Hof van beroep Gent (7de k.)25 januari 2010
INSOLVENTIE
Faillissement - Rechten van de schuldeisers - Compensatie
|
Aff.: AR 2009/AR/1006 |
In zijn arrest spreekt het hof zich uit over de vraag of het mogelijk is een schuldvordering uit hoofde van het niet verder uitvoeren van een aannemingsovereenkomst tengevolge van een beslissing van de curator op grond van artikel 46 Faill.W., kan worden gecompenseerd met een schuldvordering op de gefailleerde ten titel van uitstaande facturen die dateren van voor de faillissementsdatum.
Het hof herneemt vooreerst het algemeen principe dat na faillissement schuldvergelijking tussen de schulden en de schuldvorderingen van de gefailleerde in beginsel niet tegenwerpelijk is aan de boedel. Dit verbod op schuldvergelijking na faillissement brengt in beginsel mee dat de schuldenaar/niet-gefailleerde zijn schuld volledig moet voldoen aan de boedel, terwijl zijn schuldvordering wordt onderworpen aan de paritasregel.
Als uitzondering op dit uitgangspunt is schuldvergelijking ná faillissement - zelfs indien alle voorwaarden voor wettelijke compensatie vóór faillissement niet vervuld waren - nog mogelijk wanneer de wederzijdse vorderingen, die ontstaan zijn vóór de samenloop, een nauwe band vertonen of verknocht zijn.
In casu bestaat tussen partijen geen discussie over het feit dat beide schuldvorderingen een nauwe band vertonen, doch het hof is van oordeel dat niet kan worden aangenomen dat beide schuldvorderingen ontstaan zijn vóór de samenloop.
De schuldvordering met betrekking tot de schade waarvoor vergoeding wordt nagestreefd is slechts ontstaan door de beslissing van de curator - hetzij ná het faillissement - waardoor deze schuldvordering niet aan de anterioriteitsvereiste voldoet. De schade is niet het gevolg van de houding en/of nalatigheden van de gefailleerde, maar van de autonome, eenzijdige en aan artikel 46 Faill.W. ontleende beslissing van de curator. Het hof beslist dan ook dat geen compensatie kan plaatsvinden tussen de schuldvordering ten titel van schadevergoeding wegens beëindiging van de aannemingsovereenkomst die haar oorsprong vindt ná het faillissement en de tegenvordering van de boedel tot betaling van de openstaande facturen.
Een en ander wordt, luidens de redenering van het hof, overigens bevestigd bij lezing van artikel 46, § 1, lid 2, Faill.W. dat uitdrukkelijk bepaalt dat de schuldvordering van de curator om de lopende overeenkomst niet verder te zetten, wordt opgenomen in de boedel. Hogervermelde compensatie toelaten zou neerkomen op het promoveren van de schuldvordering terzake tot een boedelschuld, hetgeen volgens het hof van beroep strijdig is met artikel 46, § 1, lid 2, Faill.W.