Article

Rechtbank van koophandel Brussel, 14/06/2010, R.D.C.-T.B.H., 2011/5

Rechtbank van koophandel Brussel 14 juni 2010

Ratiopharm GmbH en NV Ratiopharm Belgium / H. Lundbeck A/S

Alfred E. Tiefenbacher Gmbh & C°.KG / H. Lundbeck A/S

Zet.: Hooijer (rechter, voorzitter van de Kamer), Marichal en Raedschelders (rechters in handelszaken)
Pl.: Mrs. Dauwe, Van Lint, Roox en Vandermeulen, Belva, Flecyn

Na beraadslaging spreekt de rechtbank het volgend vonnis uit;

Gezien in 7271/08:

- het geregistreerd dagvaardingsexploot van 11 augustus 2008;

- de besluiten van partijen.

Gezien in 8245/08:

- de geregistreerde dagvaardingsexploten van 11 augustus 2008 en 3 september 2008;

- de besluiten van partijen/

Gehoord de partijen op de openbare terechtzitting van 21 mei 2010.

I. Voorwerp van de vorderingen

Overwegende dat de vordering zoals ingeleid bij dagvaarding van 11 augustus 2008 strekt tot:

- vast te stellen dat het Belgisch deel van het Europees octrooi EP 0 347 066 van Lundbeck nietig is wegens gebrek aan nieuwheid, minstens bij gebrek aan uitvinderswerkzaamheid;

- in toepassing van artikel 15, 1, c van de Verordening (EEG) nr. l768/92 het Aanvullend Beschermingscertificaat nr. 2002C/039 van Lundbeck nietig te verklaren;

- in ondergeschikte orde het ABC nr. 2002C/039 van Lundbeck in toepassing van de artikels 3, c, 3, d en 15, 1, a van de Verordening (EEG) nr. 1768/92 nietig te verklaren;

- Lundbeck te veroordelen tot de kosten.

Overwegende dat de vordering zoals ingeleid bij dagvaardingen van 11 augustus 2008 en 3 september 2008 strekt tot:

- alle conclusies van het Belgisch luik van EP 0 347 066 van Lundbeck nietig te verklaren overeenkomstig artikel 49 e.v. BOW en artikel 22 (4) Brussel I-Vo;

- het ABC 2002C/039 van Lundbeck nietig te verklaren overeenkomstig artikel 15 Verordening 1768/92;

- te bevelen overeenkomstig artikel 74 BOW een kopie van het tussen te komen vonnis dat het Belgisch luik van EP 0 347 066 en ABC 2002C/039 nietig verklaart wordt medegedeeld aan de Dienst voor de Industriële Eigendom bij het Ministerie van Economische Zaken;

- te bevelen overeenkomstig artikel 51, § 1, 2° BOW, bovenop de werking inter partes van het vonnis, het tussen te komen vonnis wordt ingeschreven in het Register der uitvindingsoctrooien vanaf het ogenblik dat deze beslissing in kracht van gewijsde is getreden;

- alleszins Lundbeck te veroordelen tot de kosten van het geding en te veroordelen tot betaling van 1 euro provisioneel aan Tiefenbacher ter vergoeding van de advocatenkosten en de discussie over de hoogte van de te vergoeden advocatenkosten aan te houden tot na de tussenkomst van het vonnis over de grond van de zaak.

II. De feiten en de bespreking

Overwegende dat verweerster een innovatieve farmaceutische onderneming is die zich voornamelijk bezighoudt met onderzoek naar nieuwe geneesmiddelen voor stoornissen van het Centraal Zenuwstelsel met inbegrip van depressie, schizofrenie, Alzheimer, Parkingson en insomnia;

Dat eiseressen van hun kant behoren tot de Ratiopharm Group die als activiteit de ontwikkeling, de productie en de exploitatie van generische geneesmiddelen;

Dat huidige procedure betrekking heeft op de geldigheid van het Europees octrooi EP 0 347 066 (EP'066) en het daarop gebaseerd ABC 2002C/039;

Dat EP'066 verstreken is op 1 juni 2009 maar het ABC is geldig tot 1 juni 2014;

Dat eiseressen de mening zijn toegedaan dat zowel EP'066 als ABC 2002C/039 kaderen in een laakbare octrooistrategie om generieke concurrentie zo lang mogelijk uit te schakelen;

