Article

Bank- en kredietwezen – Statuut betalingsinstellingen – Bedrijf van betalingsdienstaanbieder – Toegang betalingssystemen, R.D.C.-T.B.H., 2010/5, p. 427-428

BANK- EN KREDIETWEZEN

Statuut betalingsinstellingen - Bedrijf van betalingsdienstaanbieder - Toegang betalingssystemen

Wet van 21 december 2009 betreffende het statuut van de betalingsinstellingen, de toegang tot het bedrijf van betalingsdienstaanbieder en de toegang tot betalingssystemen (BS 19 januari 2010)

De wet van 21 december 2009 regelt de toegang tot het bedrijf van betalingsdienstaanbieder, het statuut van en het prudentieel toezicht over een nieuwe categorie van financiële instelling de zogeheten 'betalingsinstellingen', en de toegang tot betalingssystemen. De wet beoogt de omzetting van de titels I en II en de artikelen 83, 86 (1) en (2), 88, 92 en 94 van de richtlijn 2007/64/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 november 2007 betreffende betalingsdiensten in de interne markt, tot wijziging van de richtlijnen 97/7/EG, 2002/65/EG, 2005/60/EG en 2006/48/EG en tot intrekking van richtlijn 97/EG. De omzetting van deze richtlijn moest geschieden tegen ten laatste 1 november 2009. Vandaar wellicht dat de wet voorziet in de retroactieve inwerkingtreding tot op die datum.

Overeenkomstig voormelde richtlijn bepaalt de wet van 21 december 2009 in een eerste titel wie betalingsdiensten kan aanbieden. Het betreft meer bepaald:

    • de in België gevestigde kredietinstellingen in de zin van de bankwet en de kredietinstellingen die zijn opgericht naar het recht van een andere lidstaat van de EER waarvoor de regeling geldt van artikel 66 van de bankwet;
    • de in België gevestigde instellingen voor elektronisch geld in de zin van artikel 1, 3de lid, van de bankwet en de instellingen voor elektronisch geld die zijn opgericht naar het recht van een andere lidstaat van de EER waarvoor de regeling geldt van artikel 66bis van de bankwet;
    • de Post NV van publiek recht, voor zover zij hiertoe gerechtigd of bevoegd is volgens de wetgeving die haar opdracht regelt of haar statuten;
    • de Nationale Bank van België en de Europese Centrale Bank, voor zover zij hiertoe gerechtigd of bevoegd zijn volgens de wetgeving die hun opdracht regelt of hun statuten;
    • de Belgische federale, regionale en lokale overheden en de overheden van de gemeenschappen in België, voor zover zij hiertoe gerechtigd of bevoegd zijn volgens de wetgeving die hun opdracht regelt;
    • de betalingsinstellingen bedoeld in titel II van de wet van 21 december 2009 met inbegrip van de rechtspersonen aan wie geheel of gedeeltelijk vrijstelling verleend is als bedoeld in artikel 48 van deze wet.

    De activiteiten die als een betalingsdienst worden beschouwd, zijn opgesomd in bijlage I bij de wet van 21 december 2009. De uitgesloten activiteiten zijn opgesomd in bijlage II bij deze wet.

    Daarnaast regelt de wet van 21 december 2009 in een tweede titel het statuut van betalingsinstellingen door te voorzien in een verplichte bedrijfsvergunning voor rechtspersonen die in de hoedanigheid van betalingsinstelling betalingsdiensten willen aanbieden en in daaraan gekoppelde bedrijfsvergunningsvoorwaarden (vereisten inzake rechtsvorm, kapitaal, aandeelhoudersstructuur, effectieve leiding, organisatie, …) en bedrijfsuitoefeningsvoorwaarden (verplichtingen inzake solvabiliteit, toegelaten werkzaamheden, uitbesteding van diensten, …). De wet van 21 december 2009 organiseert verder het prudentieel toezicht dat aan de CBFA wordt toegewezen, voorziet specifieke regels inzake bijkantoren en dienstverrichtingen in België van betalingsinstellingen die onder het recht van een andere lidstaat van een EER ressorteren en van betalingsinstellingen die onder het recht van een andere lidstaat vallen. De regeling is geënt op de gelijkaardige regelingen die inzake prudentieel toezicht gelden voor andere financiële instellingen, daarbij rekening houdend met de eigenheden van een betalingsdienstinstelling. Aan de Koning wordt de bevoegdheid gegeven om te bepalen onder welke voorwaarden aan rechtspersonen die betalingsdiensten willen aanbieden, geheel of gedeeltelijk vrijstelling wordt verleend, of waaraan de CBFA vrijstelling kan verlenen van de verplichting tot naleving van de bepalingen van titel I van de wet van 21 december 2009. De rechtspersonen die vrijgesteld worden, worden ingeschreven in het register van de CBFA. Rechtspersonen naar Belgisch recht die bij de inwerkingtreding van de wet van 21 december 2009 (d.i. op 1 november 2009) betalingsdiensten aanbieden, mogen hun werkzaamheden voortzetten tot en met 30 april 2011, zonder vergunning van de CBFA. Ze moesten zich (uitgezonderd de Belgische wisselkantoren en Belgische beleggingsondernemingen) ten laatste op 31 december 2009 (!) bij de CBFA aanmelden, met vermelding van de betalingsdiensten die zij aanbieden. Zij mogen als betalingsinstelling geen andere betalingsdiensten aanbieden zonder voorafgaande vergunning van de CBFA. De instellingen vermeld onder de hierboven vermelde punten 1) tot en met 5) mogen betalingsdiensten aanbieden zonder voorafgaande vergunning van de CBFA.

    In een laatste titel regelt de wet van 21 december 2009 de toegang tot betalingssystemen in België. De betalingsdienstaanbieders en de betalingsdienstaanbieders uit andere lidstaten van de EER, die een rechtspersoon zijn, hebben het recht in België toegang te krijgen tot betalingssystemen, mits zij voldoen aan de voorwaarden voor toetreding die deze systemen bepaald hebben. Deze toegang is onderworpen aan objectieve, niet-discriminerende en proportionele regels, welke in verhouding staan tot de noodzaak van bescherming tegen risico's zoals het afwikkelings-, exploitatie- en bedrijfsrisico, en de bescherming van de financiële en operationele stabiliteit van het betalingssysteem.

    Tot slot zijn een reeks bestuursrechtelijke en strafrechtelijke sancties in de wet van 21 december 2009 opgenomen teneinde de naleving ervan te garanderen.