Article

Hof van Cassatie, 18/03/2010, R.D.C.-T.B.H., 2010/7, p. 662-663

Hof van Cassatie 18 maart 2010

INSOLVENTIE
Faillissement - Rechten van schuldeisers - Rechtstreekse vordering - Tijdstip waarop de vordering moet worden ingesteld - Kennisname door de bouwheer voorafgaand aan het faillissement
Opdat een rechtstreekse vordering van de onderaannemer tijdig zou zijn ingesteld, moet de bouwheer kennis kunnen nemen van deze rechtstreekse vordering voor de faillietverklaring van de hoofdaannemer.
INSOLVABILITE
Faillite - Droits des créanciers - Action directe - Moment auquel l'action doit être intentée - Prise de connaissance par le maître d'ouvrage avant la faillite
Pour qu'une action directe du sous-entrepreneur soit intentée dans le délai, le maître d'ouvrage doit pouvoir prendre connaissance de cette action directe avant le jugement déclaratif de faillite de l'entrepreneur principal.

Ch. Geukens en P. Van Rompaey, curators faillissement BVBA Vloer- en Tegelwerken V.T.M. / NV Mourik en NV ABSA

Zet.: I. Verougstraete (voorzitter), E. Dirix, A. Fettweis, B. Deconinck en G. Jocqué (raadsheren)
OM: G. Dubrulle (advocaat-generaal)
Pl.: Mr. H. Geinger
I. Rechtspleging voor het Hof

Het cassatieberoep is gericht tegen een arrest, op 13 oktober 2008 gewezen door het hof van beroep te Antwerpen.

Raadsheer Eric Dirix heeft verslag uitgebracht.

Advocaat-generaal Guy Dubrulle heeft geconcludeerd.

II. Cassatiemiddel

De eisers voeren in hun verzoekschrift een middel aan.

Het verzoekschrift is aan dit arrest gehecht.

III. Beslissing van het Hof
Beoordeling
Eerste onderdeel

1. Artikel 1798, 1ste lid, van het Burgerlijk Wetboek, bepaalt dat metselaars, timmerlieden, arbeiders, vaklui en onderaannemers gebezigd bij het oprichten van een gebouw of voor andere werken die bij aanneming zijn uitgevoerd, een rechtstreekse vordering hebben tegen de bouwheer ten belope van hetgeen deze aan de aannemer verschuldigd is op het ogenblik dat hun rechtsvordering wordt ingesteld.

2. De rechtstreekse vordering kan niet meer worden ingesteld na het faillissement van de aannemer, aangezien deze vordering enkel kan worden ingesteld wanneer de schuldvordering van de aannemer op de bouwheer nog beschikbaar is in het vermogen van de aannemer.

3. De uitoefening van de rechtstreekse vordering heeft, zoals bij een beslag onder derden, tot gevolg dat de vordering van de aannemer op de bouwheer onbeschikbaar wordt.

Deze onbeschikbaarheid ontstaat slechts wanneer de bouwheer van de uitoefening van de rechtstreekse vordering kennis heeft gekregen of redelijkerwijs ervan kennis heeft kunnen nemen.

4. Krachtens artikel 16, 1ste lid, van de faillissementswet, verliest de gefailleerde van rechtswege het beheer over al zijn goederen vanaf de dag van het vonnis van faillietverklaring. Deze onbeschikbaarheid treedt in vanaf het uur nul van de dag van het vonnis van faillietverklaring.

5. Het arrest stelt vast dat:

- de eerste verweerster (bouwheer) met de BVBA Vloer- en Tegelwerken V.T.M. een aannemingsovereenkomst heeft gesloten waarbij de tweede verweerster is opgetreden als onderaannemer;

- de tweede verweerster bij aangetekende brief van 3 april 2006 een rechtstreekse vordering instelde tegen de eerste verweerster (bouwheer) voor facturen die nog door de BVBA Vloer- en Tegelwerken V.T.M. verschuldigd waren;

- deze brief door de bouwheer werd ontvangen op 4 april 2006;

- de BVBA Vloer- en Tegelwerken V.T.M. op 4 april 2006 failliet werd verklaard.

6. Door te oordelen dat de rechtstreekse vordering van de tweede verweerster tijdig, dit is vóór het faillissement van de BVBA Vloer- en Tegelwerken V.T.M., werd ingesteld, omdat voor de bepaling van het tijdstip van de uitoefening van de vordering enkel dient te worden acht geslaan op het tijdstip waarop deze vordering wordt ingesteld, zonder dat moet worden rekening gehouden met het tijdstip waarop de bouwheer hiervan kennisneemt, verantwoordt het arrest zijn beslissing niet naar recht.

Het middel is gegrond.

Dictum

Het Hof,

Vernietigt het bestreden arrest.

Beveelt dat van dit arrest melding zal worden gemaakt op de kant van het vernietigde arrest.

Houdt de kosten aan en laat de beslissing daaromtrent over aan de feitenrechter.

Verwijst de zaak naar het hof van beroep te Gent.

(…)