Rechtbank van eerste aanleg Brussel 11 mei 2010
Roquette Frères SA / R.P.D.T., NV Syral Belgium, Tate & Lyle Ingrédients France SAS en Syral SAS
Zet.: E. De Breucker (rechter) |
Pl.: Mrs. C. De Meyer, P. Cappuyns en De Clerck loco P. Maeyaert, K. Toox, J.-D. Lindemans, P. Van Den Broecke |
In deze zaak in beraad genomen op 30 april 2010 spreekt de voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg te Brussel volgende beschikking uit.
Hierbij werd rekening gehouden met de in regelmatige vorm voorgelegde stukken van rechtspleging, onder meer:
- de dagvaarding betekend op 15 januari 2010 door exploten van Mtr Bart Geets loco Mtr Roger Vandenhende, gerechtsdeurwaarder verblijvende te 2018 Antwerpen, en van Mtr Antoie De Troyer, gerechtsdeurwaarder verblijvende te 9300 Aalst, en van Mtr Jean-Paul de Mûelenaere. gerechtsdeurwaarder verblijvende te 1800 Vilvoorde;
- de beschikking art. 747, § 1 Ger.W. d.d. 5 februari 2010;
- de besluiten, neergelegd ter griffie op 6 april 2010 namens eisende partij;
- de besluiten neergelegd ter griffie op 5 februari 2010 namens eerste verwerende partij;
- de 2 conclusies neergelegd ter griffie op respectievelijk 16 maart 2010 en 23 april 2010 namens tweede verweerster;
- de conclusie neergelegd ter griffie op 15 maart 2010 en de samenvattende conclusie neergelegd ter griffie op 23 april 2010 namens derde verweerster;
- de 2 conclusies neergelegd ter griffie op respectievelijk 16 maart 2010 en 23 april 2010 namens vierde verweerster;
- de overige stukken van het rechtsplegingdossier;
De bepalingen van de wet van 15 juni 1935 op het taalgebruik in gerechtszaken, zoals gewijzigd, werden in acht genomen.
De zaak werd gepleit tijdens de openbare zitting van 30 april 2010.
Er werden twee dossiers met de stavingstukken van eiseres en tweede verweerster neergelegd.
De debatten werden gesloten en de zaak werd in beraad genomen.
I. | De feiten en de procedurevoorgaanden |
Roquette Frères SA, huidige eiseres, is een in Frankrijk gevestigde producent van maltitol, een suikeralcolhol dat wordt verkregen door het bewerken van maltose en dat wordt gebruikt als grondstof voor het ontwikkelen van zoetstoffen.
Betreffende dit procedé werd haar een Frans octrooi met de benaming “Maltitolkristallen met specifieke vorm, kristallijne samenstelling die deze bevatten en werkwijzen voor de benaming ervan” toegekend op 3 december 1999 alsmede omtrent een gewijzigde versie van haar aanvraag een Europees octrooi EP 0905138.
Syral SAS, vennootschap naar Frans recht en huidige vierde verweerster, en Syral Belgium NV, huidige tweede verweerster, maken deel uit van de Syral Groep en zijn producenten van onder meer suikerhoudende alcoholen.
Tate & Lyle Ingrédients SA is eveneens een vennootschap naar Frans recht en huidige derde verweerster en maakt deel uit van de Tate & Lyle Groep de werkzaam is een gelijkaardige sector als de Syral Groep.
De Syral Groep verwierf op 1 oktober 2007 een aantal eenheden van de Tate & Lyle Groep.
Gezien eiseres vaststelde dat de Tate & Lyle Groep in Frankrijk maltitolkristallen commercialiseerde onder de benaming 'Mérimalt 300' werd bij beschikking van 5 oktober 2007 van de voorzitter van de rechtbank te Rijsel aan eiseres toelating verleend om beslag inzake namaak te verrichten bij Tate & Lyle France SAS, thans Syral Nesle SAS en bij Tate & Lyle Ingrédients France waartoe het nodige werd gedaan op 11 oktober 2007.
