Hof van beroep Antwerpen 16 juni 2011
CONTINUITEIT VAN ONDERNEMINGEN
Gerechtelijke reorganisatie - Gerechtelijke reorganisatie door collectief akkoord - Stemming over het reorganisatieplan - Instemming buitengewone schuldeiser in de opschorting met reorganisatieplan
Het is noodzakelijk dat de buitengewone schuldeiser in de opschorting een positieve en controleerbare daad stelt die toelaat met zekerheid te besluiten dat hij instemt met het plan en de daarin begrepen beperking van zijn rechten die verder gaat dan de loutere opschorting.
CONTINUITEIT VAN ONDERNEMINGEN
Gerechtelijke reorganisatie - Gerechtelijke reorganisatie door collectief akkoord - Hoger beroep tegen homologatievonnis - Devolutieve werking - Omvang hoger beroep
Het hof van beroep heeft enkel rechtsmacht om te oordelen over de homologatie. Het hof van beroep kan niet de rechtsgevolgen bepalen van een beslissing waarbij de homologatie geweigerd wordt. Het hof van beroep kan geen tweede stemming organiseren.
|
CONTINUITE DES ENTREPRISES
Réorganisation judiciaire - Réorganisation judiciaire par accord collectif - Vote au sujet du plan de réorganisation - Accord du créancier extraordinaire sur la suspension du plan de réorganisation
En cas de suspension, il est nécessaire que le créancier extraordinaire pose un acte positif et vérifiable qui permet de conclure avec certitude qu'il donne son accord sur le plan et sur la limitation de ses droits qu'il contient, ce qui va plus loin que la simple suspension.
CONTINUITE DES ENTREPRISES
Réorganisation judiciaire - Réorganisation judiciaire par accord collectif - Appel contre le jugement d'homologation - Effet dévolutif - Etendue de l'appel
La cour d'appel ne peut pas se prononcer sur l'homologation. Elle ne peut pas déterminer les conséquences juridiques d'une décision qui refuse l'homologation. Elle ne peut pas organiser un deuxième vote.
|
NV KBC Bank / NV Continental Computer Company
Zet.: E. Hulpiau en A. Winants (Kamervoorzitters) en J. Embrechts (raadsheer) |
Pl.: Mrs. E. Raepsaet loco J. Roodhooft en S. Boeynaems, F. Mahieu |
NV KBC Bank is vrijwillig tussen gekomen in de procedure tot homologatie van het reorganisatieplan dat NV Continental Computer Company had neergelegd in toepassing van de artikelen 47 e.v. WCO en strekkend tot het bekomen van een collectief akkoord met de schuldeisers.
De rechtbank van koophandel te Antwerpen heeft in het bestreden vonnis van 19 april 2011 het reorganisatieplan gehomologeerd en de reorganisatieprocedure afgesloten.
Met een verzoekschrift neergelegd op 27 april 2011 heeft NV KBC Bank hoger beroep aangetekend tegen dit vonnis.
Zij verzet zich tegen de homologatie van het reorganisatieplan.
NV Continental Computer Company heeft conclusies genomen.
Ter zitting van 26 mei 2011 werden partijen gehoord alsmede het OM in zijn advies.
1. Krachtens artikel 55 van de wet van 31 januari 2009 betreffende de continuïteit van de ondernemingen, hierna WCO, kan de homologatie maar geweigerd worden in geval van niet-naleving van de pleegvormen door die wet opgelegd of wegens schending van de openbare orde.
2. Het staat niet ter betwisting dat NV KBC Bank als houder van een pand op het handelsfonds een buitengewone schuldeiser in de opschorting is in de zin van artikel 2, h) WCO.
3. Artikel 50, 1ste en 2de lid WCO laat toe aan de schuldenaar om in het reorganisatieplan een opschorting te voorzien voor de uitoefening van rechten van de buitengewone schuldeisers in de opschorting.
Het plan mag krachtens het 3de lid van artikel 50 WCO geen andere maatregel bevatten die de rechten van die schuldeisers aantast tenzij de buitengewone schuldeiser in de opschorting zijn individuele instemming heeft betuigd of met hem een minnelijk akkoord gesloten werd overeenkomstig de artikelen 15 of 43 WCO.
4. Volgens het reorganisatieplan zou de schuld aan NV KBC Bank maar voor 75% betaald worden.
5. Artikel 50 WCO voorziet wel in de mogelijkheid van opschorting van de uitoefening van de rechten van de buitengewone schuldeisers in de opschorting maar niet in de vermindering van die rechten.
Derhalve was de individuele instemming of een minnelijk akkoord van NV KBC Bank met het reorganisatieplan vereist.
