Hof van Justitie 6 oktober 2009
ARBITRAGE
Algemeen (arbitrage) - Consument
|
Asturcom Telecomunicaciones, SL / Cristina Rodriguez Nogueira
Arrest: nr. C-40/08, curia.europa.eu |
Europees Hof van Justitie oordeelt dat Spaanse rechter in vordering tot tenuitvoerlegging van een arbitrale uitspraak ambtshalve het oneerlijk karakter van de arbitrageclausule in de consumentenovereenkomst moet onderzoeken
Asturcom Telecomunicaciones, een Spaanse GSM-operator, vorderde voor de rechtbank in Bilbao de tenuitvoerlegging van een arbitrale uitspraak tegen Cristina Rodriguez Nogueira, één van haar voormalige abonnees. De rechter stelde zich de vraag of hij ambtshalve de arbitrale uitspraak diende te vernietigen indien hij van oordeel was dat het arbitragebeding in een overeenkomst met een consument oneerlijk was.
Artikel 6, 1ste lid, van richtlijn 93/13 bepaalt immers dat oneerlijke bedingen in overeenkomsten tussen een verkoper en een consument onder het nationaal recht geldende voorwaarden de consument niet binden. De indicatieve lijst bij de richtlijn met bedingen die als oneerlijk kunnen worden aangemerkt, vermeldt het arbitragebeding.
In zijn antwoord op de prejudiciële vraag benadrukte het Europese Hof van Justitie in de eerste plaats het belang van het beginsel van kracht van gewijsde. De Spaanse termijn van twee maanden om een arbitrale uitspraak aan te vechten alvorens de uitspraak kracht van gewijsde verwerft, was volgens het Hof redelijk en doeltreffend met het oog op de bescherming van de consument, vooral nu de termijn pas inging vanaf de betekening. Het Hof oordeelde dat van de nationale rechter niet kan worden verlangd dat hij de totale passiviteit herstelt van een consument die - zoals in deze zaak - noch deelneemt aan de arbitrageprocedure, noch een vordering tot vernietiging van de arbitrale uitspraak instelt.
Van de andere kant stelde het Hof echter dat artikel 6, 1ste lid, een dwingende bepaling is, die gelijkwaardig is aan de nationale regels die in de interne rechtsorde als regels van openbare orde gelden. Wanneer de rechter die kennisneemt van de vordering tot gedwongen tenuitvoerlegging volgens zijn nationale procedureregels ambtshalve zou moeten of kunnen onderzoeken of het arbitragebeding in strijd is met de openbare orde, moet hij eveneens ambtshalve onderzoeken of het arbitragebeding oneerlijk is in het licht van artikel 6, 1ste lid, zodra hij over de daartoe noodzakelijke gegevens, feitelijk en rechtens, beschikt. De Spaanse rechter beschikt effectief over zulk een mogelijkheid. Daarom moest hij alle volgens het nationaal recht daaruit voortvloeiende consequenties trekken, teneinde zich ervan te vergewissen dat de consument niet gebonden was door het arbitragebeding.