Article

Communicatie- en informatietekorten binnen de wet continuïteit ondernemingen: de schuldeisers blijven te vaak in de kou staan…, R.D.C.-T.B.H., 2010/6, p. 551-556

CONTINUITEIT VAN DE ONDERNEMING
Gerechtelijke reorganisatie - Collectief akkoord - Weigering tot homologatie wegens schending van de procedurevoorschriften
De neergelegde lijst van schuldeisers is deels onvolledig en deels onjuist. Er is geen enkele waarborg dat alle schuldeisers werden in kennis gesteld omdat een aantal adressen ontbraken. Ook de kennisgeving in toepassing van artikel 26, § 2, WCO is blijkbaar nooit gebeurd. De lijst is zo samengesteld dat ze zelfs niet toelaat na te gaan welke schuldeisers kunnen stemmen en voor welke bedragen. Alleen de schuldeisers in de opschorting volgens de definitie van artikel 2, c), WCO mogen deelnemen aan de stemming. Het is dan ook voor de rechtbank onmogelijk om na te gaan of de schuldeisers voor het juiste bedrag werden opgenomen.
Bij gebrek aan het behalen van de vereiste meerderheid van stemmen van de schuldeisers in de opschorting en aangezien de pleegvormen door de wet opgelegd niet werden nageleefd, weigert de rechtbank de homologatie van het reorganisatieplan.
CONTINUITE DE L'ENTREPRISE
Réorganisation judiciaire - Accord collectif - Refus de l'homologation pour cause de violation des prescriptions procédurales
La liste déposée des créanciers est en partie incomplète et en partie inexacte. Il n'y a aucune garantie que tous créanciers ont été informés vu qu'un certain nombre d'adresses manquent. La notification en application de l'article 26, § 2, LCE ne s'est donc apparemment jamais faite. La liste est composée de telle sorte qu'elle ne permet même pas de vérifier quels créanciers peuvent voter et pour quels montants. Seuls les créanciers sursitaires suivant la définition de l'article 2, c), LCE peuvent participer au vote. Le tribunal se trouve par conséquent dans l'impossibilité de vérifier si les créanciers ont été repris dans cette liste pour le montant exact.
A défaut de la majorité requise des votes des créanciers sursitaires et vu que les formalités imposées par la loi n'ont pas été respectées, le tribunal refuse l'homologation du plan de réorganisation.
Communicatie- en informatietekorten binnen de wet continuïteit ondernemingen:
de schuldeisers blijven te vaak in de kou staan…
Melissa Vanmeenen [1]

1.Op 1 april 2010 vierde de wet betreffende de continuïteit van ondernemingen [2] haar eerste verjaardag. Of deze wet een succes is, hangt af van de positie van waaruit men deze wet bekijkt. Wat betreft de cijfers is er een positief verschil met de oude wet betreffende het gerechtelijk akkoord [3]: waar in 1998, het eerste en tegelijk het meest succesvolle jaar gerechtelijk akkoord, 180 ondernemingen een gerechtelijk akkoord kregen toegekend, werd er in dezelfde tijdspanne ten aanzien van ruim 860 ondernemingen een gerechtelijke reorganisatie geopend [4]. Wanneer men dit cijfer echter gaat vergelijken met het aantal ondernemingen in moeilijkheden in België, of met het jaarlijks aantal faillissementen, dan betreft dit slechts een peulschil. Dit neemt niet weg dat de procedure van gerechtelijke reorganisatie nog groeipotentieel heeft. De procedure blijft immers nog een relatief onbekende in de ondernemingswereld en haar mogelijkheden blijven onderbenut.

2.Na één jaar toepassing gerechtelijke reorganisatie komen ook enkele knelpunten aan de oppervlakte. Eén van deze knelpunten is het gebrek aan communicatie en informatie ten aanzien van de schuldeisers [5]. Hoewel de wet continuïteit ondernemingen juridisch-technisch in verschillende informatieverplichtingen voorziet, laat de toepassing ervan in de praktijk in bepaalde gevallen te wensen over. Een duidelijk voorbeeld van dit knelpunt is te lezen in het vonnis van de rechtbank van koophandel te Tongeren van 15 maart 2010. De inhoud van dit vonnis kan kort worden samengevat: de schuldenaar blijft in gebreke om een correcte en duidelijke lijst van schuldeisers in de opschorting op te stellen (er staan verkeerde schuldeisers op de lijst en bepaalde gegevens ontbreken), de schuldeisers werden niet verwittigd door de schuldenaar en ook het voorgestelde reorganisatieplan lijkt in de verste verte niet op een reorganisatieplan zoals de wet continuïteit ondernemingen dat oplegt. Resultaat: het voorgestelde “reorganisatieplan” wordt niet goedgekeurd door de schuldeisers, voor zover deze al op de hoogte waren van dit plan, en de rechtbank weigert eveneens de homologatie van het reorganisatieplan. Het betreft hier uiteraard een hopeloze zaak, maar uit de praktijk blijkt dat een opmerkelijk aantal schuldenaars in hetzelfde bedje ziek zijn. Het is dus nuttig om kort even de regels inzake de informatieverplichtingen binnen de wet continuïteit ondernemingen toe te lichten en de mogelijkheden van de schuldeisers te verduidelijken.

