Hof van Cassatie 14 januari 2010
INSOLVENTIE
Faillissement - Verschoonbaarheid - Bevrijding van de echtgenoot - Gevolgen voor de fiscale schulden
Het gedeelte van de aanslag dat betrekking heeft op het belastbaar inkomen van de belastingplichtige echtgenoot van de gefailleerde is geen eigen schuld van de gefailleerde, ook al kan deze schuld krachtens artikel 394, § 1, WIB 1992, worden verhaald op zowel het gemeenschappelijk vermogen als op de eigen goederen van de beide echtgenoten.
Hieruit volgt dat de verschoonbaarverklaring van de gefailleerde niet tot gevolg heeft dat voor deze schuld geen verhaal meer mogelijk is op de eigen goederen van de belastingplichtige echtgenoot. Het arrest dat het aandeel in de personenbelasting van de echtgenoot van de gefailleerde kwalificeert als een eigen schuld van de gefailleerde en hieruit afleidt dat de gevolgen van verschoonbaarverklaring zich eveneens uitstrekken tot deze schuld, zodat de echtgenoot is bevrijd, verantwoordt zijn beslissing niet naar recht.
|
INSOLVABILITE
Faillite - Excusabilité - Libération du conjoint - Conséquences pour les dettes fiscales
La quotité de l'impôt afférent aux revenus imposables du conjoint contribuable du failli ne constitue pas une dette propre du failli, même si en vertu de l'article 394, § 1er, CIR 1992, cette dette peut être recouvrée tant sur le patrimoine commun que sur les biens propres des deux conjoints, de sorte que la déclaration d'excusabilité du failli n'a pas pour conséquence que cette dette ne peut plus faire l'objet d'aucun recours sur les biens propres du conjoint contribuable.
L'arrêt qui qualifie la part de l'impôt des personnes physiques du conjoint du failli comme une dette propre du failli et qui en déduit également que les effets de la déclaration d'excusabilité s'étend à cette dette, de sorte que le conjoint est libéré, ne justifie pas sa décision en droit.
|
Belgische Staat / A.V.
Zet.: I. Verougstraete (voorzitter), R. Boes (afdelingsvoorzitter), E. Dirix, A. Smetryns en M. Delange (raadsheren) |
OM: D. Thijs (advocaat-generaal) |
Pl.: Mr. A. De Bruyn |
I. | Rechtspleging voor het Hof |
Het cassatieberoep is gericht tegen een arrest, op 30 oktober 2007 gewezen door het hof van beroep te Gent.
Raadsheer Eric Dirix heeft verslag uitgebracht.
Advocaat-generaal Dirk Thijs heeft geconcludeerd.
II. | Cassatiemiddel |
De eiser voert in zijn verzoekschrift een middel aan.
Het verzoekschrift is aan dit arrest gehecht.
III. | Beslissing van het Hof |
Beoordeling |
1. Volgens artikel 394, § 1, WIB 1992, mogen de belasting of het gedeelte van de belasting in verband met het belastbaar inkomen van een van de echtgenoten en de op zijn naam ingekohierde voorheffing, ongeacht het aangenomen huwelijksvermogensstelsel of ongeacht de notariële overeenkomst waarin de wettelijke samenwoning wordt geregeld, op al de eigen en de gemeenschappelijke goederen van beide echtgenoten worden verhaald. Wanneer een gemeenschappelijke aanslag wordt gevestigd, bepaalt de Koning de wijze waarop het gedeelte van de belasting in verband met het belastbaar inkomen van elke belastingplichtige wordt vastgesteld.
2. Luidens artikel 82, 1ste lid, van de faillissementswet, in zijn toepasselijke versie, kan de gefailleerde die verschoonbaar wordt verklaard, niet meer vervolgd worden door zijn schuldeisers. Volgens het 2de lid van die wetsbepaling wordt de echtgenoot van de gefailleerde die persoonlijk aansprakelijk is voor de schuld van deze laatste, ingevolge de verschoonbaarheid bevrijd van die verplichting.
De verschoonbaarverklaring treft enkel de eigen schulden van de gefailleerde.
3. Het gedeelte van de aanslag dat betrekking heeft op het belastbaar inkomen van de belastingplichtige echtgenoot van de gefailleerde is geen eigen schuld van de gefailleerde, ook al kan deze schuld krachtens artikel 394, § 1, WIB 1992, worden verhaald op zowel het gemeenschappelijk vermogen als op de eigen goederen van de beide echtgenoten.
Hieruit volgt dat de verschoonbaarverklaring van de gefailleerde niet tot gevolg heeft dat voor deze schuld geen verhaal meer mogelijk is op de eigen goederen van de belastingplichtige echtgenoot.
4. Het arrest dat het aandeel in de personenbelasting van de echtgenoot van de gefailleerde kwalificeert als een eigen schuld van de gefailleerde en hieruit afleidt dat de gevolgen van verschoonbaarverklaring zich eveneens uitstrekken tot deze schuld, zodat de echtgenoot is bevrijd, verantwoordt zijn beslissing niet naar recht.
Het middel is gegrond.
Dictum
Het Hof,
Vernietigt het bestreden arrest.
Beveelt dat van dit arrest melding zal worden gemaakt op de kant van het vernietigde arrest.
Houdt de kosten aan en laat de beslissing daaromtrent over aan de feitenrechter.
Verwijst de zaak naar het hof van beroep te Brussel.
(…)