Collectieve schuldenregeling
De totale kwijtschelding van schulden:
kritische analyse van artikel 1675/13bis Ger.W.
INHOUD
1. Procedure van collectieve schuldenregeling 1.1. Toepassingsgebied
1.2. Procedure 1.2.1. Minnelijke fase
1.2.2. Gerechtelijke fase 1.2.2.1. Aanzuiveringsregeling zonder kwijtschelding van schulden in hoofdsom (art. 1675/12 Ger.W.)
1.2.2.3. Geen aanzuiveringsregeling: totale kwijtschelding (art. 1675/13bis Ger.W.)
2. Kritische analyse van de totale kwijtschelding: art. 1675/13bis Ger.W. 2.1. Artikel 1675/13bis Ger.W. in het algemeen 2.1.1. Achtergrond
2.1.2. Dekt de vlag de lading?
2.2. Inhoud van artikel 1675/13bis Ger.W. 2.2.1. Doelgroep: totaal onvermogenden
2.2.2. Begeleidende maatregelen
2.2.3. Terugkeer tot beter fortuin
2.2.4. Herroeping van de totale kwijtschelding
2.3. Rol van de schuldbemiddelaar in het kader van artikel 1675/13bis Ger.W. 2.3.1. Opvolging door de schuldbemiddelaar
2.3.2. Controle op de schuldbemiddelaar door de rechtbank
3. Besluit 3.1. Overzicht van de knelpunten
3.2. Voorstel de lege ferenda: een efficiënte juridische oplossing 3.2.1. Het nieuwe artikel 1675/13 Ger.W.
3.2.2. De nieuwe rol van de schuldbemiddelaar
1.De wet van 5 juli 1998 [2] leidde tot de invoering van een procedure die de collectieve regeling van schulden van particulieren met overmatige schuldenlast mogelijk maakt. Deze procedure tracht het evenwicht te regelen tussen de verplichting om schulden te betalen en de noodzaak om de schuldenaar en zijn/haar gezin een menswaardig bestaan te garanderen. De 'procedure van collectieve schuldenregeling' beantwoordt duidelijk aan een maatschappelijke behoefte. In 2008 werden 12.900 verzoeken tot het bekomen van een collectieve schuldenregeling door de rechtbanken toelaatbaar verklaard. Eind 2008 waren hierdoor in de Centrale voor kredieten aan particulieren van de Nationale Bank van België 70.168 personen, zijnde 5.675 méér dan het jaar voordien (+ 8,8%), geregistreerd voor deze procedure [3].
2.Sinds de wetswijziging van 21 december 2005 kan de rechter, in bepaalde gevallen, een totale kwijtschelding van schulden verlenen. Deze bijdrage beoogt een overzicht te geven van de juridische aspecten van het concept 'totale kwijtschelding' als ultieme oplossing voor personen met overmatige schulden. In het bijzonder worden de moeilijkheden en de beperkingen van het concept onderzocht en beoordeeld, zonder echter het maatschappelijk belang ervan in vraag te stellen.
3.De structuur van deze bijdrage is als volgt. Het eerste deel is erop gericht de lezer een algemeen inzicht te verschaffen in de procedure van collectieve schuldenregeling. Het is hierbij geenszins de bedoeling om de procedure uitgebreid te bespreken. Hiervoor wordt graag verwezen naar de rechtsleer ter zake [4]. In het tweede deel wordt het concept 'totale kwijtschelding', zoals geregeld in artikel 1675/13bis Ger.W., aan een kritische analyse onderworpen. Tot slot wordt getracht, aan de hand van de bevindingen uit het voorgaande deel, te komen tot enkele suggesties voor een nieuwe benadering van het concept.
1. | Procedure van collectieve schuldenregeling |
1.1. | Toepassingsgebied |
4.De procedure van collectieve schuldenregeling is uitgewerkt in de artikelen 1675/2 tot en met 1675/19 van het Gerechtelijk Wetboek. Ze strekt ertoe de financiële toestand te herstellen van particulieren die met overmatige schuldenlast te kampen hebben [5].
