Article

Het bewijs van de toetreding en uittreding in een coöperatieve vennootschap, R.D.C.-T.B.H., 2010/4, p. 366-368

VENNOOTSCHAPPEN
Coöperatieve vennootschap met beperkte aansprakelijkheid - Wijziging in het vennotenbestand - Toetreding en uittreding van vennoten - Aandelenregister - Bewijsmiddel - Geen substantiële formaliteit
Het aandelenregister van een coöperatieve vennootschap met beperkte aansprakelijkheid dient als een niet-exclusief bewijsmiddel te worden beschouwd van de toetreding en uittreding van vennoten. De vermeldingen in het register verschaffen aan de vennoten en aan de vennootschap enkel een bijkomend bewijsmiddel naast de andere gemeenrechtelijke bewijsmiddelen.
SOCIETES
Société coopérative à responsabilité limitée - Changement dans la composition de la société - Admission et démission d'associés - Registre des parts - Moyen de preuve - Pas une formalité substantielle
Le registre des parts d'une société coopérative à responsabilité limitée doit être considéré comme un moyen de preuve non-exclusif de l'admission et de la démission d'associés. Les mentions du registre donnent aux associés et à la société un mode de preuve supplémentaire, outre les autres moyens de preuve de droit commun.
Het bewijs van de toetreding en uittreding in een coöperatieve vennootschap
Xavier Maes [1]
A. Achtergrond van het arrest

1.De naamloze vennootschap Traficon (hierna “Traficon”) ondertekende op 27 augustus 2002 de documenten om als vennoot toe te treden tot de coöperatieve vennootschap met beperkte aansprakelijkheid European Road Transport Telematics Implementation Co-Ordination Organisation (hierna “ERTICO”). Traficon tekende in op het kapitaal van ERTICO, betaalde haar intredegeld, alsook een jaarlijkse bijdrage voor het kalenderjaar 2003.

Op 4 november 2003 ontving Traficon een factuur voor de jaarlijkse bijdrage voor het kalenderjaar 2004, waarop Traficon op 24 november 2003 liet weten dat zij wenste uit te treden als vennoot van ERTICO en de terugstorting vroeg van haar kapitaalinbreng.

2.ERTICO antwoordde hierop dat, overeenkomstig artikel 367 van het Wetboek van Vennootschappen (hierna “W.Venn.”) en artikel 10 van haar statuten, een vennoot enkel kan uittreden in de eerste zes maanden van het boekjaar. De uittreding van Traficon als vennoot zou dan ook pas vanaf 1 januari 2005 uitwerking krijgen en de jaarlijkse bijdrage voor 2004 bleef daarom onverminderd verschuldigd.

3.Traficon stelde echter dat zij tegenover ERTICO nooit op regelmatige wijze vennoot was geworden, aangezien zowel haar toetreding als haar uittreding ingeschreven waren in het aandelenregister op 31 oktober 2005 en aangezien de toetreding en de uittreding van vennoten in een coöperatieve vennootschap overeenkomstig artikel 368 W.Venn. slechts gelden vanaf de datum van inschrijving van de desbetreffende gebeurtenis in het aandelenregister van de vennootschap.

4.In het geannoteerde arrest, volgt het hof deze redenering echter niet. Het aandelenregister van een coöperatieve vennootschap dient volgens het hof immers als een niet-exclusief bewijsmiddel te worden beschouwd. De vermeldingen in het aandelenregister verschaffen aan de vennoten en aan de vennootschap enkel een bijkomend bewijsmiddel naast de andere gemeenrechtelijke bewijsmiddelen. Uit de feitelijke omstandigheden (zoals de ondertekening van het toetredingsformulier, de storting van de kapitaalinbreng, de betaling van het intredegeld, de betaling van de jaarlijkse bijdrage voor 2003 of nog de vermelding van Traficon als vennoot in het jaarverslag en in de bijlagen bij de jaarrekeningen van ERTICO) stond echter op onomstotelijke wijze vast dat Traficon wel degelijk vennoot was vanaf september 2002. De inschrijving in het aandelenregister maakt volgens het hof geen substantiële formaliteit uit die voorgeschreven is op straffe van nietigheid en die de openbare orde zou raken.

