Article

Hof van beroep Antwerpen, 30/06/2011, R.D.C.-T.B.H., 2011/9, p. 941-942

Hof van beroep Antwerpen 30 juni 2011

CONTINUITEIT VAN ONDERNEMINGEN
Gerechtelijke reorganisatie - Gerechtelijke reorganisatie door een collectief akkoord - Gedifferentieerde behandeling schuldeisers - Schending grondwettelijk gelijkheidsbeginsel - Ontbreken objectieve gronden die verschillende behandeling van de schuldeisers verantwoorden
Het reorganisatieplan kan voorzien in een gedifferentieerde betaling van de schuldeisers in functie van het herstel en de reorganisatie van de onderneming. De ongemotiveerde bevoordeling van één, verbonden, schuldeiser houdt een discriminatie in van de overige schuldeisers waardoor het gelijkheidsbeginsel wordt geschonden en daarmee ook de openbare orde.
CONTINUITE DES ENTREPRISES
Réorganisation judiciaire - Réorganisation judiciaire par accord collectif - Traitement différencié des créanciers - Violation du principe constitutionnel d'égalité - Absence de raisons objectives justifiant la différence de traitement des créanciers
Le plan de réorganisation peut prévoir un paiement différencié des créanciers en fonction du redressement et de la réorganisation de l'entreprise. L'avantage non motivé d'un seul créancier, lié à l'entreprise, emporte une discrimination des autres créanciers qui viole le principe d'égalité et l'ordre public.

Immo International CVBA / Telenet NV e.a.

Zet.: E. Hulpiau (Kamervoorzitter) E. Lemmens en J. Embrechts (raadsheren)
Pl.: Mrs. I. Beelen en V. Knops, G.-J. Wolters loco W. De Gendt, A. Van Lidth de Jeude

De rechtbank van koophandel te Hasselt heeft in het bestreden vonnis van 4 april 2011 de homologatie van het reorganisatieplan van CVBA Immo International, opgesteld in het kader van een procedure van gerechtelijke reorganisatie, geweigerd.

Met een verzoekschrift neergelegd op 11 april 2011 tekende CVBA Immo International hoger beroep aan.

Zij vraagt dat het reorganisatieplan wel zou worden gehomologeerd.

Ter zitting van 17 juni 2011 werden de verschenen schuldeisers gehoord evenals het Openbaar Ministerie in zijn advies.

1. De eerste rechter heeft terecht vastgesteld dat het plan voorziet in een gedeeltelijke terugbetaling van schulden naar gelang van de aard ervan en de omvang ervan waarbij de schuldeisers ook in categorieën werden ingedeeld.

2. Het gemaakte onderscheid tussen de schulden en schuldeisers is gemotiveerd en verantwoord.

De gedifferentieerde behandeling van de schuldeisers en schulden is gericht op het herstel en de reorganisatie van de onderneming.

3. Voor één schuldeiser, NV BvB FinHypo, werd evenwel een uitzondering gemaakt en werd een betalingsregeling voorzien die afwijkt van de regels die gehanteerd werden in het plan om schulden en schuldeisers te onderscheiden.

4. Onder punt IV.2, i, c) van het reorganisatieplan wordt met betrekking tot die categorie van de gewone schuldeisers in de opschorting als beginsel gehuldigd dat deze schuldeisers worden ingedeeld in subcategorieën op basis van het bedrag van de schuldvordering en hieraan wordt een bepaald percentage van kwijtschelding en een bepaalde termijn voor terugbetaling gekoppeld.

Concreet wordt een terugbetaling voorzien die degressief is naar gelang van de omvang van de schuld: de in omvang belangrijkste schuldeisers verkrijgen procentueel een lagere terugbetaling.

Schuldeisers met een vordering van meer dan 100.000 EUR (in dit geval blijkbaar alleen de fiscus) krijgen aldus slechts terugbetaling van 30% van hun schuldvordering.

5. NV BvB FinHypo is een gewone schuldeiser in de opschorting.

Haar schuldvordering bedraagt 811.455,74 EUR.