5.Artikel 1675/2 Ger.W. bepaalt ten aanzien van de schuldenaar zowel personele als materiële voorwaarden om toegelaten te worden tot de procedure [6]. De procedure staat uitsluitend open voor natuurlijke personen die geen koopman zijn in de zin van artikel 1 van het Wetboek van Koophandel [7]. Enkel indien de schuldenaar zich in een toestand van overmatige schuldenlast bevindt, kan de rechter het verzoek inwilligen. Daarnaast mag de schuldenaar niet kennelijk zijn onvermogen bewerkt hebben [8].
1.2. | Procedure |
6.De wet voorziet in een procedure in twee fasen voor de arbeidsrechtbank [9]: een minnelijke fase waarbij ruimte is om in onderling overleg een aanzuiveringsregeling uit te werken, eventueel gevolgd door een gerechtelijke fase waarbij de rechter, naar gelang de financiële draagkracht van de schuldenaar, al dan niet een aanzuiveringsregeling oplegt [10].
1.2.1. Minnelijke fase |
7.In eerste instantie tracht de schuldbemiddelaar een akkoord met de schuldeisers te bekomen door een ontwerp van minnelijke aanzuiveringsregeling op te maken. Elke denkbare piste is mogelijk [11]. Zijn de schuldenaar en alle schuldeisers akkoord met de voorgestelde regeling, dan bezorgt de schuldbemiddelaar het ontwerp van minnelijke aanzuiveringsregeling aan de rechter. Na een inhoudelijke marginale toetsing, bekrachtigt de rechter dit akkoord [12].
Indien er echter geen akkoord wordt bereikt [13], en in principe na verloop van zes maanden, gaat de procedure over van de minnelijke naar de gerechtelijke fase [14]. De schuldbemiddelaar stelt een proces-verbaal van vaststelling van gebrek aan minnelijke regeling op en bezorgt het dossier terug aan de rechter met het oog op een eventuele gerechtelijke regeling.
1.2.2. Gerechtelijke fase |
8.Op basis van de toelichting van de schuldbemiddelaar in het proces-verbaal, kan de rechter een gerechtelijke regeling opleggen: een gerechtelijke aanzuiveringsregeling zonder kwijtschelding van schulden in hoofdsom (1.2.2.1), een gerechtelijke aanzuiveringsregeling met gedeeltelijke kwijtschelding van schulden in hoofdsom (1.2.2.2) of een totale kwijtschelding van schulden (1.2.2.3).
1.2.2.1. Aanzuiveringsregeling zonder kwijtschelding van schulden in hoofdsom (art. 1675/12 Ger.W.) |
9.Vooreerst streeft de rechter een aanzuiveringsregeling zonder kwijtschelding van schulden in hoofdsom en zonder verkoop van de bezittingen na [15]. Daartoe kan hij een gerechtelijke aanzuiveringsregeling opleggen die bepaalde (klassieke) maatregelen bevat (bv. uitstel of herschikking van betaling van de schulden in hoofdsom, interesten en kosten) [16].
Deze maatregelen zijn echter niet vrijblijvend ten aanzien van de schuldenaar. Als tegengewicht voor deze 'toegevingen' van de schuldeisers, moet de schuldenaar bepaalde verplichtingen nakomen. Zo maakt de rechter voornoemde maatregelen afhankelijk van de vervulling door de schuldenaar van 'passende handelingen', beter gekend als 'begeleidende maatregelen', om de schuld te vergemakkelijken of te waarborgen [17]. Daarnaast maakt de rechter de verwerving van de maatregelen vermeld in artikel 1675/12, § 1, Ger.W. afhankelijk van het zich onthouden door de schuldenaar van daden die zijn onvermogen zouden doen vergroten. Voornoemde (klassieke) maatregelen zijn bijgevolg pas door de schuldenaar verworven onder strikte en gecontroleerde voorwaarden.
1.2.2.2. Aanzuiveringsregeling met gedeeltelijke kwijtschelding van schulden in hoofdsom (art. 1675/13 Ger.W.) |
10.Indien echter de klassieke maatregelen niet volstaan om de financiële toestand van de schuldenaar te herstellen, kan de rechter, op verzoek van de schuldenaar [18], besluiten tot 'elke andere gedeeltelijke kwijtschelding van schulden, zelfs van kapitaal' [19].