Hieruit zou gebleken zijn dat Syral Nesle SAS maltitokristallen vervaardigde op basis van maltosesiroop die werd geproduceerd en geleverd door een Belgische vennootschap, Syral Belgium NV, huidige tweede verweerster, voorheen Tate & Lyle Europe NV.
Bij dagvaarding van 25 oktober 2007 leidde eiseres een procedure ten gronde in voor de Franse bodemrechter (Tribunal de Grande Instance te Rijsel) tegen Syral Nesle SAS, Syral Belgium NV en Tate & Lyle Europe NV.
Bij verzoekschrift van 12 september 2008 legde eiseres een verzoekschrift tot beschrijvend beslag inzake namaak neer op grond van artikel 7369bis/1 ev. Ger.W. gericht aan de voorzitter rechtbank van koophandel te Gent.
Bij beschikking van de voorzitter van de rechtbank van koophandel te Gent van 15 september 2008 werd dit verzoek afgewezen als ongegrond.
Na tussenarrest van het hof van beroep te Gent van 22 november 2008, waarin om bijkomende toelichting werd verzocht, werd bij arrest van dit hof van 9 december 2008 dit verzoek gegrond verklaard en werd de heer R.P.D.T. aansteld als deskundige.
Gerechtsdeurwaarder Pierre De Mey ging over tot het vaststellen van de bewerkingen van beschrijving door de deskundige op 28 januari 2009.
Syral Belgium NV, huidige derde verweerster, tekende derdenverzet aan tegen voormeld arrest van 9 december 2008 op datum van 27 februari 2009 en bij arrest van het hof van beroep Gent van 16 juni 2009 werd in eerste instantie de tenuitvoerlegging van de in het op derdenverzet bestreden arrest bevolen maatregel, waarbij voor recht werd gezegd dat de deskundige zijn verslag binnen de twee maanden na betekening van het arrest zal neerleggen, opgeschort.
Bij arrest van het hof van beroep te Gent van 22 december 2009 werd gezegd dat het verzoekschrift tot hoger beroep dat werd neergelegd op 30 september 2008 nietig is bij toepassing van artikel 40, eerste lid, van de wet van 15 juni 1935 op het taalgebruik in gerechtszaken.
Huidige eiseres werd onder meer en voor zoveel als nodig bevolen om de goederen en documenten die in beslag werd genomen door de deskundige en die in haar bezit zijn terug te bezorgen aan Syral Belgium NV binnen de 48 uren na betekening van het arrest.
Syral Belgium NV verzocht op basis van dit arrest aan de deskundige om alle stukken en documenten terug te geven, waartegen Roquette Frères SA zich verzette.
Gezien partijen geen akkoord bereikten omtrent het lot van de in het bezit van de deskundige zijnde stukken en documenten liet Roquette Frères SA deskundige R.P.D.T., Syral Belgium NV, Tate & Lyle Ingrédients France SAS en Syral SAS dagvaarden in kort geding bij gerechtsdeurwaarderexploot betekend op 15 januari 2010, ter inleiding van het huidige geding.
Uiteindelijk liet Roquette Frères op 25 maart 2010 een verzoekschrift in cassatie liet betekenen tegen het arrest van 22 december 2009.