Als laatste categorie van gewone schuldeisers werd in het plan de schuldeisers voorzien met een schuldvordering van meer dan 500.000 EUR.

Alleen BvB FinHypo behoort tot die categorie.

Voor deze schuldeiser is een betaling van 100.000 EUR voorzien op 15 april 2011 en een volledige betaling van het saldo van 711.455,74 EUR op 31 maart 2016.

6. In het plan is niet gemotiveerd waarom voor deze schuldeiser een volledige betaling van de schuld is voorzien.

Dergelijke motivatie was nodig aangezien deze regeling afwijkt van het zelf geponeerde beginsel, hoger vermeld.

7. De eerste rechter heeft geoordeeld dat deze regeling neerkomt op een voordelige behandeling van deze schuldeiser en heeft hiervoor slechts een verklaring gevonden in het feit dat deze schuldeiser aandeelhouder is van Immo International en haar bestuurder tevens zaakvoerder is.

De eerste rechter heeft uit die voordelige regeling en de afwezigheid van motivering afgeleid dat Immo International de andere schuldeisers discrimineerde en daardoor het grondwettelijk gelijkheidsbeginsel en daarmee ook de openbare orde schond.

8. Onterecht beweert appellante dat schuldeiser BvB FinHypo niet bevoordeeld wordt door voormelde betalingsregeling omdat de betaling van het volledige saldo maar voorzien is op 31 maart 2016 en dus na betaling van de andere schuldeisers.

Alle schuldeisers dragen immers door de spreiding van de terugbetaling het risico van insolvabiliteit van Immo International waarbij ook niet om de vaststelling heen kan worden gegaan dat BvB FinHypo reeds betaling van 100.000 EUR heeft gekregen.

Daarenboven is de bevoordeling vooral gelegen in het feit dat krachtens artikel 57, 4de lid WCO de volledige uitvoering van het plan de schuldenaar geheel en definitief bevrijdt van de in het plan opgenomen schuldvorderingen.

Dit houdt in dat ook na 31 maart 2016 BvB FinHypo, in tegenstelling tot de andere schuldeisers die slechts een gedeeltelijke terugbetaling krijgen, nog steeds aanspraak zal kunnen maken op betaling van haar volledige schuldvordering.

Met andere woorden voorziet het reorganisatieplan alleen een termijnbepaling ten aanzien van de schuldvordering van BvB FinHypo, behoudens de interesten en andere aankleven waarvoor alle schuldeisers op gelijke voet worden behandeld.

Van BvB FinHypo is dus, binnen die perken, geen kwijtschelding van schuld gevraagd.

9. Geen verantwoording voor deze bevoordeling van BvB FinHypo in het reorganisatieplan is te vinden in het feit dat deze schuldeiser bij de overname van de aandelen van Immo International de toen bestaande schulden heeft betaald, oorzaak van haar schuldvordering.

Zoals blijkt uit de opgegeven toekomstperspectieven van Immo International gaat het om een weloverwogen investering met het oog op het maken van latere winsten.

Zo derhalve de gedane investering de onderneming toentertijd heeft gered biedt deze investering niet aan BvB FinHypo het recht op de bevoordeling in het reorganisatieplan.

10. Er ontbreken objectieve gronden die de hiervoor beschreven verschillende behandeling van de schuldeisers verantwoorden.

De eerste rechter heeft dan ook terecht geoordeeld dat dit een discriminatie inhoudt van de overige schuldeisers waardoor het gelijkheidsbeginsel wordt geschonden en daarmee ook de openbare orde.

Het hoger beroep is ongegrond.

Om die redenen,

HET HOF,

Rechtdoende op tegenspraak;

Gelet op artikel 24 van de wet van 15 juni 1935;

Gehoord de heer substituut-procureur-generaal H. Jansens in zijn mondeling advies.

Verklaart het hoger beroep ongegrond,

Verwijst appellante in de kosten ervan en begroot deze aan de zijde van de Belgische Staat op 1.320 EUR rechtsplegingsvergoeding. (…)


Note / Noot

Zie noot van A. Van Hoe en I. Verougstraete, “Van toegelaten differentiatie tot verboden discriminatie”, in dit nummer, p. 921.