Article

Hof van beroep Antwerpen, 14/01/2010, R.D.C.-T.B.H., 2010/4, p. 369-370

Hof van beroep Antwerpen 14 januari 2010

VENNOOTSCHAPPEN
Vennootschappen - Besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid - Kapitaal - Kapitaalverhoging - Fictieve inschrijving - Verantwoordelijkheid van de zaakvoerder - Artikel 314, 2°, van het Wetboek van Vennootschappen
De zaakvoerder is gehouden tot de werkelijke storting van ten minste 1/5 van de aandelen waarop in geld is ingeschreven en die zijn uitgegeven gedurende een kapitaalverhoging.
Indien er daarna echter een vermindering van het kapitaal plaatsvindt, dient de verantwoordelijkheid van de zaakvoerder te worden beperkt tot 1/5 van de aandelen die het nieuwe bedrag van het maatschappelijk kapitaal vertegenwoordigen.
SOCIETES
Sociétés - Société privée à responsabilité limitée - Capital - Augmentation du capital - Souscription fictive - Responsabilité du gérant - Article 314, 2°, du Code des sociétés
Le gérant est responsable de la libération effective d'au moins 1/5 des parts sociales souscrites en numéraire, émises lors d'une augmentation du capital. Cependant, si une réduction du capital intervient par la suite, il y a lieu de limiter la responsabilité du gérant à la libération d'1/5 des parts sociales, qui représentent le nouveau montant du capital social, après réduction.

E.M. / Mr. L. Van Braekel, q.q. curator faillissement NV Exploitatie Vastgoedmaatschappij Benelux

Zet.: E. Hulpiau (voorzitter), A. Winants en J. Embrechts (raadsheren)
Pl.: Mrs. V. Sorel loco T. Goossens en N. Bombaerts

De heer E.M. was zaakvoerder van BVBA Interact Assurantiën. Hij was, mede via zijn Engelse vennootschap Spencer Europe Limited, ook enig aandeelhouder van de 100 aandelen van de BVBA.

Het kapitaal van deze vennootschap, 19.000 EUR, was volledig volgestort.

Met een notariële akte van 14 november 2002 werd 1) het kapitaal van de vennootschap verhoogd met 1.500.000 EUR om het te brengen op 1.519.000 EUR, 2) werd de vennootschapsnaam gewijzigd in Exploitatie Vastgoedmaatschappij Benelux, 3) werd de zetel verplaatst, 4) werd het maatschappelijk doel gewijzigd, 5) werd de vennootschap omgevormd in een NV, 6) werd E.M. ontslagen als zaakvoerder en werd een raad van bestuur benoemd, en werden de statuten aangepast.

Ook werd de aandelenoverdracht aan Virgo Nederland BV bevestigd.

Volgens deze akte heeft de Engelse vennootschap Virgo Holding Ltd., vertegenwoordigd door de heer J.T., ingeschreven in geld op het volledige bedrag van de kapitaalverhoging.

7.895 nieuwe aandelen zonder nominale waarde werden gecreëerd.

Het bedrag van de kapitaalverhoging zou volgens de akte volledig volgestort zijn op basis van een aan de akte gehecht bankattest.

Nadien is gebleken dat het bankattest dat de volstorting van de nieuwe aandelen bevestigde vervalst was en dat in het geheel niets was gestort. Blijkens het vonnis van de correctionele rechtbank te Antwerpen van 28 mei 2008 is de vervalsing gepleegd door J.T. en werd E.M. vrijgesproken van de betichting valsheid te hebben gepleegd.

Bij notariële akte van 15 oktober 2004 werd het kapitaal van de NV Exploitatie Vastgoedmaatschappij Benelux verminderd met 1.457.500 EUR en gebracht op 61.500 EUR.

Deze vermindering werd volgens de akte doorgevoerd door betaling aan de aandeelhouder met de melding dat ieder aandeel 1/7.995 van het maatschappelijk kapitaal vertegenwoordigde.

Deze kapitaalvermindering werd regelmatig gepubliceerd met de melding dat de terugbetaling maar zal geschieden indien binnen de twee maanden na publicatie de schuldeisers overeenkomstig artikel 613 W.Venn. geen zekerheid hebben geëist en de raad van bestuur maar zou overgaan tot terugbetaling voor zover de schuldeisers voldoening kregen.

NV Exploitatie Vastgoedmaatschappij Benelux werd failliet verklaard op 2 juni 2005.

Met een dagvaarding betekend op 14 november 2007 vorderde de curator de veroordeling van de heer E.M. en J.T. tot betaling van 375.000 EUR, minstens van 300.000 EUR volgens de uiteenzetting in het exploot.

In rechte steunde de curator op de artikelen 610, 2°, en 314, 2°, W.Venn. ervan uitgaande dat niets gestort werd op de kapitaalverhoging.

In het bestreden vonnis van 26 november 2008 verklaarde de rechtbank van koophandel te Antwerpen de vordering deels gegrond.

De eerste rechter achtte artikel 314, 2°, W.Venn. toepasselijk en besloot dat E.M. voor 1/5 gehouden was tot volstorting van de aandelen.