B. Het al dan niet exclusieve karakter van het aandelenregister als bewijsmiddel van de toetreding en de uittreding van vennoten van een coöperatieve vennootschap

5.Wat in dit geval centraal staat, is de vraag naar de bewijswaarde van het aandelenregister van een coöperatieve vennootschap. Het hof beschouwt het aandelenregister als een niet-exclusief bewijsmiddel: “De vermeldingen in het register verschaffen aan de vennoten en aan de vennootschap enkel een bijkomend bewijsmiddel naast de andere gemeenrechtelijke bewijsmiddelen.” Voorts stelt het hof dat “[d]e inschrijving in het aandelenregister (…) geen substantiële formaliteit [uitmaakt] die voorgeschreven is op straffe van nietigheid en die de openbare orde zou raken.”

6.De vraag naar de bewijskracht van het aandelenregister van een coöperatieve vennootschap was lange tijd een punt van controverse. Volgens de (oude) artikelen 148 en 150 van de gecoördineerde wetten op de handelsvennootschappen (hierna “Venn.W.”) - die de inspiratiebron vormden voor huidig artikel 368 W.Venn. - bleken de toetreding en de uittreding van een vennoot uit de handtekening van deze vennoot in het aandelenregister, voorafgegaan door de dagtekening.

Het Hof van Cassatie oordeelde in drie arresten van 12 november 1903 [2] dat de vormvereisten voorgeschreven door de artikelen 148 en 150 Venn.W. het enige bewijsmiddel was betreffende de toetreding of uittreding van vennoten in een coöperatieve vennootschap en de geldigheid zelf beoogde van de toetreding en uittreding [3], zodat de toetreding of de uittreding van een vennoot nietig was indien de vermelding ervan in het aandelenregister niet was ondertekend. Het Hof van Cassatie werd daarin gevolgd door het overgrote deel van de rechtspraak [4] en vooraanstaande auteurs [5] deelden deze mening.

De achterliggende beweegreden van het Hof van Cassatie werd als volgt verwoord: “Le but de la loi serait manqué et l'harmonie de son système détruit, s'il était permis de s'écarter du mode de constatation établi pour l'admission des sociétaires et, partant, pour la formation du capital.” [6].

7.Niettegenstaande deze rechtspraak bleef een aanzienlijk deel van de rechtsleer zich echter tegen deze zienswijze verzetten [7]. Deze doctrine was van mening dat het aandelenregister van een coöperatieve vennootschap slechts een bijkomend, niet exclusief, bewijsmiddel uitmaakt van de toetreding en van de uittreding van de vennoten, bovenop de andere gemeenrechtelijke bewijsmiddelen, en dat de vormvereisten voorgeschreven door de (oude) artikelen 148 en 150 Venn.W. geenszins de geldigheid zelf beoogden van de toe- of uittreding. De voornaamste argumenten van deze doctrine werden door L. Dermine als volgt samengevat:

“(a) L'usage des termes 'L'admission est constatée' 'La démission est constatée' implique que ces dispositions ne règlent qu'une question de preuve. A aucun moment, le législateur n'exige la signature dans le registre à peine de nullité de l'admission ou de la démission.

(b) Le registre des associés a été institué dans le seul intérêt des coopérateurs et les tiers ne peuvent en prendre connaissance. Comment la qualité de coopérateur pourrait-elle alors être établie à leur égard si elle ne pouvait que résulter d'une inscription et d'une signature dans un registre auquel précisément ils n'ont pas accès?

