automatique des 'usagers faibles' dans la jurisprudence de la Cour de cassation (2000-2007)” in Liber Amicorum Michel Mahieu, Brussel, Larcier, 2008, 211-248; C. Van Schoubroeck, “Vergoeding van verkeersongevallen ongeacht aansprakelijkheid” in Gandaius (red.), Aansprakelijkheid, aansprakelijkheidsverzekering en andere schadevergoedingssystemen, XXXIIIste Postuniversitaire Cyclus Willy Delva, Mechelen, Kluwer, 2007, 519-596; C. Van Schoubroeck, “Laatste achterhoedegevechten over de vergoedingsregeling van artikel 29bis WAM?”, RW 2011-12, 62-67.
[4] Zie daarover I. Boone, Verhaal van derde-betalers op de aansprakelijke, Antwerpen, Intersentia, 2009, nrs. 559-569.
[5] BS 24 augustus 2011 (uittreksel), For.Ass. 2011, 176, noot P. Van Ommeslaghe en VAV 2011, 260.
[6] Zie hierover recentelijk: C. Van Schoubroeck, “Laatste achterhoedegevechten over de vergoedingsregeling van artikel 29bis WAM?”, RW 2011-12, (62) 67. Het Hof van Cassatie heeft in een arrest van 19 maart 2004 (Arr.Cass. 2004, 487, concl. Werquin, VAV 2004, 231, noot J. Muyldermans en De Verz. 2004, 500, noot A. Pire) erkend dat art. 29bis WAM niet tot het aansprakelijkheidsrecht behoort. Het gaat, volgens de advocaten-generaal bij dit Hof, om een systeem van automatische vergoeding, dat niet gebaseerd is op de vaststelling van enige aansprakelijkheid (zie Th. Werquin, concl. voor Cass. 19 maart 2004, Arr.Cass. 2004, 487) en dat zich fundamenteel onderscheidt van het aansprakelijkheidsrecht (J.-M. Genicot, concl. voor Cass. 28 april 2006, RGAR 2006, nr. 14.195). Dat erkent nu ook het Grondwettelijk Hof in het hier gepubliceerde arrest (overweging B.1.). Eerder had het Grondwettelijk Hof voor verwarring gezorgd door art. 29bis WAM te bestempelen als een systeem van objectieve aansprakelijkheid (o.m. GwH 23 januari 2002, nr. 23/2002; GwH 28 oktober 2010, nr. 121/2010), zoals ook nog steeds sommige auteurs doen (o.m. P. Van Ommeslaghe, “L'arrêt de la Cour constitutionnelle du 16 juin 2011 en matière de subrogation” (noot onder GwH 16 juni 2011), For.Ass. 2011, (178) 180).
[7] De verzekeraar kan ook geen eigen recht op vergoeding krachtens art. 29bis WAM laten gelden als 'rechthebbende' van het slachtoffer. Hij lijdt immers zelf geen schade als gevolg van de letsels of het overlijden van het slachtoffer (Cass. 30 november 2009, AR C.09.0167.N, www.cass.be ).
[8] P. Van Ommeslaghe betwijfelt de geldigheid van een dergelijke conventionele subrogatie: de verzekeraar voldoet immers zijn eigen schuld zodat niet voldaan is aan het vereiste van betaling van andermans schuld (P. Van Ommeslaghe, “L'arrêt de la Cour constitutionnelle du 16 juin 2011 en matière de subrogation” (noot onder GwH 16 juni 2011), For.Ass. 2011, (178) 183). Eerder heb ik verdedigd dat deze zienswijze (die aan de basis ligt van het gebruik van de term 'quasi-subrogatie' om het verhaalsrecht van de verzekeraar aan te duiden) uitgaat van een te enge opvatting over de voorwaarden van de gemeenrechtelijke betaling met subrogatie (zie I. Boone, Verhaal van derde-betalers op de aansprakelijke, nrs. 367-376).
[9] Ontwerp van wet houdende sociale bepalingen, Parl.St. Senaat 1993-94, nr. 980/1, 35. De regering verwachtte dat de uitbreiding van het verhaalsrecht van het ziekenfonds een besparing van 1,2 miljard Belgische frank (bijna 30 miljoen euro) in de verplichte ziekte- en invaliditeitsverzekering zou opleveren (Parl.St. Kamer 1993-94, nr. 1343/6, 6).
[10] Art. 29bis, § 1, 2de lid WAM, zoals ingevoerd bij wet van 30 maart 1994, maar vóór de wijziging bij wet van 13 april 1995.
[11] Zie ook J. Huys en D. Simoens, “De nieuwe verkeersongevallenwet: repercussies op de sectoren ziekteverzekering en arbeidsongevallen”, TSR 1994, (229) 238; D. Simoens, “De gewijzigde vergoedingsregel ten voordele van voetgangers, fietsers en passagiers”, RW 1995-96, (218) 221.
