Article

Actualité : Hof van beroep Gent, 25/01/2010, R.D.C.-T.B.H., 2010/5, p. 434

Hof van beroep Gent 25 januari 2010

VENNOOTSCHAPPEN
Naamloze vennootschap - Bestuur - Aansprakelijkheid
Zaak: nr. 2007/AR/2164

In een zaak waarin een schuldeiser schadevergoeding vorderde van de bestuurders van een failliete vennootschap, diende het hof van beroep artikel 530 W.Venn. toe te passen. Het hof oordeelde dat het op zich geen fout is, laat staan een kennelijke grove fout in de zin van artikel 530 W.Venn., om een vennootschap voort te zetten, ook al is deze voortzetting blijvend verlieslatend. Er dienen immers bijkomende elementen te zijn waardoor een redelijk, voorzichtig en diligent bestuurder in die omstandigheden alles in het werk zou stellen om de vennootschap niet verder te laten bestaan en waarbij hij bewust zou zijn dat het verder bestaan van de vennootschap zou bijdragen tot het faillissement. In casu had de voortzetting van de verlieslatende activiteiten van de vennootschap gedurende 5 jaar het juist mogelijk gemaakt om het actief ervan in rustige omstandigheden te gelde te maken.

Bovendien hadden de bestuurders een schuld en een borgstelling niet opgenomen in de rekeningen. Zowel in eerste aanleg als in hoger beroep besliste de rechtbank dat het niet opnemen van een schuld dan wel het niet aanleggen van een provisie voor die schuld, niet kan worden gezien als een gegeven dat heeft bijgedragen tot het faillissement. Het al dan niet opnemen van de schuld wijzigt de werkelijke toestand immers niet. Hetzelfde geldt voor de niet opgenomen borgstelling. Het hof besluit dan ook dat aan de voorwaarden van artikel 530 W.Venn. niet is voldaan.