Gelet op de latere kapitaalvermindering beperkte de eerste rechter evenwel de veroordeling tot 42.500 EUR (61.500 EUR - 19.000 EUR).

Met een verzoekschrift neergelegd op 16 maart 2009 tekende E.M. hoger beroep aan.

Hij meent dat de vordering ongegrond had moeten worden verklaard.

De curator concludeert tot de ongegrondheid van het hoger beroep.

1. Uit de akte van 24 november 2002 blijkt dat het kapitaal van de BVBA Interact Assurantiën werd verhoogd vooraleer de vennootschap werd omgevormd in een NV en vooraleer E.M. ontslag nam als zaakvoerder.

Bijgevolg kwam de kapitaalverhoging tot stand onder zijn verantwoordelijkheid als zaakvoerder.

2. Het staat vast dat, anders dan in de akte werd vermeld, niets gestort werd op de aandelen die gecreëerd werden ingevolge de kapitaalverhoging.

Als zaakvoerder had E.M. de mogelijkheid om de waarachtigheid te controleren van de beweerde storting op de rekening die geopend werd op naam van de vennootschap met het oog op de kapitaalverhoging (art. 311 W.Venn.).

Aangezien niets gestort werd op de aandelen in kwestie waarop werd ingeschreven in geld is E.M. aansprakelijk voor 1/5 van de volstorting overeenkomstig artikel 314, 2°, W.Venn.

Deze wettelijke aansprakelijkheid kan hij niet ongedaan maken door zich op het bedrog gepleegd door J.T. te beroepen.

Gelet op zijn controlemogelijkheden maakt dit bedrog geen overmacht voor hem uit. E.M. verliest uit het oog dat hij nog zaakvoerder was op het ogenblik van de kapitaalverhoging en op hem als zaakvoerder de verplichtingen rustten van artikel 311 W.Venn.

Dat E.M. niet zelf deel heeft genomen aan de valsheid in dat verband kan hij niet nuttig inroepen om zijn aansprakelijkheid overeenkomstig artikel 314, 2°, W.Venn. te weerleggen.

De akte in kwestie werd niet nietig verklaard en ook in huidig geding vordert E.M. de nietigverklaring niet.

Dit neemt niet weg dat bij de beoordeling van huidig geschil rekening moet worden gehouden met de werkelijkheid inzake de kapitaalverhoging zoals die nadien aan het licht is gekomen.

3. Geen stortingen zijn nadien nog gebeurd als gehele of gedeeltelijke volstorting van de aandelen in kwestie.

Dit betekent dat op datum van de kapitaalvermindering 100 van de 7.995 aandelen volgestort waren (het kapitaal van de BVBA voor de kapitaalverhoging en omvorming in NV) en op 7.895 aandelen (waarop ingeschreven was in geld) niets gestort was.

4. Geen enkele schuldeiser heeft gebruik gemaakt van de mogelijkheid geboden in artikel 317 W.Venn.

5. In voormelde omstandigheden werd onterecht in de notariële akte van kapitaalvermindering vermeld dat de kapitaalvermindering zou worden doorgevoerd middels terugbetaling aan de aandeelhouders.

Dit was enkel mogelijk wat betreft de 100 aandelen die wel volgestort waren.

Wat betreft de 7.895 andere aandelen kwam de kapitaalvermindering neer op een vrijstelling van volstorting. Geen aandelen werden vernietigd.

6. De stortingsplicht die op de zaakvoerder rust overeenkomstig artikel 314 W.Venn. is in wezen geen andere volstortingsplicht dan deze die op de aandeelhouders rust die op de aandelen in kwestie hebben ingeschreven. Voor 1/5 zijn aandeelhouder en zaakvoerder gehouden tot dezelfde voltstorting. De vrijstelling van volstorting geldt bijgevolg niet enkel voor de aandeelhouders maar ook voor de zaakvoerder die krachtens artikel 314 W.Venn. mee gehouden is tot werkelijke storting van 1/5.

7. E.M. blijft gehouden tot werkelijke storting van ten minste 1/5 van de aandelen, gecreëerd door de kapitaalverhoging, rekening houdend met het kapitaal na kapitaalvermindering.

Aangezien deze aandelen 7.895ste van 7.995 van het kapitaal van 61.500 EUR vertegenwoordigen is hij voor 1/5 van dit deel van het kapitaal gehouden: 12.146 EUR.

8. De vordering van de curator is in die mate gegrond.

9. Gelet op het gedeeltelijk gelijk en ongelijk van partijen worden de kosten omgeslagen waarbij iedere partij de zelf gemaakte kosten blijft dragen;

Om deze redenen

Het hof

Rechtdoend op tegenspraak;

Gelet op artikel 24 van de wet van 15 juni 1935;

Verklaart het hoger beroep deels gegrond,

Wijzigt het bestreden vonnis,

Verklaart de vordering deels gegrond als volgt,

Veroordeelt appellant tot betaling van 12.146 EUR, te vermeerderen met de gerechtelijke interesten.

Slaat de kosten om waarbij iedere partij de zelf gemaakte kosten blijft dragen.

(…)