De problematiek vindt hoofdzakelijk haar oorsprong in de afschaffing van de functie van commissaris inzake opschorting, zoals deze bestond bij het gerechtelijk akkoord. Omwille van verschillende redenen, in het bijzonder de hoge kostprijs voor de onderneming in moeilijkheden, oordeelde de wetgever dat deze functie beter kon worden afgeschaft. De verantwoordelijkheid voor het goede verloop van de procedure rust nu op de schouders van de schuldenaar, zij het dat de gedelegeerd rechter toezicht dient te houden en dat eventueel de bijstand van een gerechtelijk mandataris kan worden gevraagd. Het past om bij wijze van inleiding de taakverdeling tussen deze drie actoren uiteen te zetten.

3.De schuldenaar heeft een sleutelrol binnen de gerechtelijke reorganisatie. Hij is en blijft als enige bevoegd om alle beslissingen te nemen. Niemand, noch de rechtbank, noch de gedelegeerd rechter, noch de gerechtsmandataris, kan een beslissing nemen in de plaats van de schuldenaar. Er is evenmin een machtiging nodig voor bepaalde beslissingen. Enige uitzonderingen hierop zijn de overdracht onder gerechtelijk gezag en de aanstelling van een voorlopig bestuurder. In het raam van een overdracht onder gerechtelijk gezag blijft de schuldenaar in beginsel wel beschikkingsbevoegd [6], maar wordt de gerechtsmandataris [7] belast met de overdracht van een deel of het geheel van de onderneming in naam en voor rekening van de schuldenaar [8]. Deze overdracht zal evenwel enkel mogelijk zijn na machtiging van de rechtbank van koophandel. De schuldenaar zelf heeft geen beslissingsbevoegdheid over de overdracht. In de hypothese dat een voorlopig bestuurder wordt aangesteld op grond van artikel 28 WCO, zal de schuldenaar wel zijn beschikkingsbevoegdheid verliezen. Dit is de enige uitdrukkelijke hypothese waarin de wet continuïteit ondernemingen duidelijk voorziet dat een derde het bestuur van de onderneming overneemt [9].

De schuldenaar is dus in beginsel als enige verantwoordelijk voor alle beslissingen en handelingen. Dit houdt ook in dat de schuldenaar wordt belast met het informeren van zijn schuldeisers over de opening van de procedure. Daarnaast wordt in een specifieke 'aangifteprocedure' voorzien, waarbij de schuldenaar het initiatief moet nemen. Deze verplichtingen zullen hierna verder worden besproken.

4.De gedelegeerd rechter wordt verplicht aangesteld bij elke gerechtelijke reorganisatie. Hij heeft een advies- en controlefunctie. In het licht van deze commentaar is vooral de controlefunctie van de gedelegeerd rechter van belang [10], die verwoord wordt in artikel 19 WCO: waken over de naleving van de wet en de rechtbank inlichten over de evolutie van de toestand van de schuldenaar. Verder wordt de gedelegeerd rechter opgedragen om in het bijzonder de naleving van de formaliteiten voorgeschreven in de artikelen 17, 26, § 2, 44 en 46, § 6, WCO [11] te controleren. Dit laatste betekent dat de gedelegeerd rechter verplicht wordt te controleren of de schuldenaar voldoet aan zijn informatieverplichtingen ten aanzien van de schuldeisers. De vraag blijft natuurlijk hoe de gedelegeerd rechter dit kan controleren. Artikel 18 WCO geeft de gedelegeerd rechter de mogelijkheid om de schuldenaar te horen en hem alle informatie te vragen die nodig is om zijn toestand te beoordelen. De gedelegeerd rechter kan dus aan de schuldenaar vragen om de bewijzen voor te leggen dat hij de schuldeisers heeft geïnformeerd, bijvoorbeeld de verzendbewijzen van aangetekende zendingen. Dit systeem is echter niet sluitend, want 1) er is geen wettelijke verplichting om de schuldeisers per aangetekend schrijven te verwittigen [12] en 2) het is niet zeker dat de schuldenaar zelf een correct overzicht heeft van al zijn schuldeisers, zodat de kans bestaat dat sommige schuldeisers niet worden verwittigd. De controle door de gedelegeerd rechter is de facto dus beperkt.