De oplegging van dergelijke aanzuiveringsregeling is een verregaande aantasting van de rechten van de schuldeisers, bijgevolg is ze onderworpen aan nog striktere voorwaarden. Ten eerste worden alle goederen van de schuldenaar waarop beslag kan worden gelegd, verkocht. Ten tweede mag de schuldenaar niet tot beter fortuin komen vóór het einde van de gerechtelijke aanzuiveringsregeling, wat zal blijken uit het jaarlijks verslag of het eindverslag van de schuldbemiddelaar. Ten derde mag, gedurende een periode van vijf jaar vanaf het einde van de aanzuiveringsregeling, geen herroeping plaatsvinden door een schuldeiser omwille van een bedrieglijke handeling in diens nadeel [20]. En tot slot moet de schuldenaar de door de rechter opgelegde aanzuiveringsregeling correct hebben nageleefd [21]. Dit houdt o.m. in dat de schuldenaar zich moet houden aan het afbetalingsplan en de begeleidende maatregelen moet nakomen. Of dit laatste het geval is, zal eveneens blijken uit het jaarlijks verslag of uit het eindverslag van de schuldbemiddelaar.
De rechter kan geen kwijtschelding verlenen voor de schulden opgesomd in artikel 1675/13, § 3, Ger.W. (bv. onderhoudsgelden die niet vervallen zijn). Er wordt aangenomen dat deze opsomming limitatief is. Dit heeft tot gevolg dat alle niet-vermelde schulden kunnen worden kwijtgescholden. De kwijtschelding van strafrechtelijke geldboeten, fiscale schulden en socialezekerheidsschulden blijft evenwel betwist in rechtspraak en rechtsleer [22].
1.2.2.3. Geen aanzuiveringsregeling: totale kwijtschelding (art. 1675/13bis Ger.W.) |
11.Indien blijkt dat de schuldenaar geen afbetalingsmogelijkheden heeft tot voldoening van zijn schulden omdat hij over onvoldoende middelen beschikt, kan de rechter overgaan tot de volledige kwijtschelding van schulden. In dergelijke situatie wordt, met andere woorden, geen aanzuiveringsregeling opgelegd.
De hierboven aangehaalde uitzonderingen, betreffende de niet voor kwijtschelding vatbare schulden, zijn ook hier van toepassing [23].
1.2.3. Beëindiging |
12.Wanneer de schuldenaar zich houdt aan de afspraken en de inspanningen volhoudt, zodat de schuldeisers het aan hen toekomende deel hebben ontvangen, eindigt de procedure na verloop van de in het vonnis vastgestelde duur. De schuldenaar neemt een 'nieuwe start' in het maatschappelijke leven.
Hoewel het niet uitdrukkelijk is vermeld in het Gerechtelijk Wetboek, wordt in de rechtsleer gesteld, dat het overlijden van de schuldenaar eveneens diens procedure van collectieve schuldenregeling beëindigt [24].
Het komt voor dat de schuldenaar, al dan niet wegens gegronde redenen, de vroegtijdige beëindiging wil bekomen [25]. Er bestaat onduidelijkheid over de mogelijkheid tot initiatief hiertoe door de schuldenaar en de wijze waarop dit formeel moet worden ingeleid [26].
Artikel 1675/15 Ger.W. laat de rechter toe de collectieve schuldenregeling te herroepen [27]. In voorkomend geval, herwinnen de schuldeisers individueel het recht hun vordering uit te oefenen op de goederen van de schuldenaar voor de inning van het niet betaalde deel van hun schuldvordering [28]. Tevens zal, in bepaalde gevallen, de schuldenaar gebonden zijn aan een wachttermijn van vijf jaar vooraleer hij opnieuw toegelaten kan worden tot de procedure van collectieve schuldenregeling [29]. De gronden tot herroeping zijn verschillend al naargelang de schuldenaar zich in de uitvoeringsfase van de regeling bevindt (art. 1675/15, § 1, Ger.W.), dan wel in de periode van vijf jaar na de uitdoving van de procedure van collectieve schuldenregeling (art. 1675/15, § 2, Ger.W.).
2. | Kritische analyse van de totale kwijtschelding: art. 1675/13bis Ger.W. |
Na een algemene bespreking van artikel 1675/13bis Ger.W., wordt het ontleed. Hierbij wordt de structuur van het artikel gevolgd. Elke paragraaf komt aan bod, zowel tekstueel als de toepassing ervan in de rechtspraktijk, telkens aangevuld met enkele kritische bedenkingen.
