Article

Bank- en kredietwezen – Betalingsinstellingen – Eigen vermogen – Solvabiliteitsvereisten, R.D.C.-T.B.H., 2010/5, p. 430

BANK- EN KREDIETWEZEN

Betalingsinstellingen - Eigen vermogen - Solvabiliteitsvereisten

Koninklijk besluit van 5 februari 2010 tot goedkeuring van het reglement van de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen op het eigen vermogen van de betalingsinstellingen (BS 15 februari 2010)

Overeenkomstig artikel 17 van de wet van 21 december 2009 betreffende het statuut van de betalingsinstellingen, de toegang tot het bedrijf van betalingsdienstaanbieder en de toegang tot betalingssystemen, is een betalingsinstelling onder meer onderworpen aan de bedrijfsuitoefeningsvoorwaarde volgens welke het eigen vermogen van een dergelijke instelling op geen enkel moment mag dalen onder het bedrag van het aanvangskapitaal zoals vastgesteld door artikel 11 van voormelde wet. Voormeld artikel 17 geeft aan de CBFA de bevoegdheid om overeenkomstig de bepalingen van de richtlijn 2007/64/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 november 2007 betreffende betalingsdiensten in de interne markt tot wijziging van de richtlijnen 97/7/EG, 2002/65/EG, 2005/60/EG en 2006/48/EG en tot intrekking van richtlijn 97/EG, bij reglement de verplichtingen inzake solvabiliteit die door alle betalingsinstellingen of per categorie van betalingsinstellingen moeten nageleefd worden, te bepalen. Het reglement kan voorzien in verschillende methodes om de na te leven solvabiliteitsverplichtingen te berekenen. Tevens is de CBFA gemachtigd om te bepalen welke methode van toepassing is op een of meerdere betalingsinstellingen of categorieën van betalingsinstellingen. Betreffende betalingsinstellingen die samen met andere betalingsinstellingen of gereglementeerde ondernemingen deel uitmaken van een groep, moet de CBFA maatregelen nemen om het meervoudig gebruik van eigen vermogen binnen de groep te vermijden. De CBFA kan nader bepalen volgens welke methodes het meervoudig gebruik van eigen vermogen berekend wordt. De CBFA kan aanvullende maatregelen nemen in het geval van een betalingsinstelling die rechtstreeks of onrechtstreeks andere werkzaamheden dan betalingdiensten verricht als bedoeld in artikel 21, wanneer deze andere werkzaamheden afbreuk doen of dreigen te doen aan de financiële soliditeit van de betalingsinstelling.

Op grond van voormelde bevoegdheidsdelegatie werd door de CBFA het reglement van 19 januari 2010 op het eigen vermogen van de betalingsinstellingen opgesteld dat door het koninklijk besluit van 5 februari 2010 wordt goedgekeurd. Het reglement geeft aan welke de bestanddelen zijn van het eigen vermogen van betalingsinstellingen en de methodes die gehanteerd kunnen worden om de solvabiliteitsvereisten te berekenen waaraan het eigen vermogen steeds minstens gelijk moet zijn. De CBFA zal, na overleg te hebben gepleegd met de betrokken betalingsinstelling, bepalen welke methode door die betalingsinstelling mag worden toegepast. Volgens het reglement kan de CBFA, op basis van een evaluatie van de risicobeheersingsprocessen, het verzamelen en vastleggen van de risicoverliesgegevens en het internecontrolesysteem van de betalingsinstelling, vereisen dat de betalingsinstelling een eigen vermogen aanhoudt dat tot 20% hoger ligt dan in principe vereist, dan wel de betalingsinstelling een eigenvermogen toe te staan dat 20% lager ligt.

Het koninklijk besluit en het reglement zijn in werking getreden op 31 maart 2010.