6. Artikel 50, 3de lid WCO bepaalt niet, buiten het geval van een minnelijk akkoord overeenkomstig de artikelen 15 of 43 WCO, op welke manier de buitengewone schuldeiser in de opschorting zijn instemming moet betuigen wanneer zijn rechten meer aangetast worden dan een loutere opschorting zoals bepaald in het 1ste en 2de lid van artikel 50 WCO.
Zo de vorm waarmee de instemming moet geuit worden open is gelaten, is alleszins noodzakelijk dat de buitengewone schuldeiser in de opschorting een positieve en controleerbare daad stelt die toelaat met zekerheid te besluiten dat hij instemt met het plan en de daarin begrepen beperking van zijn rechten die verder gaat dan de loutere opschorting.
7. De eerste rechter heeft in het bestreden vonnis niets vermeld over het door NV KBC Bank ingenomen standpunt.
Het motief dat NV KBC Bank in haar verzoek tot vrijwillige tussenkomst niet had vermeld zich tegen de homologatie te verzetten, lijkt er op te wijzen dat de eerste rechter ervan uit is gegaan dat de NV KBC Bank geen bezwaren had tegen de homologatie.
Die vaststelling volstaat evenwel niet om de toestemming van de buitengewone schuldeiser in de opschorting uit af te leiden.
Dit geldt des te meer nu NV KBC Bank tegen de goedkeuring van het plan heeft gestemd op de vergadering van de schuldeisers.
8. De individuele toestemming of het minnelijk akkoord bedoeld in het laatste lid van artikel 50 WCO moeten aanzien worden als noodzakelijk na te leven pleegvormen voorzien in artikel 55, 2de lid WCO.
Het is derhalve onterecht dat NV Continental Computer Company meent dat geen sanctie is voorzien in geval van miskenning van artikel 50 WCO.
Het verzet van NV KBC Bank tegen de homologatie is gegrond.
9. Continental Computer Company doet ondergeschikt beroep op artikel 1068, 1ste lid Ger.W.
Zij vraagt dat het hof zou bevelen dat een gewijzigd plan wordt neergelegd dat rekening houdt met de rechten van de buitengewone schuldeisers in de opschorting en dat een nieuwe stemming zou worden georganiseerd.
10. Ingevolge artikel 7 WCO blijven de regels van het Ger.W. gelden indien de WCO daarvan niet uitdrukkelijk afwijkt.
Het hoger beroep maakt krachtens artikel 1068, 1ste lid Ger.W. het geschil zelf aanhangig bij de rechter in hoger beroep maar deze devolutie is beperkt door de omvang van het hoger beroep en door de omvang van de rechtsmacht van de rechter in hoger beroep.
Krachtens artikel 55, 2de lid WCO heeft dit hof geen andere rechtsmacht dan te oordelen over de homologatie.
Het hof heeft bijgevolg zijn rechtsmacht volledig uitgeput door te oordelen dat de homologatie geweigerd wordt.
Noch artikel 1068 Ger.W. noch de bepalingen van de WCO laten aan de rechter in hoger beroep toe om in het kader van een hoger beroep tegen het vonnis dat oordeelt over de homologatie te bepalen wat de rechtsgevolgen zijn van een beslissing waarbij de homologatie geweigerd wordt.
In het kader van huidige procedure kan het hof bijgevolg niet ingaan op het verzoek van geïntimeerde om haar toe te laten een nieuw reorganisatieplan op te stellen en ter goedkeuring voor te leggen aan de schuldeisers.
11. Om voormelde motieven wordt de homologatie van het reorganisatieplan geweigerd.
Het hof moet dan ook niet meer nagaan of de volmachten die schuldeisers aan de advocaat van de schuldenaar hebben gegeven om namens hen het plan goed te keuren wel beantwoorden aan de vereiste pleegvormen.
Om deze redenen
HET HOF
Rechtdoend op tegenspraak;
Gelet op artikel 24 van de wet van 15 juni 1935;
Gehoord de heer L. De Mot, advocaat-generaal in zijn mondeling advies;
Verklaart het hoger beroep gegrond,
Wijzigt het bestreden vonnis,
Weigert de homologatie van het reorganisatieplan,
Verwijst geïntimeerde in de kosten van het hoger beroep, vastgesteld aan de zijde van appellante op 186 EUR rolrecht hoger beroep + 1.320 EUR rechtsplegingsvergoeding hoger beroep = 1.506 EUR.
(…)
Zie artikel van A. Van Hoe en M.-A. Vreven, “Knelpunten bij de gerechtelijke reorganisatie door een collectief akkoord”, in dit nummer, p. 853.