Het is van belang om erop te wijzen dat de gedelegeerd rechter geen beslissingen kan nemen ten aanzien van de schuldenaar en het behoort niet tot zijn taak om de schuldeisers zelf te informeren. De schuldeiser kan zich ook niet wenden tot de gedelegeerd rechter om aangifte te doen van zijn schuldvordering, zoals verder wordt toegelicht zijn enkel de schuldenaar en eventueel de rechtbank hiervoor bevoegd. Samengevat, de gedelegeerd rechter is geen aanspreekpunt voor de schuldeisers en ze kunnen niet bij hem terecht voor informatie of problemen die ze ondervinden met betrekking tot de schuldenaar. In de praktijk zullen sommige gedelegeerd rechters wel oor hebben voor deze problemen en hier zelfs melding van maken in hun verslagen, maar ze kunnen geen enkele maatregel treffen om de problemen te verhelpen.

5.Als laatste moet de taak van de gerechtsmandataris die werd aangesteld op grond van artikel 27 WCO [13], worden besproken. Dergelijke gerechtsmandataris wordt enkel aangesteld indien de schuldenaar of een belanghebbende derde hierom verzoekt. De taak van de gerechtsmandataris is evenwel uitdrukkelijk beperkt tot bijstand in de gerechtelijke reorganisatie. De specifieke opdracht van de gerechtsmandataris wordt door de rechtbank bepaald, maar het staat vast dat er geen sprake kan zijn van een voorlopig bewind en dat de gerechtsmandataris geen beslissingen kan nemen in de plaats van de schuldenaar.

Wat betreft de verhouding met de schuldeisers, zal de gerechtsmandataris als onderhandelaar kunnen optreden en tevens informatie kunnen verstrekken. De gerechtsmandataris kan de schuldenaar helpen bij het vervullen van zijn informatieverplichtingen en bij het vervolledigen van de lijst van schuldeisers in de opschorting. Hij kan evenwel geen schuldvorderingen aanvaarden of betwisten, dit blijft de bevoegdheid van de schuldenaar.

6.Na een verduidelijking over de rol van de verschillende actoren, kunnen we dieper ingaan op de concrete informatieverplichtingen van de schuldenaar en de nieuwe regels inzake aangifte van schuldvorderingen. Bij wijze van inleiding van deze bespreking moet erop gewezen worden dat er een duidelijk onderscheid bestaat tussen enerzijds de kennisgevingsverplichting die geldt ten aanzien van alle schuldeisers in de opschorting en anderzijds de aangifte van schuldvorderingen die enkel geldt in de hypothese dat de schuldenaar kiest voor een collectief akkoord met zijn schuldeisers.

Voor alle verplichtingen is echter één document van groot belang: de lijst van de schuldeisers in de opschorting. Deze lijst is een stuk dat verplicht moet worden neergelegd door de schuldenaar ten laatste veertien dagen na zijn verzoekschrift. Deze lijst moet alle erkende of beweerde schuldeisers IN de opschorting opsommen, nl. hun naam, adres, het bedrag van hun schuldvordering en eventueel hun bijzondere zekerheidspositie [14]. Op de lijst komen dus enkel die schuldeisers die een schuldvordering hebben die ontstaan is vóór het vonnis dat de procedure van gerechtelijke reorganisatie opent of die uit het verzoekschrift of beslissingen genomen in het kader van de procedure volgt [15]. Nieuwe schuldvorderingen, ook al werden ze nog niet betaald, horen niet thuis op de lijst van de schuldeisers in de opschorting. Dit wordt tevens terecht gesteld in het besproken vonnis van 15 maart 2010.

De lijst van de schuldeisers in de opschorting kan door alle belanghebbenden worden geraadpleegd in het dossier van gerechtelijke reorganisatie en is van belang voor verschillende aspecten. Ten eerste zal ze voor de gedelegeerd rechter als leidraad dienen om na te gaan of alle schuldeisers in de opschorting werden verwittigd. Ten tweede zal deze lijst door de griffie aangewend worden om de schuldeisers op de hoogte te brengen van het neergelegde reorganisatieplan en de stemming hierover [16]. Ten derde zal deze lijst worden gebruikt om na te gaan wie er mag stemmen [17] en wat de invloed is van deze stem, rekening houdend met de opgegeven schuldvordering [18].