(c) La société coopérative a été introduite dans notre législation sur les sociétés commerciales dans le but de favoriser le développement économique et le progrès social de la classe ouvrière. Dans cette perspective, des privilèges importants ont été octroyés à ce type de société; le formalisme a été réduit au minimum et la plupart des textes législatifs sont supplétifs. Dans ces conditions, comment voir dans la signature dans le registre un mode de preuve exclusif de l'acquisition de la qualité d'associé? (…)

(d) En ce qui concerne plus spécialement le problème de la démission, J. 't Kint [8] estime que la signature du registre ne peut être considérée comme le mode exclusif de preuve de la démission, dans la mesure où la loi organise la possibilité de démissionner par déclaration au greffe de la justice de paix (art. 151).”

8.Sinds de wet van 20 juli 1991, volgens dewelke de inschrijvingen in het register niet langer door de vennoten zelf dienen te gebeuren, maar door het orgaan dat belast is met het bestuur en dit op grond van documenten met bewijskracht, die gedagtekend en ondertekend zijn [9], lijkt deze pennenstrijd zijn nut te hebben verloren. Sinds deze wetswijziging stelt de rechtsleer namelijk dat het bewijs van de toetreding en van de uittreding van vennoten van een coöperatieve vennootschap geleverd kan worden door andere middelen dan louter de vermeldingen in het aandelenregister van de betrokken vennootschap [10].

9.Niettegenstaande de bewoording van artikel 368 W.Venn., volgens hetwelk de toetreding van vennoten en hun uittreding eerst gelden vanaf de datum van inschrijving van de desbetreffende gebeurtenis in het aandelenregister overeenkomstig artikel 357 W.Venn., stelt de meerderheid van de huidige rechtsleer niet enkel dat de toetreding en uittreding van vennoten bewezen kan worden aan de hand van andere middelen dan de vermeldingen in het aandelenregister, maar ook dat deze gebeurtenissen gevolgen kunnen hebben los van de vermeldingen in het aandelenregister, van zodra aan de geldigheidsvereisten van de toetreding of uitreding is voldaan [11].

10.Het arrest van het hof van beroep te Brussel heeft de verdienste om resoluut, zonder bijkomende verwarring te zaaien, voor deze laatste opvatting te kiezen en de striktere stelling achter zich te laten. Van deze striktere stelling kon op zijn minst gezegd worden dat deze niet langer aansloot bij artikel 357 W.Venn.

Om de toetreding van een vennoot in een coöperatieve vennootschap vast te stellen, kan derhalve ook rekening worden gehouden met andere gegevens dan de vermelding in het aandelenregister, zoals in casu de ondertekening van het toetredingsformulier, de storting van de kapitaalinbreng, de betaling van intredegeld en andere bijdragen, alsook naar de jaarverslagen en bijlagen bij de jaarrekening van de coöperatieve vennootschap.

