Grondwettelijk Hof 16 december 2010
BESLOTEN VENNOOTSCHAP MET BEPERKTE AANSPRAKELIJKHEID - EENPERSOONSVENNOOTSCHAP
Vereniging van aandelen in een hand - Gevolgen
|
Zaak: nr. 146/2010 |
Het Grondwettelijk Hof diende zich uit te spreken over de vraag of het verschil in behandeling tussen vennoten van een BVBA, naargelang het een gewone of een eenhoofdige BVBA betreft, het gelijkheidsbeginsel schendt door aan de enige vennoot als sanctie voor het niet volstorten van het (verhoogde) minimumkapitaal van 12.400 EUR op te leggen dat hij wordt geacht persoonlijk borg te staan voor alle verbintenissen van de vennootschap (art. 213 W.Venn.). Het Hof oordeelt dat dit niet het geval is. Het feit dat in geval van faillissement de zaakvoerders van een eenhoofdige BVBA slechts persoonlijk aansprakelijk kunnen worden verklaard indien de relatief hoge drempelwaarden van artikel 265, § 1, 2de lid, W.Venn worden bereikt is volgens het Grondwettelijk Hof niet relevant aangezien het verschillende situaties betreft.