Hof van beroep Antwerpen 29 april 2010
CONTINUITEIT VAN ONDERNEMINGEN
Gerechtelijke reorganisatie - Gerechtelijke reorganisatie door collectief akkoord - Stemming over het reorganisatieplan - Stemming per brief
Artikel 54 WCO laat geen ruimte om te besluiten dat bij het berekenen van de meerderheden rekening zou moeten gehouden worden met schuldeisers die op een andere wijze dan door de deelname aan de stemming, in eigen persoon of bij volmacht, hun standpunt over het reorganisatieplan kenbaar zouden hebben gemaakt, bijvoorbeeld per brief.
|
CONTINUITE DES ENTREPRISES
Réorganisation judiciaire - Réorganisation judiciaire par accord collectif - Vote sur le plan de réorganisation - Vote par lettre
L'article 54 LCE ne peut pas être interprété en ce sens que le calcul des majorités devrait tenir compte des créanciers qui ont fait connaître leur avis sur le plan de réorganisation autrement que par la participation au vote, en personne ou par procuration, par exemple par une lettre.
|
BVBA Jim & Co / NV Comfort Energie e.a.
Zet.: E. Hulpiau (Kamervoorzitter), A. Winants en J. Embrechts (raadsheren) |
Pl.: Mrs. P. Bussers loco I. Valgaeren en Kortleven loco W. Mertens, W. Descamps, Kortleven loco P. Bekaert |
1. | Antecedenten |
BVBA Jim & Co heeft op 5 augustus 2009 een verzoekschrift neergelegd tot opening van een procedure van gerechtelijke reorganisatie door collectief akkoord.
Bij vonnis van de rechtbank van koophandel te Hasselt d.d. 19 augustus 2009 werd haar opschorting toegekend voor een periode lopende tot 19 december 2009 en werd bepaald dat de schuldeisers op 30 november 2009 zouden overgaan tot de stemming van het ter griffie neergelegde reorganisatieplan.
In het bestreden vonnis van 7 december 2009 werd het op 16 november 2009 neergelegde reorganisatieplan niet gehomologeerd op grond van het motief dat het plan niet door de vereiste meerderheid der schuldeisers werd goedgekeurd. De reorganisatieprocedure werd gesloten.
Bij verzoekschrift neergelegd op 15 december 2009 heeft BVBA Jim & Co hoger beroep ingesteld.
Zij vraagt het neergelegde reorganisatieplan in toepassing van artikel 44 WCO te homologeren.
Alle schuldeisers in de opschorting werden opgeroepen.
Alleen de RSZ verschijnt en concludeert tot de ongegrondheid van het hoger beroep.
2. | Beoordeling |
Het op 16 november 2009 neergelegde reorganisatieplan werd ter stemming voorgelegd aan de schuldeisers.
Uit het proces-verbaal van stemming d.d. 7 december 2009 (niet van 30 november 2009) blijkt dat drie schuldeisers (de fiscus, RSZ en NV Trendy Foods Belgium) aanwezig waren en deelnamen aan de stemming.
Zij vertegenwoordigen een bedrag van 42.275,39 EUR aan schuldvorderingen.
Twee schuldeisers die samen 20.338,76 EUR vertegenwoordigen, stemden voor het reorganisatieplan, de RSZ die een schuldvordering had van 24.604,37 EUR stemde tegen.
Krachtens artikel 54 van WCO wordt het reorganisatieplan geacht goedgekeurd te zijn door de schuldeisers wanneer de meerderheid van hen die met hun onbetwiste of overeenkomstig artikel 46, § 3 voorlopig aanvaarde schuldvorderingen de helft van alle in hoofdsom verschuldigde bedragen, voor stemmen. Voornoemd artikel bepaalt in fine dat met de schuldeiseres die niet aan de stemming deelnamen en hun schuldvorderingen geen rekening wordt gehouden bij het berekenen van de meerderheden.
Appellante meent dat voor het berekenen van de meerderheden ook rekening diende gehouden te worden met de schuldeisers die weliswaar niet deelnamen aan de stemming maar hun instemming met het reorganisatieplan schriftelijk hadden medegedeeld. In dat geval zou de vereiste meerderheid wel zijn bereikt.
Deze stelling strookt niet met het in de artikelen 53 en 54 WCO bepaalde. Uit deze bepalingen volgt immers dat het op de zitting is dat tot stemming wordt overgegaan en dat enkel rekening wordt gehouden met de schuldeisers die daadwerkelijk aan de stemming hebben deelgenomen. Zo een schuldeiser bij volmacht kan stemmen - en dus niet fysisch aanwezig moet zijn - laat de tekst van artikel 54 WCO geen ruimte om te besluiten dat bij het berekenen van de meerderheden rekening zou moeten gehouden worden met schuldeisers die op een andere wijze dan door de deelname aan de stemming, in eigen persoon of bij volmacht, hun standpunt over het reorganisatieplan kenbaar zouden hebben gemaakt, bijvoorbeeld door een schriftelijke mededeling.
Er is geen discrepantie tussen artikel 53 WCO dat bepaalt dat de schuldeisers hun opmerkingen op het reorganisatieplan mondeling of schriftelijk kunnen formuleren en artikel 54 WCO dat deelname aan de stemming vereist; een stemming kan immers enkel resulteren in 'voor' of 'tegen'-stemmen - een onthouding zal gelden als tegenstem - niet uit een commentaar of opmerkingen op het reorganisatieplan.
Het bij vergelijking door appellante aangehaalde artikel 32 van de inmiddels opgeheven wet op het gerechtelijk akkoord had overigens dezelfde strekking en voorzag ook effectieve deelname aan de stemming.
Waar artikel 55 WCO bepaalt dat de homologatie enkel kan geweigerd worden in geval van niet-naleving van de pleegvormen of wegens schending van de openbare orde veronderstelt zulks vanzelfsprekend dat de grondvoorwaarde voor de homologatie - het bereiken van de vereiste meerheid na stemming - vervuld is.
Te dezen is het ontbreken van deze voorwaarde de grondslag voor de niet-homologatie van het reorganisatieplan.
Enkel volledigheidshalve wijst het hof er nog op dat de ingeroepen schriftelijke instemmingen niet worden bijgebracht, zij het dat uit het bestreden vonnis blijkt dat de raadsman van BVBA Jim & Co ten tijde van de stemming wel in het bezit was van schriftelijke instemmingen van een reeks schuldeisers.
Het hoger beroep is ongegrond.
Om deze redenen
HET HOF
Rechtdoend op tegenspraak;
Gelet op artikel 24 van de wet van 15 juni 1935;
Gehoord de heer substituut-procureur-generaal B. Van Der Veken in zijn mondeling advies;
Verklaart het hoger beroep ongegrond.
Verwijst appellante in de kosten van het hoger beroep en begroot deze aan de zijde van de RSZ op 300 EUR rechtsplegingsvergoeding.
(…)
Zie artikel van A. Van Hoe en M.-A. Vreven, “Knelpunten bij de gerechtelijke reorganisatie door een collectief akkoord”, in dit nummer, p. 853.