Hof van beroep Antwerpen 10 februari 2011
CONTINUITEIT VAN ONDERNEMINGEN
Gerechtelijke reorganisatie - Gerechtelijke reorganisatie door collectief akkoord - Homologatie van het akkoord - Vormvereisten - Openbare orde - Gelijkheid van schuldeisers
De schuldenaar is verplicht in zijn herstelplan uitdrukkelijk te bepalen welke voorstellen hij doet met betrekking tot al de schuldvorderingen in de opschorting. Dit geldt zelfs voor de vorderingen van de buitengewone schuldeisers in de opschorting.
Het feit dat een schuldvordering voortspruit uit een achtergestelde lening die door de schuldeiser werd verstrekt, rechtvaardigt op zich niet dat geen enkele terugbetaling wordt voorzien.
|
CONTINUITE DES ENTREPRISES
Réorganisation judiciaire - Réorganisation judiciaire par accord collectif - Homologation de l'accord - Conditions de forme - Ordre public - Egalité des créanciers
Le créancier est tenu de préciser explicitement, dans son plan de redressement, quelles sont ses propositions concernant tous les créanciers dans la continuité. Ceci vaut même pour les créanciers extraordinaires.
Le fait qu'une créance provient d'un prêt subordonné qu'à accordé le créancier, ne justifie pas en soi qu'aucun remboursement soit prévu.
|
Studio D'Arte BVBA / Fidea e.a.
Zet.: E. Hulpiau en A. Winants (Kamervoorzitters) en E. Lemmens (raadsheer) |
Pl.: Mrs. T. Raskin en B. Blanckaert loco L. Janssens, Ch. Clement loco J. Peeters, T. Coeckelbergh loco M. Helsmoortel, J. Kern loco K. Krol, P. Van Der Straeten, M. Liefsoens loco J. Vanmuysen en loco K. Vanoppen, A.Gerkens |
De rechtbank van koophandel te Hasselt heeft in het bestreden vonnis van 22 november 2010 de homologatie geweigerd van het herstelplan dat BVBA Studio D'Arte had ingediend in het kader van een procedure van gerechtelijke reorganisatie met het oog op het bekomen van een collectief akkoord.
Met twee verzoekschriften neergelegd op 30 november 2010, 2010/AR/3451 en 2010/EV/90, heeft Studio D'Arte hoger beroep aangetekend.
Zij meent dat de homologatie onterecht geweigerd werd.
NV Limburgse Reconversiemaatschappij (LRM) en NV Sales & Marketing Communication concluderen tot de ongegrondheid van het hoger beroep.
Een aantal andere schuldeisers zijn verschenen en hebben hun standpunt mondeling uiteengezet op de zitting van 27 januari 2011.
Op deze zitting is ook het OM gehoord in zijn mondeling advies.
1. De beide zaken worden samengevoegd.
2. Krachtens artikel 48 van de wet van 31 januari 2009 betreffende de continuïteit van de ondernemingen (hierna WCO genoemd) beschrijft het reorganisatieplan de rechten van alle personen die titularis zijn van een schuldvordering in de opschorting, en dit ongeacht de hoedanigheid ervan, de zakelijke of persoonlijke zekerheid die ze zeker stelt, het bijzonder of algemeen voorrecht dat met de schuldvordering gepaard gaat of het feit dat de titularis de hoedanigheid van de schuldeiser-eigenaar of enige andere hoedanigheid heeft.
3. In de artikelen 49 en 50 WCO wordt vermeld welke betalingsmogelijkheden kunnen worden voorzien in het plan met betrekking tot de schuldvorderingen in de opschorting.
4. Uit die bepalingen volgt dat de schuldenaar verplicht is in zijn herstelplan uitdrukkelijk te bepalen welke voorstellen hij doet met betrekking tot al de schuldvorderingen in de opschorting.
Onterecht gaat Studio D'Arte er dan ook van uit dat zij niets moest voorzien met betrekking tot de buitengewone schuldeisers in de opschorting BNP Paribas Fortis en ING omdat voor die schuldeisers geen bijzondere maatregel werd voorzien in het plan.
Zelfs haar intentie om deze schuldeisers conform de bestaande schuldvordering te betalen moest Studio D'Arte in het plan vermelden, al was het maar ter informatie van de overige schuldeisers.
5. Aan de genoemde wettelijke pleegvorm is zodoende niet voldaan.
6. In het plan is een categorie van schuldeisers voorzien die hun rechten putten uit een achtergestelde lening.
Deze schuldeisers krijgen volgens het plan geen enkele betaling.
Het gaat om LRM, schuldeiser voor een bedrag van 233.870,96 EUR en de aandeelhouders voor een bedrag van 51.682,21 EUR.
7. Geen objectief criterium bestaat om deze schuldeisers uit te sluiten van elke betaling.
Het loutere feit dat deze schuldeisers een achtergestelde lening hebben verstrekt is niet van aard hen elke betaling te ontzeggen.
Terecht heeft de eerste rechter geoordeeld dat dergelijk plan strijdig is met de openbare orde.
8. Het hoger beroep is ongegrond.
Om die redenen,
HET HOF,
Rechtdoende op tegenspraak;
Gelet op artikel 24 van de wet van 15 juni 1935;
Gehoord de heer advocaat-generaal L. De Mot in zijn mondeling advies.
Voegt de zaken gekend onder het rolnummer 2010/AR/3451 en 2010/EV/90 samen.
Verklaart de hogere beroepen ongegrond.
Verwijst appellante in de door haar gemaakte kosten en slaat de rechtsplegingsvergoedingen om.
(…)
Zie noot van A. Van Hoe en I. Verougstraete, “Van toegelaten differentiatie tot verboden discriminatie”, in dit nummer, p. 921.