De schuldenaar is als enige bevoegd om de lijst van de schuldeisers in de opschorting op te stellen en hier eventueel aanpassingen of aanvullingen aan te doen. Noch de gedelegeerd rechter, noch de gerechtsmandataris, noch de griffier kunnen deze lijst aanpassen.

7.Vervolgens komen we tot de kern van onze uiteenzetting: de informatieverplichtingen en de aangifte van schuldvorderingen.

Op grond van artikel 26, § 2, WCO is de schuldenaar verplicht om alle schuldeisers in de opschorting binnen een termijn van veertien dagen te rekenen vanaf de dag waarop het vonnis is uitgesproken individueel in kennis te stellen van de opening van de procedure. De inhoud van kennisgeving betreft 'die gegevens', wellicht bedoelt de wetgever hiermee de gegevens die overeenkomstig artikel 26, § 1, WCO bij uittreksel gepubliceerd worden in het Belgisch Staatsblad. Het betreft de identificatie van de schuldenaar, de datum van het vonnis dat de procedure van gerechtelijke reorganisatie opent en de rechtbank die het heeft gewezen, de naam en het adres van de gedelegeerd rechter en eventueel de aangestelde gerechtsmandataris, de einddatum van de opschorting en eventueel het moment waarop uitspraak wordt gedaan over de verlenging, en eventueel het moment waarop zal worden gestemd en beslist over het reorganisatieplan. Opvallend is het feit dat de doelstelling van de procedure (de keuze voor een minnelijk akkoord, een collectief akkoord of een overdracht onder gerechtelijk gezag) niet moet worden meegedeeld. Dit leidt bij heel wat schuldeisers tot vragen en onduidelijkheid, omdat ze niet weten wat hen te wachten staat [19]. Normalerwijze zal de schuldeiser zich hiervoor wenden tot de schuldenaar, maar het komt voor dat de schuldenaar hier geen duidelijkheid wil over scheppen. Wanneer een schuldeiser uitsluitsel wil over deze vraag, rest hem enkel de mogelijkheid om het dossier inzake gerechtelijke reorganisatie ter griffie te raadplegen. In de praktijk zal vaak bij de gedelegeerd rechter of eventueel bij de gerechtsmandataris geïnformeerd worden, maar deze zijn in beginsel niet gehouden deze informatie te verstrekken.

De vorm van de kennisgeving is niet uitdrukkelijk gespecifieerd. Gelet op de voorschriften van artikel 6 WCO kan dit per gewone brief of per elektronische post aan het gerechtelijk elektronisch adres gebeuren [20], al sluit deze bepaling o.i. niet uit dat de kennisgeving per aangetekend schrijven wordt verstuurd. Aangezien een gewone brief volstaat, zou men tevens kunnen argumenteren dat ook een fax of e-mail aan het algemeen bekend e-mailadres zou kunnen worden aangewend. De doelstelling is de schuldeiser te informeren, de vraag blijft natuurlijk of het vanuit bewijsrechtelijk oogpunt niet aangewezen is om de voorkeur te geven aan een aangetekende brief.

Wat gebeurt er indien de schuldenaar zijn schuldeisers niet verwittigt? In beginsel niets, aangezien de wet niet voorziet in een bepaalde sanctie. Men kan natuurlijk stellen dat de schuldeiser tevens ingelicht wordt via de publicatie in het Belgisch Staatsblad binnen de vijf dagen na dagtekening van het vonnis, maar in de praktijk is dit natuurlijk niet houdbaar.

De schuldenaar kan wel strafrechtelijk vervolgd worden, indien hij wetens en willens één of meer schuldeisers heeft weggelaten van de lijst van de schuldeisers in de opschorting. Dit betreft echter niet de kennisgeving aan de schuldeisers, maar enkel hun opname op de lijst van de schuldeisers in de opschorting.

De gedelegeerd rechter die vaststelt dat de schuldenaar zijn schuldeisers niet (tijdig) heeft verwittigd, kan evenmin bepaalde maatregelen nemen. Het gebrek aan verwittiging kan wel worden gerapporteerd aan de rechtbank, wat eventueel bij een latere beslissing inzake de verlenging kan meespelen om de verlenging te weigeren [21].