2.1. | Artikel 1675/13bis Ger.W. in het algemeen |
2.1.1. Achtergrond |
13.Vóór de invoering van artikel 1675/13bis Ger.W., vormde artikel 1675/13 Ger.W. de enige juridische grondslag voor kwijtschelding van schulden in hoofdsom. Een letterlijke lezing van dit artikel deed vermoeden dat enkel een 'gedeeltelijke' kwijtschelding van dergelijke schulden toegelaten was; een 'volledige' kwijtschelding van schulden was, volgens een gedeelte van de rechtsleer, niet mogelijk in het kader van de procedure van collectieve schuldenregeling [30].
Naar aanleiding van enkele arresten van het toenmalige Arbitragehof [31] drong een verduidelijking van de wet zich op. In 2005 werd daartoe een afzonderlijke vorm van gerechtelijke regeling ingevoegd, nl. de regeling overeenkomstig artikel 1675/13bis Ger.W. [32] Sindsdien beschikt de rechter over een specifieke rechtsgrond om een volledige kwijtschelding van schulden toe te staan.
14.Artikel 1675/13bis Ger.W. is duidelijk te onderscheiden van artikel 1675/13 Ger.W. Zo voorziet artikel 1675/13 Ger.W. in een 'gedeeltelijke' kwijtschelding en is dit artikel erop gericht een 'aanzuiverings'regeling uit te werken. Artikel 1675/13bis Ger.W. daarentegen voorziet in een 'totale' kwijtschelding waarbij, strikt genomen, geen sprake is van een 'aanzuiverings'regeling, dan wel van een loutere 'regeling'. Verder bekomt de schuldenaar hetzelfde resultaat, met name het herstel van zijn financiële toestand, doch de schuldeisers niet. In het kader van de 'artikel 1675/13bis-procedure' bekomen zij geen enkele betaling van hun schuldvordering. Het feit dat de wet voorziet in deze verschillende vormen van kwijtschelding van schulden in hoofdsom zorgt voor terminologische onjuistheden met een specifiek gevolg in de rechtspraktijk.
2.1.2. Dekt de vlag de lading? |
15.Artikel 1675/13bis Ger.W. wordt gekenmerkt door terminologische contradicties. Zo is het toestaan van een 'totale' kwijtschelding ingevolge artikel 1675/13bis, § 2, Ger.W., gekoppeld aan de tegeldemaking van alle goederen die voor beslag in aanmerking komen. Indien deze tegeldemaking plaatsvindt, doet zich in feite geen 'totale' kwijtschelding voor. De opbrengst wordt immers verdeeld onder de schuldeisers zodat zij feitelijk gedeeltelijke betaling ontvangen [33].
Daarnaast zijn bepaalde schulden uitgesloten van kwijtschelding. Concreet verwijst artikel 1675/13bis, § 2, Ger.W. naar artikel 1675/13, § 3, Ger.W. Kwijtschelding is bijgevolg niet mogelijk voor de niet vervallen onderhoudsgelden, de schulden die een schadevergoeding inhouden, de schulden toegestaan voor het herstel van lichamelijke schade veroorzaakt door een misdrijf en de schulden van de gefailleerde die overblijven na de sluiting van een vroeger faillissement. Indien de wetgever werkelijk een kwijtschelding van 'alle' schulden voor ogen heeft, zouden ook deze schulden in aanmerking moeten komen voor kwijtschelding, wat thans niet het geval is [34].
16.Naast de terminologische contradictie bestaat in de rechtspraktijk onduidelijkheid over het lot van de reeds 'gespaarde' gelden op de rubriekrekening van de schuldbemiddelaar. Luidens artikel 1675/13bis Ger.W. komt het initiatief voor het verzoek tot totale kwijtschelding toe aan de schuldbemiddelaar. Hij moet in zijn gemotiveerd verslag de vaststelling opnemen dat geen enkele minnelijke of gerechtelijke aanzuiveringsregeling mogelijk is omdat de schuldenaar over onvoldoende (terugbetalings)mogelijkheden beschikt [35]. In principe heeft hij hiervoor zes maanden de tijd [36]. Ondertussen gebeurt iedere betaling aan de schuldenaar in handen van de schuldbemiddelaar. Uit deze bedragen stelt de schuldbemiddelaar een leefgeld ter beschikking van de schuldenaar, het eventuele saldo blijft op de rubriekrekening [37].