[1] Advocaat aan de balie te Brussel, Linklaters LLP.
[2] Cass. 12 november 1903, Pas. 1904, I, p. 47 e.v.
[3] K. Geens en H. Laga, “Overzicht van rechtspraak. Vennootschappen (1986-1991)”, TPR 1993, p. 1156, nr. 272.
[4] Zie o.a. Bergen 16 januari 1978, JT 1978, p. 707; Kh. Doornik 25 april 1961, RPS 1962, p. 169; Bergen 28 januari 1987, RPS 1987, nr. 6450, p. 222; Contra: Rb. Dinant 13 juli 1932, Rev.not.b. 1932, p. 704. Voor een overzicht van rechtspraak over dit punt, zie J. 't Kint en M. Godin, Les sociétés coopératives, Brussel, Larcier, 1968, p. 100 e.v.
[5] Zie o.a. L. Fredericq, Traité de droit commercial belge, T. V, Gent, Fecheyr, p. 976, nr. 692; J. Van Ryn en P. Van Ommeslaghe, “Examen de jurisprudence. Les sociétés commerciales (1972-1978)”, RCJB 1981, p. 428, nr. 89; L. Dermine, noot onder Bergen 16 januari 1978, JT 1978, p. 707 en A. Benoit-Moury, “La sanction du défaut d'inscription au registre d'une société coopérative” (noot onder Bergen 28 januari 1987), Ann.dr.Lg. 1987, 324.
[6] Cass. 12 november 1903, Pas. 1904, I, p. 48.
[7] Zo stelt C. Resteau dat “[m]algré le grand nombre de décisions qui sont intervenues en sens contraire, nous persistons à penser que les articles 120 et 121 ont été introduits dans la loi dans l'intérêt exclusif de la société, pour lui permettre d'établir facilement, en dehors des règles ordinaires et par un document unique, sa situation vis-à-vis de ses membres, ainsi que celle de ces derniers vis-à-vis de la société, depuis leur admission. Mais on ne peut induire de ces deux dispositions que le registre constitue un titre exclusif des autres modes de preuve, car, en l'absence de toute prohibition à cet égard, il faut admettre que les règles du droit commun relatives à la preuve des obligations ne peuvent être écartées.” in Traité des sociétés coopératives, Brussel, Larcier, 1936, p. 120 e.v. Zie tevens J. Corbiau, “Des formes de la souscription des parts sociales dans les sociétés coopératives”, RPS 1902, nr. 1339, p. 180; J. 't Kint en M. Godin, Les sociétés coopératives, Brussel, Larcier, 1968, p. 104 en A. Van Hulle, F. Hofkens en K. Van Hulle, De coöperatieve vennootschap, Antwerpen, Kluwer, 1989, p. 164, nr. 302.
[8] J. 't Kint en M. Godin, Les sociétés coopératives, Brussel, Larcier, 1968, p. 122.
[9] Zie (oud) art. 147 Venn.W. en huidig art. 357 W.Venn., alsook K. Geens en H. Laga, “Overzicht van rechtspraak. Vennootschappen (1986-1991)”, TPR 1993, p. 1156, nr. 272.
[10] J.-P. Bours en O. Caprasse, “La société coopérative”, Traité pratique de droit commercial, T. IV, Diegem, Kluwer, 1998, p. 716, nr. 992; J. Malherbe, Y. De Cordt et al., Droit des sociétés, 3de uitgave, Brussel, Bruylant, 2009, p. 964, nr. 1430.
[11] Zie B. Van Bruystegem, “Commentaar bij art. 368 W.Venn. (oud art. 148 en 150 Venn.W.)” in H. Braeckmans, K. Geens en E. Wymeersch (eds.), Vennootschappen en verenigingen. Artikelsgewijze commentaar met overzicht van rechtspraak en rechtsleer, Kluwer, losbl., 2002, p. 4. Verwijzend naar K. Geens en H. Laga (“Overzicht van rechtspraak. Vennootschappen (1986-1991)”, TPR 1993, p. 1156, nr. 272), stelt deze auteur dat “[n]iet de inschrijving in het register, maar wel de gebeurlijke statutaire toetredings- en uittredingsvoorwaarden, naast de gemeenrechtelijke vereisten voor alle rechtshandelingen, (…) immers de enige geldigheidsvereisten [zijn] voor de totstandkoming van de toetreding of de uittreding”. Zie echter contra: A.-P. André-Dumont “Commentaire de l'article 368 C.soc.” in Commentaire systématique du Code des sociétés, Kluwer, losbl., 2001, nr. 2: “(…) l'associé qui aurait remis sa démission, sans toutefois que celle-ci fasse l'objet d'une inscription dans le registre des parts, fait toujours partie de la société, et ce même s'il peut prouver qu'il a donné, dans le respect des dispositions légales et statutaires, sa démission. De même, la décision d'admission qui n'aurait pas fait l'objet d'une inscription dans ledit registre a pour conséquence que le candidat 'admis' n'est pas associé.”