Hof van beroep te Brussel (8ste k.)11 mei 2010
INSOLVENTIE
Faillissement - Algemeen - Ereloon curator - Wetten, decreten, ordonnanties en besluiten - Werking in de tijd
|
Zaak: nr. 2010/QR/23 |
Artikel 9 van het koninklijk besluit van 10 augustus 1998 bepaalt dat voor faillissementen geopend vóór de inwerkingtreding van de faillissementswet van 8 augustus 1997, het ereloon en de kosten verschuldigd aan de curator bepaald worden overeenkomstig de regels toepasselijk ten tijde van de opening van het faillissement door de rechtbank van koophandel die het faillissement heeft uitgesproken.
Voor de faillissementen uitgesproken ná de inwerkingtreding van de faillissementswet (op 1 januari 1998) is deze bepaling niet voorzien.
Het koninklijk besluit van 10 augustus 1998 heeft een systeem ingevoerd waarbij de rechtbank van koophandel, na de behandeling van het faillissement, op het einde daarvan, het ereloon van de curator begroot, en dit kan moduleren aan de hand van een correctiecoëfficiënt die varieert van 0,8 tot 1,2 op basis van factoren zoals de omvang en de complexiteit van de zaak, het tewerkgestelde personeel, het aantal schuldvorderingen, de realisatiewaarde van het actief, de spoed waarmee het faillissement werd afgewikkeld en de bevoorrechte schuldeisers worden betaald, alsook de waarde die voor bepaalde, zelfs minder belangrijke, activa wordt verkregen.
Aangezien de appreciatie van het ereloon dat aan de curator toekomt gebeurt bij de afsluiting van het faillissement, en dus op het ogenblik waarop hij kennis heeft van alle dienstige elementen, is het logisch dat de rechter deze appreciatie maakt op basis van de barema's die op dat ogenblik van toepassing zijn, op grond van de schijven zoals die inmiddels aangepast werden ingevolge de stijgingen of dalingen van het indexcijfer, zoals bepaald door artikel 8 van het koninklijk besluit van 10 augustus 1998.
Het hof hervormt het eerste vonnis en beslist dat het begroten van het ereloon van de curator op het ogenblik van het afsluiten van het faillissement volgens de op dat ogenblik gangbare (geïndexeerde) barema's, een wijze van begroting van het ereloon is die strookt met de billijkheid en dus moet worden toegepast.