I. | Het voorwerp van de vorderingen en het verweer |
1. De vordering van eiseres, Roquette Frères SA, zoals geherformuleerd bij besluiten strekt er voornamelijk toe:
- eerste verweerder, de deskundige te bevelen om de in beslag genomen goederen en opgevraagde stukken alsook de eventuele analyses die reeds werden uitgevoerd, onder gesloten omslag in bewaring te houden en ter beschikking te houden tot een bodemrechter of andere rechter (in Frankrijk. België of elders) de overlegging daarvan in het kader van een voor hem hangende procedure zou bevelen, zolang de procedure in derdenverzet niet definitief beslecht is en/of zolang enige inbreukprocedure tussen één of meerdere van de partijen aanhangig is in de Europese Unie, afhankelijk van welke procedure het langste duurt;
- de tegenvordering van tweede verweerster ten aanzien van eerste verweerster voor zover ontvankelijk minstens ongegrond te verklaren;
- de inhoud van de tussen te komen beschikking tegenstelbaar te verklaren aan tweede tot en met vierde verweersters in gedwongen tussenkomst en gemeenverklaring;
- tweede verweerster te horen veroordelen tot de kosten van het geding, met inbegrip van de maximale rechtsplegingvergoeding, begroot op 10.000 EUR;
2. Eerste verweerder, de heer R.P.D.T. gedraagt zich naar de wijsheid van de rechtbank. preciseert dat de stalen 'maltose siroop' die hij nam door het laboratorium werden gebruikt met het oog op analyse en niet meer in zijn bezit zijn en vraagt de in het ongelijk gestelde partij(en) te veroordelen tot de kosten van het geding, met inbegrip van de rechtsplegingvergoeding begroot op 2.200 EUR.
3. Tweede verweerster, Syral Belgium NV, besluit tot de ontoelaatbaarheid, minstens de ongegrondheid van de vordering en stelt een tegenvordering in die ertoe strekt de deskundige te verplichten de documenten die door hem in beslag werden genomen, of die hij op een andere manier in zijn bezit heeft gekregen binnen het kader van het beslag inzake namaak op basis van de beslissing van het hof van beroep van Gent van 9 december 2008, over te dragen aan Syral Belgium, zonder bewaring van enige kopie en zonder dat hij dergelijke documenten en stalen kan delen met gelijk welke derde, onder verbeurte van een dwangsom van 10.000 EUR per dag dat dergelijke documenten en stalen niet worden overgedragen aan Syral Belgium of ter beschikking zouden gesteld worden van een derde partij, nadat de heer R.P.D.T. na de tussen te komen beschikking schriftelijk is verzocht om dergelijke documenten over te maken aan Syral Belgium.
Verder vraagt zij eiseres te veroordelen tot het betalen van alle kosten van de procedure, inbegrepen de rechtsplegingvergoeding begroot op 1.200 EUR.
4. Derde verweerster, Tate & Lyle Ingrédients France SAS, besluit tot de ontoelaatbaarheid, onontvankelijkheid, minstens de ongegrondheid van de vordering en vraagt eiseres te veroordelen tot betaling van de kosten van het geding, inbegrepen de rechtsplegingvergoeding, begroot op 10.000 EUR.
5. Vierde verweerster, Syral SAS, besluit tot de ontoelaatbaarheid, onontvankelijkheid, minstens de ongegrondheid van de vordering en vraagt eiseres te veroordelen tot betaling van de kosten van het geding, inbegrepen de rechtsplegingvergoeding, begroot op 10.000 EUR.
II. | De beoordeling |
A. | De ontvankelijkheid |
1. wijziging van de initiële vordering - gebrek aan belang |
Derde verweerster. Tate & Lyle Ingrédients France SAS en Syral SAS, vierde verweerster, voeren hetzelfde verweer en stellen dat eiseres geen persoonlijk noch rechtstreeks belang heeft bij het instellen van haar vordering in toepassing van artikel 17 Ger.W.
Nu eiseres afzag van haar vordering in afgifte en thans enkel nog de bewaring vraagt van de stukken en documenten, kan zij volgens tweede en vierde verweerster haar initieel gebrek aan belang niet rechtzetten.
Vooreerst dient te worden vastgesteld dat eiseres ook bij dagvaarding, weliswaar ondergeschikt, vroeg om de deskundige te bevelen alle in beslag genomen en opgevraagde stukken in bewaring te houden.