8.Een volgend belangrijk punt betreft de nieuwe procedure van aangifte van schuldvorderingen. Anders dan bij het gerechtelijk akkoord en het faillissement, moet een schuldeiser niet langer zelf aangifte doen van zijn schuldvordering. Binnen de gerechtelijke reorganisatie zal het initiatief van de schuldenaar zelf moeten komen, waarna het aan de schuldeiser toekomt om hier indien nodig op te reageren.

Er moet echter benadrukt worden dat deze aangifteprocedure enkel gevolgd moet worden in het geval de schuldenaar opteert voor een gerechtelijke reorganisatie via collectief akkoord.

Indien de schuldenaar kiest voor een gerechtelijke reorganisatie via minnelijk akkoord, moet deze procedure niet worden gevolgd. Het minnelijk akkoord berust immers op de vrijwillige medewerking van de schuldeisers die bij dit akkoord worden betrokken. In dergelijk kader neemt de wetgever aan dat er geen discussie zal zijn over de omvang van de schuldvorderingen. De schuldeisers die niet bij het minnelijk akkoord worden betrokken, zullen hun rechten onverminderd verder kunnen uitoefenen nadat de periode van opschorting is beëindigd. Aangifte van schuldvorderingen is dus overbodig: ofwel zal de schuldeiser in onderling overleg met de schuldenaar afspraken maken over de terugbetaling van de schuldvordering; ofwel blijft de vordering van de schuldeiser onaangetast en zal hij na de procedure opnieuw kunnen vorderen.

De aangifteprocedure moet evenmin gevolgd worden bij een gerechtelijke reorganisatie via overdracht onder gerechtelijk gezag. In deze hypothese moeten de regels van het Gerechtelijk Wetboek gevolgd worden bij de verdeling van de prijs (art. 1627 e.v. Ger.W. voor roerende goederen en art. 1639 e.v. Ger. W. voor onroerende goederen). Dit betekent dat de gerechtsmandataris de schuldeisers zelf moet opsporen. Hij kan hiervoor de lijst van de schuldeisers in de opschorting gebruiken, maar het spreekt voor zich dat hij zich hiertoe niet mag beperken op straffe van aansprakelijkheid.

9.De aangifteprocedure verloopt in verschillende stappen, die echter niet noodzakelijk allemaal moeten worden doorlopen. De eerste stap is de verplichte mededeling door de schuldenaar aan alle schuldeisers in de opschorting van het bedrag van de schuldvordering waarvoor die schuldeisers in de boeken zijn ingeschreven [22]. Daarenboven vraagt de wetgever dat de schuldenaar in de mate van het mogelijke [23] tevens vermeldt of de schuldvordering gedekt is door een zakelijke zekerheid, een bijzonder voorrecht of een eigendomsrecht [24]. De mededeling moet gebeuren binnen de veertien dagen na de opening van de procedure van gerechtelijke reorganisatie, maar de wijze waarop dit moet gebeuren, wordt niet specifiek in artikel 45 WCO bepaald. Dit betekent dat de kennisgeving overeenkomstig artikel 6 WCO bij gewone brief of per elektronische post aan het gerechtelijk elektronisch adres kan gedaan worden. Zoals hiervoor geargumenteerd, zouden ook een aangetekende brief of een e-mail kunnen worden gebruikt.

Voor de kennisgeving zal de schuldenaar in beginsel de lijst van de schuldeisers in de opschorting gebruiken, deze lijst geeft immers een verplicht overzicht van de schuldeisers en hun vorderingen. De kennisgeving kan beschouwd worden als de mededeling aan de schuldeiser van de gegevens uit de lijst van schuldeisers met betrekking tot zijn specifieke vordering.

De tweede stap is de controle door de schuldeiser van de meegedeelde gegevens. Indien de schuldeiser meent dat de gegevens correct zijn, dient hij verder niets te doen. Zijn vordering zal voor het vermelde bedrag en in de vermelde hoedanigheid worden opgenomen in het reorganisatieplan. Indien de schuldeiser niet akkoord is, moet hij zijn bezwaren kenbaar maken aan de schuldenaar met de vraag de nodige aanpassingen te doen aan de lijst van de schuldeisers in de opschorting. Deze tweede stap staat niet uitdrukkelijk in de wet continuïteit ondernemingen vermeld, maar volgt impliciet uit de mogelijkheid voor de schuldenaar om de lijst te wijzigen [25] en de noodzaak voor de schuldeiser om de betwisting voor de rechtbank te brengen bij blijvende onenigheid met de schuldenaar [26]. Deze tweede stap is dus het minnelijk oplossen van een eventuele discussie over de openstaande schuldvordering.