Na analyse van de rechtspraak ter zake, blijkt dit eventuele saldo twee lotsbestemmingen te ondergaan. Ofwel legt de rechter de schuldbemiddelaar op het saldo van de rubriekrekening pondspondsgewijs uit te keren aan de schuldeisers [38], ofwel wijst de rechter de 'gespaarde' gerubriceerde gelden in hun totaliteit aan de schuldenaar toe [39]. O.i. is enkel in het laatste geval sprake van een 'totale' kwijtschelding.
2.2. | Inhoud van artikel 1675/13bis Ger.W. |
2.2.1. Doelgroep: totaal onvermogenden |
17.De totale kwijtschelding kan slechts toegestaan worden als blijkt dat geen enkele minnelijke of gerechtelijke aanzuiveringsregeling mogelijk is omdat de schuldenaar over onvoldoende middelen beschikt.
Bij de bestudering van (ongepubliceerde [40]) rechtspraak valt op dat de rechter steeds een grondige analyse maakt van de concrete situatie van de schuldenaar. Zelfs al is de schuldbemiddelaar overtuigd dat een totale kwijtschelding van schulden zich opdringt, de rechter beslist of de concrete situatie al dan niet een beletsel vormt om vooralsnog tot een minnelijke of gerechtelijke aanzuiveringsregeling te komen [41].
Indien de concrete situatie volgens de rechter geen beletsel vormt, wordt het verzoek toelaatbaar doch ongegrond verklaard. In plaats van een totale kwijtschelding toe te staan, legt de rechter, al naar gelang de concrete situatie, een gerechtelijke aanzuiveringsregeling op zonder of met gedeeltelijke kwijtschelding van schulden in hoofdsom (resp. overeenkomstig art. 1675/12 Ger.W. of art. 1675/13 Ger.W.) [42]. In een bepaald dossier beval de rechter aan de schuldbemiddelaar alsnog een poging te ondernemen om een minnelijke aanzuiveringsregeling te bekomen [43].
18.Uit de rechtspraak komt een heterogeen beeld van de betrokken schuldenaars naar voren: het betreft schuldenaars van 22 jaar tot 71 jaar en zowel een schuldenlast van 590.000 EUR als van 9.000 EUR komt voor [44]. Indien de totale kwijtschelding wordt toegestaan, is deze gesteund op een aantal vaste criteria:
- de verhouding tussen de inkomsten en de uitgaven;
- de leeftijd;
- de gezondheidstoestand van de schuldenaar;
- de ongeschiktheid van de schuldenaar om nu en in de toekomst werk te zoeken en
- het feit dat in de toekomst geen beterschap mag worden verwacht in de toestand van de schuldenaar.
2.2.2. Begeleidende maatregelen |
19.De beslissing tot totale kwijtschelding kan gepaard gaan met begeleidende maatregelen, waarvan de duur vijf jaar niet mag overschrijden [45]. Dit gebeurt op voorstel van de schuldbemiddelaar. De rechter is hierdoor niet gebonden en mag andere of zelfs geen maatregelen opleggen. Ook mag hij maatregelen opleggen voor een periode korter dan vijf jaar [46]. Als voorbeelden van dergelijke begeleidende maatregelen kunnen o.m. genoemd worden budgetbeheer, actief op zoek gaan naar werk of een opleiding Nederlands volgen [47].
20.De begeleidende maatregelen in het kader van de gerechtelijke aanzuiveringsregeling zonder en met gedeeltelijke kwijtschelding van schulden in hoofdsom (resp. overeenkomstig art. 1675/12 Ger.W. en art. 1675/13 Ger.W.) zijn gericht op de goede uitvoering van de 'aanzuiverings'regeling [48]. De rechter kan tot de gedeeltelijke kwijtschelding van schulden besluiten mits de schuldenaar 'passende handelingen' (begeleidende maatregelen) vervult [49]. Heeft de schuldenaar de voorwaarden gedurende de door de rechter opgelegde periode nageleefd, dan is de gedeeltelijke kwijtschelding verworven op het einde van die periode [50]. Begeleidende maatregelen kunnen in dergelijk geval dan ook beschouwd worden als de spreekwoordelijke wortel: inspanningen worden beloond.