Nu haar verzoek hiertoe kadert in de toekomstige bewijsvoering van eiseres van de vermeende octrooi-inbreuken in de bodemprocedure en in deze procedure zowel derde als vierde verweerster partij zijn, heeft eiseres wel degelijk een rechtstreeks en persoonlijk belang om de door haar gevraagde maatregel ook tegenstelbaar te maken aan hen.
2. bevoegdheid - spoedeisend karakter van de vordering |
Bij het onderzoek naar de vraag of de kort gedingrechter bevoegd is, dient hij na te gaan of de hoogdringendheid uit de gedinginleidende akte blijkt, expliciet, of zelfs impliciet.
In de dagvaarding wordt vermeld dat de zaak spoedeisend is. De kort gedingrechter is bijgevolg bevoegd om de grond van de zaak te onderzoeken.
- Cass. 11 mei 1990, RW 1990-91, 987;
B. | De gegrondheid |
1. spoedeisend karakter van de vordering |
Syral Belgium NV, tweede verweerster betwist, zij het in ondergeschikte orde het spoedeisend karakter van de vordering.
Bij vermeende inbreuken op intellectuele rechten kan nog steeds beroep gedaan worden op de gewone procedure van het kort geding in toepassing van artikel 584 Ger.W.
In dat geval dient inderdaad het spoedeisend karakter van de vordering te worden bewezen.
Er is urgentie in de zin van artikel 584, eerste lid Ger.W. telkens wanneer de vrees voor een schade van een bepaalde omvang of voor ernstige ongemakken het nemen van een onmiddellijke beslissing noodzakelijk maakt.
- Cass. 21 mei 1987, Pas. 1987, I, 1160;
- Cass. 11 mei 1990, RW 1990-91, 987;
Eiser voert aan dat wanneer de deskundige alle documenten die hij bekwam in het kader van de procedure beschrijvend beslag inzake namaak, overmaakt aan tweede verweerster, het bewijsmateriaal betreffende de door haar beweerde inbreuken verloren gaat.
Op basis van het dossier kan inderdaad worden vastgesteld dat tweede verweerster, Syral Belgium NV de deskundige verzocht tot onmiddellijke afgifte over te gaan van alle documenten en stukken die hij naar aanleiding van zijn aanstelling in kader van de beslagprocedure inzake namaak bekwam, zodat de vordering zoals ze werd geherformuleerd en die ertoe strekt de bewaring van de stukken bij of door de deskundige te bekomen, inderdaad tot doel heeft te voorkomen dat deze stukken niet uit handen worden gegeven ten einde te voorkomen dat ze zouden verdwijnen, zodat het spoedeisend karakter van de gevorderde maatregel kan aangenomen worden.
Het feit dat er een mogelijkheid zou bestaan om het hof van beroep te vragen haar arrest van 22 december 2009 uit te leggen, daar waar aan eiseres bevolen wordt de goederen en documenten die door de deskundige in beslag werden genomen en die in haar bezit zijn terug te bezorgen en of dit al dan niet zou inhouden dat de deskundige tot afgifte dient over te gaan, doet hieraan geen afbreuk, gezien geen van de partijen hiertoe uiteindelijk het initiatief heeft genomen.
3. gemeenverklaring |
Derde en vierde verweerster stellen dat het verzoek tot gemeenverklaring dient te voldoen aan de bepalingen in verband met de gedwongen tussenkomst in toepassing van artikel 811 e.v. Ger.W. en ingevolge dit verzoek hun rechten van verdediging worden geschaad.
Het verzoek tot gemeenverklaring van eiseres heeft betrekking op de gevraagde maatregelen in kort geding zelf en niet op de beslissingen in het kader van de beslagprocedure inzake namaak en het daar bevolen deskundig onderzoek.
Het argument als zou het betrekken van tweede en vierde verweerster artikel 811 Ger.W. e.v. miskennen, gaat bijgevolg niet op.