In het licht van deze tweede stap is het ook perfect denkbaar dat de schuldeiser beslist om zelf een mededeling te sturen naar de schuldenaar met een overzicht van de schuldvordering en de eventuele zekerheden, zelfs vooraleer hij een mededeling hieromtrent heeft ontvangen van de schuldenaar. Deze alternatieve vorm van aangifte van schuldvordering wordt evenmin door de wet voorzien, maar past binnen het kader van de minnelijke overeenstemming over de omvang en hoedanigheid van de schuldvordering. Een dergelijke aangifte door de schuldeiser kan tijd en correspondentie tussen de partijen sparen, omdat de schuldenaar snel een duidelijk overzicht krijgt van de openstaande schuld.

Wanneer de schuldeiser zelf aangifte doet van zijn schuldvordering bij de schuldenaar, zal hij wel rekening moeten houden met artikel 35, § 3, WCO dat strafbedingen buiten het reorganisatieplan houdt. Bij de aangifte kan enkel de werkelijk geleden schade worden opgenomen, wat tevens leidt tot definitieve verzaking aan de toepassing van het strafbeding. De aangifte kan bovendien enkel betrekking hebben op schuldvorderingen in de opschorting, eventuele nieuwe schulden blijven immers in beginsel buiten het reorganisatieplan. Dergelijke aangifte van schuldvordering kan enkel nuttig gedaan worden bij de schuldenaar zelf, noch de griffier, noch de gedelegeerd rechter beschikken over de bevoegdheid om de lijst van de schuldeisers in de opschorting aan te vullen. Het opsturen van het overzicht van de schuldvordering naar de griffie is wel mogelijk, maar zal geen overeenkomstige aanpassing van de lijst van de schuldeisers tot gevolg hebben [27]. De neerlegging van de vordering in het dossier van de gerechtelijke reorganisatie geldt enkel als ingebrekestelling van de schuldenaar en stuit bijgevolg ook de verjaring.

Wanneer geen overeenstemming kan worden bereikt tussen de schuldenaar en de schuldeiser, komt men tot de derde stap, waarbij de schuldeiser zich noodgedwongen tot de rechtbank moet wenden om de schuldvordering te laten opnemen op of aanpassen in de lijst met de schuldeisers in de opschorting. Twee hypotheses kunnen zich voordoen: ofwel moet de betwisting ten gronde worden beslecht; ofwel bestaat er reeds een uitvoerbare titel.

Wanneer het geschil een beslechting ten gronde vereist, zal de schuldeiser de schuldenaar moeten dagvaarden voor de rechtbank van koophandel. Vervolgens zal moeten worden beoordeeld of de rechtbank van koophandel bevoegd is om het geschil ten gronde te beslechten. Zo ja, dan kan dit geschil onmiddellijk, dan wel op een later tijdstip worden beslecht door de rechtbank van koophandel. Bij eventueel uitstel van de zaak, zal de rechtbank van koophandel het bedrag en de hoedanigheid bepalen waarvoor de schuldvordering voorlopig kan worden aanvaard. Zo neen, dan verwijst de rechtbank van koophandel de partijen naar de bevoegde rechtbank, met voorlopige opname van het bedrag en de hoedanigheid van de schuldvordering op de lijst van de schuldeisers in de opschorting.

Wanneer de schuldeiser evenwel over een uitvoerbare titel beschikt ten aanzien van de schuldenaar en deze desalniettemin het bedrag en/of de hoedanigheid van de schuldvordering niet erkent in de lijst van de schuldeisers in de opschorting, is deze schuldeiser ook verplicht om de betwisting voor de rechtbank van koophandel te brengen. Wellicht zal dergelijke betwisting ook onder de toepassing van artikel 46, § 1, WCO vallen, eventueel zou de schuldeiser zich kunnen beroepen op artikel 46, § 4, WCO waar in de mogelijkheid tot aanpassing van het bedrag en de hoedanigheid van de schuldvordering op eenzijdig verzoekschrift wordt voorzien in geval van volstrekte noodzakelijkheid. Deze laatste bepaling is geschreven met het oog op de aanpassing van de provisioneel aanvaarde schuldvordering, maar zou eventueel ook kunnen worden toegepast in bovenstaand geval, aangezien een beslechting ten gronde overbodig is bij een reeds bestaande uitvoerbare titel.