Dat eiseressen van oordeel zijn dat EP'066 en het daarop gebaseerd ABC nietig zijn, reden waarom zij huidige nietigheidsprocedure hebben ingesteld;

Overwegende inderdaad dat eiseressen stellen dat het Belgisch deel van het Europees octrooi EP 0 347 066 nietig is wegens het niet voldaan zijn van de voorwaarde van nieuwheid, minstens gebrek aan uitvinderswerkzaamheid;

Dat zij zich m.b.t. de voorwaarde van nieuwheid steunen op de artikels 5 en 49, § 1, 1 van de Belgische wet op de uitvindingsoctrooien van 28 maart 1984 evenals op de artikels 52, 1 en 54 van het Europees Octrooiverdrag en m.b.t. de voorwaarde van uitvindingswerkzaamheid op de artikels 6 en 49, § 1, 1 van de Belgische wet op de uitvindingsoctrooien van 28 maart 1984 en de artikes 52, 1 en 56 van het Europees Octrooiverdrag;

Dat zij zich vervolgens steunen op artikel 15, 1, c van de Verordening (EEG) nr. 1768/92 van de Raad van 18 juni 1992 betreffende de invoering van een ABC voor geneesmiddelen, teneinde de nietigheid te bekomen van het op basis van het octrooi verleend ABC;

Dat zich dienaangaande de volgende opmerkingen opdringen;

Overwegende dat verweerster m.b.t. huidige procedure doet opmerken dat huidige nietigheidsvordering niet op zichzelf staat;

Dat het inderdaad tevens een onderwerp is geweest van een procedure in de volgende instanties:

- in de Verenigde Staten: het Amerikaans octrooi werd door twee rechtsinstanties geldig gevonden;

- in het Verenigd Koninkrijk: het Brits octrooi en bijhorende ABC werden door drie rechterlijke instanties nieuw en inventief gevonden;

- in Duitsland: op 10 september 2009 heeft het Bundesgerichtshof het Duits gedeelte van het ABC en het onderliggend basisoctrooi geldig verklaard en werden de argumenten van de generiekers van de hand gewezen;

- Oostenrijk: de handelsrechtbank te Wenen heeft op 23 oktober 2008 in een kortgeding procedure beslist dat Ratiopharm de nietigheid van het Octrooi niet had bewezen; dat dezelfde partijen verwikkeld zijn in een bodemprocedure voor de Weense rechtbank waar nog geen beslissing gekend is; dat de Oostenrijkse rechtbank ondertussen een deskundige heeft aangesteld.

Dat nog procedures dienaangaande aanhangig zijn in Nederland, Frankrijk en Canada;

Dat het octrooi in Australië geldig werd bevonden zowel in eerste aanleg als in beroep;

Dat eisende partij in Denemarken zich heeft teruggetrokken;

Dat er dus geen octrooi- noch ABC discussie meer is in Denemarken;

Dat in Zuid-Afrika het octrooi niet afdwingbaar verklaard werd gelet op een typografische fout;

Overwegende dat de rechtbank moet vaststellen dat partijen hun vordering allen op een zeer gedetailleerde en onderlegde wijze hebben voorgelegd;

Dat de rechtbank echter niet beschikt over de nodige kennis terzake teneinde op een nuttige wijze een vonnis uit te kunnen spreken over het ja dan neen gebrek aan nieuwheid en gebrek aan uitvinderswerkzaamheid;

Dat het de rechtbank zodoende passend voorkomt voor een nuttige rechtspleging, onder voorbehoud van alle rechten van partijen, en zoals terecht gevraagd in het inleidend dagvaardingsexploot van 3 september 2008 de zaak vast te verwijzen naar een nabijgelegen zitting teneinde partijen toe te laten te pleiten en/of een akkoord te vinden inzake de aanstelling van een onafhankelijke deskundige en inzake de vragen die aan deze deskundige moeten worden gesteld;

Om deze redenen,

DE RECHTBANK,

Gelet op de wet van 15 juni 1935 op het taalgebruik in gerechtszaken,

Wijzend op tegenspraak,

Voegt de zaken gekend onder de A.R. nummers 7271/08 en 8245,

Stelt de zaak vast op de openbare terechtzitting van 27 juni 2011 (volledige zitting) om de hiervoor gemelde redenen,

Houdt de kosten aan.