Het gaat dus niet om een gemeenverklaring van een beslissing waarbij tweede en vierde verweerster geen partij waren zoals zij onterecht voorhouden, zodat hun rechten van verdediging geenszins geschonden zijn, nu zij in het kader van de huidige procedure al hun argumenten kunnen laten gelden omtrent de thans gevorderde maatregel in kort geding.
De procedure beslag inzake namaak in het kader waarvan een beschrijvend beslag werd bevolen en waartoe eerste verweerder als deskundige werd aangesteld is bovendien initieel een eenzijdige procedure, zodat er ook wat dat betreft geen vermeende schending van de rechten van verdediging kan worden ingeroepen in het kader van de huidige procedure.
Nu het anderzijds niet gaat om een verzoek tot gemeenverklaring van een andere beslissing dan de huidige te vellen beschikking, volstaat het handhaven van derde en vierde verweerster als partij in deze procedure opdat de tussen te komen beslissing haar tegenstelbaar zou zijn.
4. voorlopige maatregel - schijnbare rechten |
Wanneer men beroep doet op de gewone kort gedingprocedure inzake vermeende inbreuken op intellectuele rechten kan dit slechts leiden tot een voorlopige beslissing, beperkt tot dringende maatregelen, nu de uitspraak geen nadeel mag toebrengen aan de zaak zelf.
Dit betekent dat de rechten van partijen mogen worden onderzocht, inzoverre de maatregelen die worden bevolen de partijen niet op een definitieve en onherroepelijke wijze schaden.
- Cass. 9 september 1982, Arr.Cass. 1982-83;
In het kader van het beschrijvend beslag inzake namaak vatte de deskundige zijn werkzaamheden aan, derwijze dat hij zich alle relevante stalen en stukken in uitvoering van zijn opdracht liet afgeven en bijkomende documenten opvroeg.
Hij legde echter nog geen verslag neer.
Wel liet hij weten dat de stalen 'maltose siroop' door het laboratorium werden gebruikt met het oog op het uitvoeren van een analyse en deze stalen dus niet meer in zijn bezit zijn.
Zoals gezegd vreest eiseres dat wanneer de deskundige de documenten en stukken in zijn bezit overmaakt aan tweede verweerster, laatstgenoemde deze stukken zal vernietigen zodat het eventuele bekomen bewijsmateriaal zou verdwijnen.
Tweede verweerster vreest van haar kant dat met de gevorderde maatregel, eiseres inzage zal bekomen en/of in het bezit zal worden gesteld van documenten en stukken, die zij in normale omstandigheden nooit zou bekomen, nu in het kader van een beslag inzake namaak enkel het verslag van de deskundige kan aangewend worden als bewijs en niet de stukken zelf op basis waarvan misschien, maar waarschijnlijk nooit een verslag zal worden opgesteld.
Tweede verweerster houdt bovendien voor dat de rechter in kortgeding een dergelijke maatregel niet kan bevelen zonder afbreuk te doen aan het gezag van gewijsde van het arrest van het hof van beroep te Gent van 22 december 2009, die het verzoekschrift tot beroep op basis waarvan een arrest houdende het bevelen van de maatregel van beschrijvend beslag inzake namaak werd gewezen, nietig verklaarde.
Deze nietigverklaring heeft volgens haar de vernietiging van de beslissing van het hof van 9 december 2008 tot gevolg tot gevolg, nietigverklaring die ex tunc werkt, waardoor de aanstelling van de deskundige wordt geacht nooit te hebben plaatsgehad en deze dus ook geen titel heeft om de stukken die hij onder zich houdt, verder te bewaren.
Het feit dat de nietigverklaring van het verzoekschrift tot hoger beroep, de vernietiging van het bestreden arrest tot gevolg heeft, doet geen afbreuk aan het feit dat de deskundige een aantal documenten en stukken in zijn bezit heeft, waaromtrent in kort geding maatregelen kunnen worden gevraagd in de mate dat deze voorlopig van aard zijn en geen nadeel toebrengen aan de zaak.
