Article

Actualité : Hof van Cassatie, 21/01/2011, R.D.C.-T.B.H., 2011/7, p. 722-723

Hof van Cassatie 21 januari 2011

ARBITRAGE
Uitspraak - Vernietiging - Tenuitvoerlegging - Recht van verdediging
Uitlegging van overeenkomsten - Goede trouw

Dever NV en Transbox NV / Amofra NV e.a.

Zaak: nr. C.09.0625.N

Wanneer de scheidsrechters de zaak behandelen buiten de aanwezigheid van een partij, die niet regelmatig is opgeroepen, dan mag die partij miskenning van haar recht van verdediging voor het eerst aanvoeren voor de rechter die over de vordering tot uitvoerbaarverklaring moet oordelen

Aan dit arrest van het Hof van Cassatie gaat een proceduregeschiedenis van meer dan 12 jaar vooraf. De arbitrale uitspraak in kwestie (gewezen door de Kamer van Koophandel en Nijverheid te Antwerpen op 8 april 1999) resulteerde enerzijds in een aantal procedures voor het hof van beroep te Antwerpen over de werking van een arbitrale uitspraak ten aanzien van derden (Antwerpen 18 mei 2006, 2005/AR/370, Dynac Trading / Transbox, onuitgeg. en Antwerpen 26 maart 2007, 2005/AR/2860, Dynac Trading / Dever e.a., P&B 2008, 115, noot M. Piers, “Het verhaal van een 'derde' tegen een arbitrale uitspraak”; voor een bespreking zie ook K. Cox, “Zen and the art of determining the effects of an arbitration award vis-à-vis third parties” in Cepina-40 (ed.), Arbitrage en derden, Bruylant, 2008, p. 207 e.v.). Anderzijds werd diezelfde uitspraak tussen de partijen aangevochten in een vernietigingsprocedure. Deze procedure passeerde inmiddels al voor de tweede maal bij het Hof van Cassatie.

In een eerste fase had het hof van beroep van Antwerpen (arrest van 23 februari 2004) de vordering tot nietigverklaring tegen de arbitrale uitspraak afgewezen. Het hof stelde weliswaar vast dat de arbiters een getuige hadden gehoord op een zitting in voortzetting, en dit in afwezigheid van één van de partijen. Het verhoor zou echter geen schending van het recht van verdediging van de afwezige partij uitmaken omdat deze partij niet aantoonde dat de arbiters in hun uitspraak rekening hadden gehouden met dit verhoor. Verder maakte het hof er ook geen punt van dat de afwezige partij niet formeel was opgeroepen voor de zitting in kwestie “nu op de zitting […] geen nieuwe elementen in het debat werden gebracht, geen rekening werd gehouden met het verhoor van de heer […] en (de eisers) hun rechten in de reeds ingediende stukken en tijdens de vorige zittingen hadden laten gelden”.

Het Hof van Cassatie vernietigde deze beslissing in een arrest van 25 mei 2007 (C.04.0281.N, P&B 2008, 92-101, noot M. Piers, “De vernietiging van de arbitrale uitspraak op grond van een schending van de rechten van verdediging”):

“Krachtens artikel 1704, 2, g) van het Gerechtelijk Wetboek, kan een arbitrale uitspraak worden vernietigd indien aan de partijen niet de gelegenheid is gegeven om voor hun rechten op te komen en hun middelen voor te dragen of indien er enige andere dwingend voorgeschreven regel van het scheidsgerechtelijk geding is miskend, voor zover deze miskenning van invloed is geweest op de arbitrale uitspraak. De miskenning van het recht van verdediging heeft de nietigheid tot gevolg, ongeacht of die miskenning een invloed heeft gehad op de arbitrale uitspraak.”

De zaak werd verwezen naar het hof van beroep te Gent. Dit hof vernietigde de arbitrale uitspraak. Daarbij verwierp het hof de stelling dat de partij wiens recht van verdediging werd geschonden, dit had moeten opwerpen tijdens de arbitrageprocedure. Deze voorwaarde geldt immers enkel voor welbepaalde (andere) vernietigingsgronden (art. 1704, 2°, c), d) en f) juncto art. 1704.4 van het Gerechtelijk Wetboek). Volgens het hof maakte de beweerdelijk 'laattijdige' inroeping van deze vernietigingsgrond evenmin een schending uit van het beginsel van de goede trouw (art. 1134, 3de lid van het Burgerlijk Wetboek).

De eiser argumenteerde voor het Hof van Cassatie dat “elke houding van een partij welke erin bestaat een onregelmatigheid in de arbitrageprocedure te verzwijgen om dan in geval de arbitrale uitspraak voor haar ongunstig is, de annulatie van de uitspraak te vorderen op grond van die onregelmatigheid, [in strijd is] met de uitvoering te goeder trouw van de arbitrageovereenkomst”.

In zijn uitspraak van 21 januari 2011 wees het hof dit argument terecht af. Het recht van verdediging raakt immers de openbare orde. Partijen kunnen per definitie niet verzaken aan hun rechten wanneer die van openbare orde zijn. Bovendien kunnen schendingen van zulke rechten “in elke stand van het geding” worden ingeroepen. Wat arbitrageprocedures betreft, moet dit worden doorgetrokken tot en met de procedures tot vernietiging of tenuitvoerlegging voor de staatsrechtbank. De efficiëntie van de procedure - die overigens ook tot de fundamenten van ons rechtsstelsel behoort - met inbegrip van het vermijden van dilatoire manoeuvres, kan (spijtig genoeg?) geen voorrang krijgen op fundamentele mensenrechten.

En zo komt ook deze lange saga (misschien) tot een einde.