Article

Rechtbank van koophandel Kortrijk, 31/01/2011, R.D.C.-T.B.H., 2011/9, p. 943-945

Rechtbank van koophandel Kortrijk 31 januari 2011

CONTINUITEIT VAN ONDERNEMINGEN
Gerechtelijke reorganisatie - Gerechtelijke reorganisatie door collectief akkoord - Homologatie van het akkoord - Openbare orde - Gelijkheid van schuldeisers
Een manifest arbitraire behandeling van bepaalde groepen van schuldeisers kan worden opgeworpen in het kader van de controle van de openbare orde omdat het grondwettelijk beginsel van openbare orde is en de horizontale werking in de privérelaties wordt erkend.
CONTINUITE DES ENTREPRISES
Réorganisation judiciaire - Réorganisation judiciaire par accord collectif - Homologation de l'accord - Ordre public - Egalité des créanciers
Un traitement manifestement arbitraire des créanciers peut être soulevé dans le cadre du contrôle de l'ordre public parce que le prescrit constitutionnel est d'ordre public et que son effet est reconnu dans les relations entre particuliers.

NV Clochet Systems

Zet.: B. De Fleur (rechter), R. Dekyvere en K. Govaerts (rechters in handelszaken)
I. Procedure

Gelet op het verzoekschrift, neergelegd ter griffie op 14 juli 2010 door de schuldenaar, strekkende tot het openen van een gerechtelijke reorganisatieprocedure.

Gelet op de beschikking d.d. 14 juli 2010 waarbij de heer G. Arnoys, rechter in handelszaken bij de rechtbank van koophandel te Kortrijk, werd aangesteld als gedelegeerd rechter.

Gelet op het vonnis d.d. 29 juli 2010 van de vakantiekamer van huidige rechtbank, waarbij de reorganisatieprocedure geopend werd verklaard, en een termijn van opschorting werd verleend die eindigt op 31 januari 2011 om 24u00 en de datum voor de stemming over het reorganisatieplan werd bepaald op 17 januari 2011 om 11u00.

Gelet op het reorganisatieplan dat door de schuldenaar op 31 december 2010 ter griffie werd neergelegd.

Bij schrijven d.d. 3 januari 2011 werden alle schuldeisers, opgenomen in het plan, door de griffier verwittigd van de neerlegging van het plan. Zij werden tevens verwittigd van het feit dat zij ter zitting van 17 januari 2011 desgewenst hun opmerkingen konden maken, en dat op deze datum de stemming over het plan zou plaatsvinden.

Op 17 januari 2011 hoort de rechtbank het verslag van de gedelegeerd rechter en de middelen van de schuldenaar en de schuldeisers, waarna tot stemming wordt overgegaan.

De artikelen 2 e.v. van de wet van 15 juni 1935 tot regeling van het taalgebruik in gerechtszaken werden in acht genomen.

II. In rechte
II.1. Betreffende de stemming

De vergadering van de schuldeisers heeft gestemd over het reorganisatieplan neergelegd op 31 december 2010.

Artikel 54, 2de en 3de lid WCO bepaalt:

“Het reorganisatieplan wordt geacht goedgekeurd te zijn door de schuldeisers wanneer de meerderheid van hen, die met hun onbetwiste of overeenkomstig artikel 46, § 3 voorlopig aanvaarde schuldvorderingen de helft van alle in hoofdsom verschuldigde bedragen vertegenwoordigen, vóór stemmen.

Met de schuldeisers die niet aan de stemming deelnamen en hun schuldvorderingen wordt geen rekening gehouden bij het berekenen van de meerderheden.”

Uit het proces-verbaal blijkt dat:

- 58 schuldeisers hebben deelgenomen aan de stemming;

- deze 58 schuldeisers met hun onbetwiste of overeengekomen cf. artikel 46, § 3 WCO voorlopig aanvaarde schuldvorderingen 1.203,862,20 EUR vertegenwoordigen in hoofdsom;

- 55 schuldeisers hebben ingestemd met het plan;

- de 55 instemmende schuldeisers met hun onbetwiste of cf. artikel 46, § 3 WCO voorlopig aanvaarde schuldvorderingen 986.420,29 EUR vertegenwoordigen in hoofdsom;

- er zijn 3 schuldeisers die niet hebben ingestemd met het plan.