Het is noodzakelijk om te benadrukken dat de schuldeiser steeds gehouden is de zaak tijdig voor de rechtbank van koophandel te brengen, indien hij geen overeenstemming met de schuldenaar kan bereiken over zijn schuldvordering. Wanneer de schuldeiser slechts op het ogenblik van de stemming over het reorganisatieplan vaststelt dat zijn schuldvordering niet correct is opgenomen, is het onmogelijk om deze bezwaren in aanmerking te nemen.

De schuldenaar is ertoe gehouden om de verbeterde definitieve lijst van de schuldeisers in de opschorting ter griffie neer te leggen ten laatste acht dagen voor de zitting waarop het reorganisatieplan wordt besproken en goedgekeurd. Dit zal gebeuren onder het toeziend oog van de gedelegeerd rechter die hier controle moet op uitoefenen [28]. Rekening houdende met de te respecteren termijnen, zal de aangepaste en definitieve lijst van de schuldeisers in de opschorting niet door de griffier kunnen worden gebruikt om deze schuldeisers op te roepen, omdat de oproeping voor de stemming over het reorganisatieplan minstens veertien dagen voorafgaand aan deze stemming moet gebeuren. Het valt te betreuren dat de wetgever deze termijnen niet op elkaar heeft afgestemd, zodat de griffier vaak moeilijkheden ondervindt om alle schuldeisers tijdig op te roepen.

10.Dit brengt ons bij de vraag wat de situatie is van schuldeisers die niet op de lijst van de schuldeisers in de opschorting werden opgenomen [29] en/of niet door de schuldenaar op de hoogte werden gebracht. De homologatie maakt het reorganisatieplan immers bindend voor alle schuldeisers in de opschorting, ook al hebben ze niet deelgenomen aan de stemming.

Artikel 57 WCO maakt een onderscheid tussen verschillende hypothesen. Werd de schuldeiser voldoende ingelicht, maar liet de schuldeiser na om de behandeling van zijn schuldvordering te betwisten, dan kan hij slechts betaling vorderen na volledige uitvoering van het reorganisatieplan en dit op de wijze die bepaald is voor schuldvorderingen van gelijke aard. Werd de schuldeiser niet ingelicht door de schuldenaar, dan wordt hij betaald op de wijze en in de mate die het gehomologeerd reorganisatieplan bepaalt voor gelijkaardige schuldvorderingen. De schuldeiser die niet werd ingelicht, moet dus niet wachten tot volledige uitvoering van het reorganisatieplan, een ingelichte schuldeiser moet dit wel doen, hun lot is echter datgene van de andere gelijkaardige schuldvorderingen in het reorganisatieplan.

Vervolgens voorziet artikel 57 WCO tevens in een oplossing voor schuldvorderingen in de opschorting waarvan de betwisting pas na de homologatie van het reorganisatieplan definitief wordt beslecht. Ze worden betaald op de wijze die is bepaald voor schuldvorderingen van dezelfde aard.

11.Tot besluit kunnen we stellen dat de procedure van gerechtelijke reorganisatie voor de schuldeisers op procedureel vlak weinig vooruitgang biedt. De schuldenaar is verantwoordelijk voor de communicatie en informatie naar de schuldeisers toe, maar schiet vaak tekort in zijn verplichtingen. Diligentie en nauwgezette controle door de schuldeiser zijn dus een noodzaak om zijn rechten te vrijwaren. In de pers wordt het goedkoper prijskaartje van de procedure voor de schuldenaar toegejuicht als een succes, maar men vergeet hierbij de keerzijde van de medaille: zonder de commissaris inzake opschorting hebben noch de schuldenaar, noch de schuldeisers een houvast… Tenzij de schuldenaar zich laat bijstaan door een bekwaam expert, en zo is de cirkel en het prijskaartje rond.