[12] Art. 14, 4de lid Decr.Vl.Parl. 7 mei 2004 tot oprichting van het intern verzelfstandigd agentschap met rechtspersoonlijkheid Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap.
[13] Afdeling 6bis, ingevoegd bij art. 8 sociale programmawet van 29 april 1996 (BS 30 april 1996, err., BS 20 augustus 1996).
[14] Zie wetsontwerp houdende sociale bepalingen, Parl.St. Kamer 1995-96, nr. 352/11, 19.
[15] Art. 14bis van de wet van 3 juli 1967 kent het subrogatoir verhaal toe aan “de in artikel 1 bedoelde rechtspersonen en instellingen alsook degenen die de in artikel 1bis bedoelde personeelscategorieën tewerkstellen”. Het gaat om de tewerkstellende overheidsbesturen die onder de toepassing vallen van de wet van 3 juli 1967.
[16] GwH 26 november 2009, De Verz. 2010, 281.
[17] Volgens het Grondwettelijk Hof komt het, gelet op de leemte in de wet, de verwijzende rechter toe een einde te maken aan de ongrondwettigheid, vermits deze is uitgedrukt in voldoende precieze en volledige bewoordingen. In het licht van de cassatierechtspraak m.b.t. de bevoegdheid van de rechter om een door het Grondwettelijk Hof vastgestelde ongrondwettige leemte op te vullen (zie recentelijk Cass. 29 september 2011, AR C.09.0570.N, www.cass.be ) betekent dit concreet dat, naast de rechter die de prejudiciële vraag heeft gesteld, andere rechters die met dezelfde problematiek worden geconfronteerd m.b.t. een ongeval dat dateert van na de bekendmaking van het arrest van het Grondwettelijk Hof van 26 november 2009, de ongrondwettige leemte kunnen ongedaan maken door aan de arbeidsongevallenverzekeraar van een publieke werkgever het voordeel toe te kennen van de wettelijke subrogatie van art. 14bis van de wet van 3 juli 1967.
[18] Art. 98, § 2 OCMW-wet en art. 27 leefloonwet verlenen aan het OCMW een recht van verhaal tegen de aansprakelijke derde. Deze bepalingen kunnen niet als grondslag dienen voor een verhaal op grond van art. 29bis WAM. De WAM-verzekeraar die tot vergoeding gehouden is op basis van art. 29bis, is immers niet te beschouwen als een 'aansprakelijke derde' in de zin van die bepalingen (zie hierover I. Boone, Verhaal van derde-betalers op de aansprakelijke, Antwerpen, Intersentia, 2009, nr. 567).
[19] In de parlementaire voorbereidingsstukken van art. 29bis WAM werd ter rechtvaardiging van de nieuwe vergoedingsregeling verwezen naar het grote risico waaraan de weggebruiker die een voertuig in het verkeer brengt anderen blootstelt (Parl.St. Senaat 1993-94, nr. 980/3, 4). Zie ook G. Schamps, La mise en danger: un concept fondateur d'un principe général de responsabilité. Analyse de droit comparé, Brussel, Bruylant, 1998, 767-769.
[20] De regering zag het precies als een voordeel van de regeling neergelegd in art. 29bis WAM, dat de daaraan verbonden kosten over alle bestuurders worden gespreid door een premieverhoging van 5% (Parl.St. Senaat 1993-94, nr. 980/3, 25).
[21] Meer algemeen gaat het om de opvatting dat de kosten van gevaarscheppende activiteiten zo veel mogelijk dienen te worden gedragen door degene die het risico creëert. Zie M.G. Faure, “Regres in een rechtseconomisch perspectief” in W.H. Van Boom, T. Hartlief en J. Spier (eds.), Regresrechten. Afschaffen, handhaven of uitbreiden, Deventer, Tjeenk Willink, 1996 (45) 52-54; M. Van Dam, Verkeersongevallen. Een rechtseconomisch, empirisch en positiefrechtelijk onderzoek naar de werking van aansprakelijkheid, verzekering en verzekeringsregulering in het verkeer, Den Haag, Boom Juridische Uitgevers, 2001, 278-279.
[22] Zie ook E. Engelhard, “Aansprakelijkheidsregels, empathie en de positie van regresnemers” in G. Van Maanen (ed.), De rol van het aansprakelijkheidsrecht bij de verwerking van persoonlijk leed, Den Haag, Boom Juridische Uitgevers, 2003, (225) 238: “We kiezen voor een maatschappij waarin uiteindelijk de gevaarzettende verkeersdeelnemer bij de verwezenlijking van het door hem in het leven geroepen bijzondere schaderisico bepaalde daaruit voortvloeiende maatschappelijke kosten behoort te dragen, ongeacht of het risico daarvan (ook) bij de gekwetste particulier of sociaal verzekerd was.”