De rechtbank stelt derhalve vast dat:

- een meerderheid van de stemmende schuldeisers vóór stemmen (aangezien 55 op 58 stemmende schuldeisers vóór stemden);

- de schuldeisers die vóór stemden met hun onbetwiste of overeenkomstig artikel 46, § 3 WCO voorlopig aanvaarde schuldvorderingen meer dan de helft van alle in hoofdsom verschuldigde en vertegenwoordigde bedragen vertegenwoordigen (986.420,29 EUR op 1.203.852,20 EUR, zijnde 81,94%).

De meerderheidsvoorwaarden vermeld in artikel 54 WCO zijn derhalve vervuld.

Er dient tevens te worden nagegaan of de voorwaarden vermeld in artikel 50 WCO worden vervuld.

Artikel 50 WCO heeft betrekking op de buitengewone schuldeisers in de opschorting.

Artikel 2, d) en h) WCO definiëren de buitengewone schuldeisers in de opschorting als de schuldeisers met een bijzonder voorrecht of een hypotheek en de schuldeisers-eigenaars.

Eiseres meldt in haar plan dat er 1 (stemgerechtigde) buitengewone schuldeiser in de opschorting is, meer bepaald ING.

ING heeft het plan goedgekeurd.

De voorwaarden vermeld in artikel 50 WCO zijn derhalve tevens vervuld.

II.2. Betreffende de pleegvormen

Overeenkomstig artikel 17, § 4 WCO dient de schuldenaar de stukken vermeld in artikel 17, § 2, 5° tot 9° WCO bij het dossier te voegen uiterlijk binnen de 14 dagen vanaf de neerlegging van het verzoekschrift.

De stukken vermeld in artikel 17, § 2, 5° tot 9° WCO werden tijdig bij het dossier gevoegd.

Overeenkomstig artikel 26, § 2 WCO dient de schuldenaar de schuldeisers individueel in kennis te stellen van de gegevens voorzien in artikel 26, § 1 WCO.

Overeenkomstig artikel 45 WCO dient de schuldenaar aan elk van de schuldeisers in de opschorting binnen de 14 dagen na het uitspreken van het vonnis dat de procedure open verklaart, het bedrag mee te delen van de schuldvordering waarvoor de schuldeiser in de boeken is ingeschreven. Deze mededeling kan in hetzelfde schrijven gebeuren als de mededeling cf. artikel 26, § 2 WCO.

De schuldenaar stelt dat hij de schuldeisers individueel en tijdig heeft aangeschreven.

Overeenkomstig artikel 44 WCO dient de schuldenaar het reorganisatieplan minstens 14 dagen voor de rechtszitting (3 januari 2011) ter griffie neer te leggen.

Het plan werd op 31 december 2010 ter griffie neergelegd door de schuldenaar, hetgeen tijdig is.

Het plan dient een beschrijvend en een bepalend gedeelte te bevatten, dat beantwoordt aan de voorschriften van de artikelen 47 e.v. WCO. Ook deze voorwaarde werd vervuld.

De schuldenaar toont aan dat de werknemers op de hoogte werden gebracht van het feit dat er een reorganisatieprocedure lopende is. Er worden geen ontslagen gepland in het kader van het reorganisatieplan.

Uit het voorgaande blijkt dat de pleegvormen - voor zover de rechtbank dit kan nagaan - werden nageleefd.

II.3. Betreffende de bepalingen van openbare orde

De RSZ verzet zich tegen de homologatie en stelt dat het plan strijdig is met de openbare orde, aangezien zij als enige schuldeiser volledig wordt uitgesloten van enige terugbetaling.

De schuldenaar repliceert dat de RSZ momenteel wel correct betaald wordt, en stelt dat ze 13.278,71 EUR terugbetaalde tijdens de opschortingsperiode.

Rigole Interieur (zijnde een met de schuldenaar verbonden onderneming) stelt dat zij de grootste financiële inspanning levert (zie verder).

Artikel 55 WCO bepaalt dat de homologatie slechts kan geweigerd worden op basis van twee redenen:

- de niet-naleving van vormvoorschriften door de WCO opgelegd;

- een schending van de openbare orde.

Het gelijkheidsbeginsel tussen de schuldeisers is van dwingend recht, doch niet van openbare orde (Cass. 20 oktober 2005, NjW 2006, 365).

Een herstelplan kan en mag dus in een gedifferentieerde regeling voorzien van bepaalde categorieën van schulden, inzonderheid op grond van hun omvang en hun aard.

Het herstelplan van Clochet Systems deelt de gewone schuldvorderingen in de opschorting op in vier categorieën, hetgeen - zoals vermeld - mogelijk is.

Er zijn in het totaal 107 schuldeisers.