Het is uiteraard niet aan de kort geding rechter zich uit te spreken omtrent het al dan niet verder zetten van de werkzaamheden door de deskundige in kader van de procedure beschrijvend beslag inzake namaak, noch omtrent de vraag of deze stukken al dan niet nog kunnen aangewend worden als bewijs, doch het louter treffen van bewarende maatregelen aangaande de stukken die hij onder zich houdt doet in geen geval afbreuk aan het gezag van gewijsde van het arrest van het hof van beroep te Brussel 22 december 2009.
In dit arrest van 22 december 2009 wordt immers niets bepaald omtrent het lot van de stukken die de deskundige onder zich houdt en die niet in het bezit zijn van eiseres.
Zolang er in het kader van de procedure beschrijvend beslag inzake namaak geen beslissing voorhanden is. waartegen geen rechtsmiddelen meer openstaan, is niet met zekerheid geweten of het aangevatte deskundig onderzoek al dan niet zal worden voortgezet door de destijds aangestelde deskundige of door een andere deskundige. zonder vooruit te lopen op de vraag of in dat geval beroep zal mogen gedaan worden op de door de eerste verweerder reeds verzamelde stukken in het kader van zijn opdracht.
Gezien de mogelijkheid bestaat dat het destijds bevolen deskundig onderzoek dient te worden verdergezet door dezelfde deskundige of dient te worden hernomen door een andere deskundige doch rekening houdend met de door eerste verweerder reeds verzamelde stukken, heeft eiseres er alleszins belang bij dat deze stukken in het bezit blijven van de deskundige en zouden haar rechten prima facie worden miskend en haar een moeilijk te herstellen nadeel zou worden berokkend, wanneer deze stukken zouden verdwijnen.
Het is echter anderzijds ook mogelijk dat in het kader van de procedure beschrijvend beslag inzake namaak de in cassatie bestreden beslissing niet wordt vernietigd, zodat het arrest van 22 december 2009 kracht van gewijsde bekomt en het deskundig onderzoek niet kan worden verder gezet.
In dat geval zal op basis van de stukken die de deskundige onder zich houdt, geen verslag worden opgesteld dat kan aangewend worden als bewijs van beweerde namaak.
Tweede verweerster heeft er in dat geval belang bij dat deze stukken noch intussen, noch nadien worden vrijgegeven.
Er dient immers rekening te worden gehouden met artikel 1369/6 Ger.W. dat voorschrijft dat gedurende het hele verloop van de handelingen van beschrijving en bij het opstellen van zijn verslag, de deskundige over de wettige belangen van de beweerde inbreukmaker en houder van de beschreven voorwerpen dient te waken, in het bijzonder wat de betreft de bescherming van vertrouwelijke informatie.
Artikel 1369/7, § 2 Ger.W. stelt bovendien dat het verslag en de vergaarde stukken slechts vrijgegeven of gebruikt mogen worden door de verzoekende partij of zijn rechthebbenden, binnen het kader van een procedure.
Prima facie houdt dit in dat vooraleer een dergelijk verslag wordt opgesteld deze stukken niet mogen worden vrijgegeven of gebruikt.
Deze strikte regeling, die garanties voor de confidentialiteit van gegevens inhoudt, wil voorkomen dat misbruik zou worden gemaakt van de procedure, bijvoorbeeld als middel tot bedrijfsspionage.