[1] Universiteit Antwerpen.
[2] Wet van 31 januari 2009 betreffende de continuïteit van ondernemingen, BS 9 februari 2009, hierna “wet continuïteit ondernemingen” of “WCO”
[3] Wet van 17 juli 1997 betreffende het gerechtelijk akkoord, BS 28 oktober 1997, err. BS 4 december 1997, hierna” wet gerechtelijk akkoord” en “WGA”.
[4] Zie voor de concrete cijfers het persbericht van Graydon, 29 maart 2010, beschikbaar op www.graydon.be .
[5] Zie in dezelfde zin ook, S. Brijs, “De wet betreffende de continuïteit van ondernemingen”, TRV 2009, 883-884, nrs. 45-48.
[6] Zie hierover uitgebreid, K. Byttebier en M. Ghesquiere, “De overdracht onder gerechtelijke gezag” in K. Byttebier, E. Dirix, M. Tison en M. Vanmeenen, Gerechtelijke reorganisatie, getest, gewikt en gewogen, Antwerpen, Intersentia, 2010, nrs. 40-42.
[7] De gerechtsmandataris heeft in deze hypothese een specifieke opdracht en mag niet worden verward met de gerechtsmandataris in de zin van art. 14 WCO of in de zin van art. 27 WCO.
[8] Art. 60 WCO.
[9] Deze maatregel kan ook worden bevolen bij de aanstelling van een gerechtsmandataris op grond van art. 14 WCO, maar dan zal de beschikking van de voorzitter hierin uitdrukkelijk moeten voorzien.
[10] Wat betreft de adviesfunctie kunnen we een onderscheid maken tussen het eerste advies over de ontvankelijkheid en de gegrondheid van het verzoek tot gerechtelijke reorganisatie (art. 18 en 24 WCO) en het advies bij elke andere beslissing die de rechtbank zal nemen lopende de procedure (art. 28, 31, 38, 40, 41, 42, 43, 46, 54, 58, 59, § 3, 64 en 67 WCO). De adviesfunctie is echter ook van belang in het licht van de controlefunctie, immers wanneer de gedelegeerd rechter bepaalde wanpraktijken vaststelt, kan hij dit enkel aankaarten in één van zijn verslagen, andere mogelijkheden zijn er niet.
[11] Art. 17 WCO: neerlegging van vereiste stukken; art. 26, § 2, WCO: kennisgeving door schuldenaar aan schuldeisers van toekenning gerechtelijke reorganisatie; art. 44 WCO: tijdige neerlegging van plan ter inzage van schuldeisers; art. 46, § 6, WCO: verbetering van lijst met schuldvorderingen naar aanleiding van betwistingen.
[12] Zie art. 6, 3de lid, WCO voor wat betreft de kennisgevingen door de schuldenaar.
[13] De gerechtsmandataris in de zin van art. 14 WCO (voorlopige maatregel) en in de zin van art. 60 WCO (overdracht onder gerechtelijk gezag) worden hier niet bedoeld.
[14] In dat geval kan het gaan om buitengewone schuldeisers in de opschorting, zoals gedefinieerd in art. 2, d) en h), WCO.
[15] Art. 2, c), WCO.
[16] Art. 53 WCO.
[17] Let wel: enkel de schuldeisers in de opschorting op wiens rechten het plan een weerslag heeft, mogen meestemmen (art. 52, laatste streepje, WCO).
[18] Voor de goedkeuring van het reorganisatieplan geldt immers een dubbele meerderheid: de meerderheid van de aanwezige schuldeisers, die samen meer dan de helft van de schuldvorderingen vertegenwoordigen moeten het plan goedkeuren (art. 54 WCO).
[19] Ditzelfde gebrek aan vermelding van de doelstelling in het uittreksel gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad zorgt ook voor problemen in de statistieken over de gerechtelijke reorganisatie, zoals gepubliceerd door Graydon. In hun persbericht van 29 maart 2010 wordt gesteld dat van 857 vonnissen slechts in 309 gevallen het doel effectief werd gepubliceerd. Daarnaast maken vormvereisten het soms mogelijk om het doel van de reorganisatie toch te herkennen (soms retroactief). In totaal is zo van 568 op 857 vonnissen het doel met grote waarschijnlijkheid gekend.
[20] Tot op heden is het gebruik van een gerechtelijk elektronisch adres nog niet in werking getreden.
[21] Anders dan bij de opening van de procedure, beschikt de rechtbank bij de eventuele verlenging over een ruimere appreciatiebevoegdheid aangezien de wet niet in bepaalde criteria voor de verlenging voorziet (art. 38 WCO).
[22] Zie art. 45 WCO.
[23] Het betreft dus een inspanningsverbintenis.
[24] Dit is de schuldvordering van een schuldeiser-eigenaar, zoals gedefinieerd in art. 2, f), WCO.
[25] Art. 46, § 6, WCO.
[26] Art. 46, § 1, WCO.
[27] Daarom komt het soms voor dat de griffier de brief eenvoudig weg terugstuurt naar de schuldeiser, zodat deze niet in de veronderstelling verkeert dat zijn rechten gevrijwaard zijn door de neerlegging van zijn schuldvordering ter griffie.
[28] Art. 19, 2de lid, WCO.
[29] Het weglaten van schuldeisers uit de lijst met schuldvorderingen in opschorting wordt ook strafrechtelijk beteugeld, zie art. 72, 3°, WCO.