FINANCIEEL RECHT
WitwasreglementeringOp 24 maart 2010 verscheen in het Belgisch Staatsblad het koninklijk besluit van 16 maart 2010 tot goedkeuring van het reglement van de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen betreffende de voorkoming van het witwassen van geld en de financiering van terrorisme (hierna ook: 'het reglement'). Dit reglement kadert in de diverse regelgeving waarmee de regelgever beoogt om te vermijden dat gelden afkomstig uit zekere misdadige activiteiten, inzonderheid middels het financiële bestel, in de reguliere economie zouden worden opgenomen.
Zoals gekend, is de bestrijdiging hiervan reeds decennialang een prioritaire beleidsdoelstelling van zowel diverse supranationale regelgevers, als van de nationale wetgever.
De basiswet binnen de Belgische rechtsorde vormt de wet van 11 januari 1993 tot voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld en de financiering van terrorisme [1] (hierna ook: 'de wet'), zoals deze recent is gewijzigd bij de wet van 18 januari 2010 tot wijziging van de wet van 11 januari 1993 tot voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld en de financiering van terrorisme, en het Wetboek van Vennootschappen [2], waarmee inzonderheid werd beoogd om de derde Europese witwasrichtlijn en de bijbehorende uitvoeringsrichtlijn in Belgisch recht om te zetten [3].
Krachtens die aldus gewijzigde wet, is de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen (CBFA) bevoegd om bij reglement vast te stellen hoe de instellingen die onder haar toezicht sorteren, invulling dienen te geven aan de betrokken wettelijke verplichtingen.
Omwille van de voormelde wetswijziging van 18 januari 2010 zag de CBFA zich genoodzaakt om op 23 februari 2010 een reglement goed te keuren ter vervanging van haar eerdere (soortgelijk) reglement van 27 juli 2004 betreffende de voorkoming van het witwassen van geld en de financiering van terrorisme (hierna: 'het reglement'). Dit reglement van de CBFA werd op zijn beurt goedgekeurd door het koninklijk besluit van 16 maart 2010 tot goedkeuring van het reglement van de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen betreffende de voorkoming van het witwassen van geld en de financiering van terrorisme [4], [5].
De bepalingen van het nieuwe reglement gelden voor de ondernemingen en personen bedoeld in het artikel 2, § 1, 4° tot 15°, van de wet van 11 januari 1993. Het betreft een veelheid aan onderscheiden financiële instellingen (voor het detail, zie de opsomming in de wet zelf).
Het reglement beoogt vooral een aantal van de verplichtingen van de wet van 11 januari 1993 (zoals gewijzigd door de wet van 18 januari 2010) te expliciteren en/of te verduidelijken, zo onder meer:
- bepalingen inzake het klantenonderzoek (art. 3);
- een nadere definiëring van (de niet zeer juridische term) “aanknopen van een zakenrelatie als bedoeld in het artikel 7, § 1, 1ste lid, 1°, van de wet” (art. 4);
- bepalingen inzake anonieme rekeningen en inzake genummerde rekeningen (art. 5);
- bepalingen inzake de vormelijke wijze waarop een (cliënten)identificatie dient te gebeuren (art. 7 t.e.m. 10 en art. 13);
- bepalingen aangaande de registratie van de zakenrelatie en de verrichtingen die plaats vinden (art. 14 e.v.);
- bepalingen inzake de toepassing van de interne procedures die een financiële instelling o.g.v. de wet dient vast te stellen (art. 18);
- bepalingen inzake de tussenkomst van zekere nauw bij de activiteit van de financiële instellingen betrokken derden, zoals agenten of lasthebbers (art. 21), zaakaanbrengers (art. 22 e.v.), bij de identificatie van de cliënten en de uiteindelijke begunstigden;
- nadere regels inzake de gegevensbewaring (art. 25);
- nadere regels over het cliëntacceptatiebeleid (art. 26 e.v.);
- diverse bepalingen over zakenrelaties en occasionele verrichtingen met op afstand geïdentificeerde cliënten (art. 29);
- diverse regels inzake het klantenonderzoek bij zakenrelaties en occasionele verrichtingen, zo onder meer een verplichting tot actualisatie van bepaalde gegevens (art. 30), de organisatie van het eerste- en tweedelijnstoezicht (art. 31 en 32), een regel van verhoogde waakzaamheid nadat een melding aan de Cel voor financiële-informatieverwerking is gebeurd (art. 33) en nadere voorschriften inzake de verslagplicht voortvloeiend uit het artikel 14, § 2, van de wet (art. 34);
- een aantal nadere voorschriften inzake de aanwijzing en rol van de verantwoordelijke voor de voorkoming van het witwassen van geld en de financiering van terrorisme als bedoeld in het artikel 18 van de wet (art. 35);
- diverse regels inzake de opleiding en sensibilisering van het personeel van de financiële instelling (hoofdstuk 13).
[1] | BS 9 februari 1993. |
[2] | BS 26 januari 2010. Voor een duiding van de inhoud van deze wetswijziging, zie R. Feltkamp, Actualia van mei 2010, TBH 2010, p. 429. |
[3] | Richtlijn 2005/60/EG van het Europees Parlement en de Raad van 26 oktober 2005 tot voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld en de financiering van terrorisme. |
[4] | BS 24 maart 2010. |
[5] | Inmiddels heeft de CBFA ook nog een verdere toelichting bij de geldende wettelijke en reglementaire bepalingen en haar aanbevelingen over de tenuitvoerlegging van die bepalingen, rekening gebundeld in een synthetiserende circulaire van 6 april 2010, genaamd “Waakzaamheidsplicht ten aanzien van het cliënteel, voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor witwassen van geld en terrorismefinanciering, en voorkoming van de financiering van de proliferatie van massavernietigingswapens. De circulaire kan worden teruggevonden op de website van de CBFA (zie www.cbfa.be/nl/ki/circ/pdf/cbfa_2010_09.pdf ; laatste raapleging op 27 mei 2010). Deze circulaire vervangt de eerdere circulaire van 22 november 2004 die werd opgeheven. |