Alle gewone schuldeisers in de opschorting (behalve BV, BTW Frankrijk, Fonds voor Bestaanszekerheid van de werklieden uit het bouwbedrijf en de gelieerde bedrijven) worden door de schuldenaar ondergebracht in één van deze vier categorieën (zie plan):

a. leveranciers waarvan de vorderingen werden betwist of die totaal niet determinerend zijn voor de werking van de vennootschap; de SA spreekt van een restcategorie waarvoor nog zeer beperkte bedragen beschikbaar zijn; zij ondergaan een vermindering van 95%;

b. de belangrijkste en de grote leveranciers waarvan een grote inspanning noodzakelijk is om het herstelplan te doen slagen; zij ondergaan een vermindering van 60%;

c. een beperkte groep sleutelleveranciers waarvan een inspanning noodzakelijk is en die tevens cruciaal zijn voor de werking van de vennootschap; zij ondergaan een vermindering van 20%;

d. leveranciers waarvan de vordering zeer klein is en in ieder geval niet bepalend is voor het aflossingsplan; zij ontvingen reeds 95% betaling tijdens de opschortingsperiode en ontvangen niets meer na de homologatie.

De bedrijfsvoorheffing (directe belasting) werd finaal in de aflossingstabel opgenomen voor een bedrag van 21.413,31 EUR en ontvangt 19.759,23 EUR terugbetaling.

De BTW Frankrijk en het Fonds voor Bestaanszekerheid van de werklieden uit het Bouwbedrijf worden volledig terugbetaald.

Wat betreft het gelieerd bedrijf Rigole Interieur wordt de rekening-courant ten bedrage van 542.824,64 EUR verminderd met een bedrag van 249.161,88 EUR; het saldo wordt omgezet in een achtergestelde lening.

Met de (stemgerechtigde) buitengewone schuldeiser in de opschorting (ING) werd een aparte regeling getroffen.

Eén gewone schuldeiser in de opschorting, zijnde de RSZ, ontvangt niets uit hoofde van het herstelplan, terwijl er een openstaande schuldvordering is van 146.769,82 EUR (tijdens de opschortingsperiode werd wel 'vrijwillig' een bedrag van 13.278,71 EUR betaald).

Een manifest arbitraire behandeling van bepaalde groepen kan wel worden opgeworpen in het kader van de controle van de openbare orde, omdat het grondwettelijk gelijkheidsbeginsel van openbare orde is en de horizontale werking ervan in privérelaties wordt erkend (S. Brijs, “De wet betreffende de continuïteit van ondernemingen”, TRV 2009, p. 704, nr. 114).

De rechtbank is van oordeel dat één schuldeiser, de RSZ, in casu op manifest arbitraire wijze wordt behandeld, hetgeen in strijd is met het grondwettelijk gelijkheidsbeginsel dat van openbare orde is.

De schuldeiser voorziet in zijn plan trouwens slechts in een terugbetalingsperiode van 36 maand, terwijl de wettelijk toegestane duurtijd van het herstelplan maximum 5 jaar (of 60 maand) bedraagt.

II.4. Besluit

Gelet op het hoger vermelde onder II.3. is de rechtbank van oordeel dat het reorganisatieplan niet kan worden gehomologeerd.

Om deze gronden,

DE RECHTBANK,

Beslissend op tegenspraak,

Gelet op de artikelen 2 e.v. van de wet van 15 juni 1935 op het taalgebruik in gerechtszaken.

Verklaart het verzoek ontvankelijk, doch ongegrond.

Wijst het verzoek tot homologatie van het reorganisatieplan zoals op 31 december 2010 neergelegd door de schuldenaar ter griffie van deze rechtbank af wegens strijdig met de openbare orde.

Sluit de reorganisatieprocedure geopend ten behoeve van de schuldenaar.

Beveelt dat onderhavig vonnis door toedoen van de griffier bij uittreksel zal worden bekendgemaakt zoals voorzien in artikel 55 WCO.

Legt de kosten van deze procedure ten laste van de schuldenaar.

Stelt vast dat huidig vonnis uitvoerbaar bij voorraad is overeenkomstig de bepalingen van artikel 5 WCO.

(…)


Note / Noot

Dit vonnis werd hervormd door een arrest van het hof van beroep Gent van 17 oktober 2011, 2011/AR/416

Zie ook noot van A. Van Hoe en I. Verougstraete, “Van toegelaten differentiatie tot verboden discriminatie”, in dit nummer, p. 921.