- M.C. Janssens, “Drie wetten inzake handhaving van intellectuele rechten openen nieuwe horizonten in de strijd tegen namaak en piraterij”, RW 2007-08, p. 938;
In die zin dient ook de vrees van tweede verweerster te worden begrepen en stelt zij terecht dat het alleszins niet de bedoeling kan zijn dat vooraleer een verslag voorhanden is deze stukken zouden ter beschikking kunnen worden gesteld, nu dit in het kader van de beslagprocedure inzake namaak ook niet mogelijk zou zijn. In het arrest van 9 december 2008 waarbij eerste verweerder werd aangesteld als deskundige werd in toepassing van voormelde bepalingen uitdrukkelijk voorgeschreven dat de deskundige dient te waken over de vrijwaring van de wettige belangen van de beweerde inbreukmaker voor wat de bescherming van de vertrouwelijke informatie betreft en werd voorgeschreven dat de deskundige niets in zijn verslag zou opnemen of openbaren wat geen rechtstreeks verband houdt met het voorwerp van het beslag.
Het is dus perfect mogelijk dat de deskundige vertrouwelijke informatie onder zich houdt die geen rechtstreeks verband houdt met het voorwerp van het beslag en deze informatie mag hij bijgevolg niet vrijgeven.
Wat betreft de stukken die wel rechtstreeks verband houden met het voorwerp van het beslag geeft de deskundige in normale omstandigheden deze stukken niet uit handen geeft vooraleer hij zijn verslag neerlegt.
Gezien hij ten allen tijde de confidentialiteit moet respecteren van deze gegevens zonder dat dit zijn opdracht in de weg staat, kan enkel in beperkte mate ingegaan worden op het verzoek van eiseres, derwijze dat de deskundige wordt bevolen de stukken bij zich te houden. mits eerbiediging van de confidentialiteit, in afwachting van een definitieve beslissing waartegen geen rechtsmiddelen meer openstaan in het kader van de procedure beschrijvend beslag inzake namaak.
Eiseres toont geen schijn van recht aan om voordien kennis te nemen van deze documenten en stukken, zodat niet wordt ingegaan op haar verzoek om de deskundige te bevelen deze stukken ter beschikking te houden van een bodemrechter in het kader van een inbreukprocedure vooraleer de procedure in derdenverzet betreffende het beschrijvend beslag inzake namaak is voltooid.
Het voordien vrijgeven van de kwestieuze stukken kan immers tot gevolg hebben dat vertrouwelijke informatie in handen kan komen van een rechtstreeks concurrerend bedrijf, hetwelk een moeilijk te herstellen nadeel kan berokkenen en de rechten van tweede verweerster definitief zou kunnen schaden.
5. de gerechtskosten |
Daar partijen deels in het gelijk en deels in het ongelijk worden gesteld, worden de kosten van huidig geding, dagvaardingskosten en rechtsplegingvergoedingen in toepassing van artikel 1017. derde lid Ger.W. in die zin omgeslagen dat elke partij zijn eigen kosten blijft dragen.
Om deze redenen:
Els De Breucker, rechter aangesteld om de voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg zetelende te Brussel te vervangen;
Bijgestaan door Eddy Melis, griffier;
Gezien de wet van 15 juni 1935 op het gebruik der talen in gerechtszaken;
Rechtsprekende over het voorlopige, na tegenspraak;
Alle andere of strijdige besluiten verwerpend;
Verklaart de hoofdvordering van eiseres ontvankelijk en deels gegrond ten aanzien van alle verwerende partijen als volgt:
Beveelt eerste verweerder, de heer R.P.D.T. alle documenten, stukken en analyses in zijn bezit ingevolge zijn opdracht in het kader van het beschrijvend beslag inzake namaak bevolen bij arrest van het hof van beroep te Gent van 9 december 2008, bij zich te houden en te bewaren, met eerbiediging van de confidentialiteit van de hem toevertrouwde gegevens. in afwachting van een definitieve beslissing, waartegen geen rechtsmiddelen meer openstaan in het kader van de procedure beschrijvend beslag inzake namaak, waarbij hij werd aangesteld als deskundige.
Verklaart de tegenvordering van tweede verweerster ontvankelijk doch ongegrond.
Wijst partijen af van het meergevorderde.
Zegt dat elke partij zijn eigen kosten blijft dragen;