Artikel 1675/13bis, § 4, Ger.W. bepaalt daarentegen dat de kwijtschelding 'verworven is behoudens terugkeer tot beter fortuin'. Dit heeft twee gevolgen: (1) de kwijtschelding is onmiddellijk effectief, behoudens terugkeer tot beter fortuin, en (2) de kwijtschelding is onvoorwaardelijk, aangezien ze niet afhankelijk is van de naleving van een plan [51].
Bepaalde rechtsleer heeft hier kritische bedenkingen bij. Terecht wordt opgemerkt dat het een spijtige zaak is dat de wet niet vermeldt dat de 'totale' kwijtschelding pas verworven is na afloop van de door de rechter bepaalde periode én op voorwaarde dat bepaalde begeleidende maatregelen zijn nageleefd [52].
21.Hogervermelde kritiek is o.i. één van de redenen die aanleiding hebben gegeven tot een bepaalde tendens in de rechtspraak, met name dat de rechter toch niet overgaat tot de totale kwijtschelding maar een zogenaamde 'voorlopige gerechtelijke aanzuiveringsregeling' oplegt. De schuldenaar komt hierdoor vooralsnog niet terecht in het regime van artikel 1675/13bis Ger.W., doch van artikel 1675/13 Ger.W., waar wel ruimte is voor de spreekwoordelijke 'stok achter de deur'.
Een voorlopige gerechtelijke regeling kan erin bestaan dat gedurende één jaar geen betalingen dienen te gebeuren aan de schuldeisers doch dat de schuldenaar alles in het werk moet stellen om zijn baten te verhogen en eventueel zijn lasten te verminderen [53].
Zo moet de schuldenaar bijvoorbeeld verplicht actief op zoek gaan naar werk en de bewijzen aan de schuldbemiddelaar overmaken. De schuldbemiddelaar wordt verplicht maandelijks de (eventuele) meerinkomsten voor de schuldeisers te reserveren, met dien verstande dat die bedragen verworven blijven door de schuldeisers bij een eventuele herroeping [54]. De voorlopige regeling kan achteraf in een definitieve regeling worden omgezet: een gerechtelijke aanzuiveringsregeling met gedeeltelijke kwijtschelding (art. 1675/13 Ger.W.) of een algehele kwijtschelding (art. 1675/13bis Ger.W.).
2.2.3. Terugkeer tot beter fortuin |
22.De wet bepaalt dat de totale kwijtschelding van de schulden verworven is, behoudens terugkeer tot beter fortuin binnen vijf jaar die volgen op de beslissing [55]. Door de terugkeer tot beter fortuin beschikt de schuldenaar immers terug over een vermogen om vooralsnog zijn schuldenlast aan te zuiveren.
De tekst van deze wettelijke bepaling “De totale kwijtschelding is verworven, behoudens…” heeft tot gevolg dat de procedure van collectieve schuldenregeling onmiddellijk na de beslissing tot totale kwijtschelding afgesloten wordt. De schuldenaar kan een nieuw leven beginnen, schuldenvrij.
23.Onderzoek van de rechtspraak ter zake bracht een bijzondere toepassing van deze bepaling aan het licht. Omdat de inkomsten van een schuldenaar ontoereikend waren om een ernstige aanzuiveringsregeling op te stellen, werd een verzoek tot totale kwijtschelding neergelegd. Eén schuldeiser verzette zich met klem tegen dergelijke kwijtschelding, vanwege een hangende procedure voor de arbeidsrechtbank in verband met achterstallige erelonen van de overleden echtgenoot van de betrokkene. De schuldenaar zou nog aanzienlijke baten kunnen verkrijgen en zo mogelijk 'terugkeren tot beter fortuin'. De rechter stond de totale kwijtschelding toch toe en sloot de procedure van collectieve schuldenregeling af, maar onder volgende voorwaarde: indien de procedure voor de arbeidsrechtbank voor de schuldenaar tot een goed einde zou worden gebracht, moest de schuldbemiddelaar of de schuldenaar de zaak terug voor de bevoegde rechtbank brengen met het oog op evaluatie van de regeling en een eventuele uitkering van de ontvangen geldsommen. Tevens werd de schuldbemiddelaar opgelegd de procedure voor de arbeidsrechtbank van nabij te volgen [56].
2.2.4. Herroeping van de totale kwijtschelding |
24.Gedurende vijf jaar kan de beslissing tot totale kwijtschelding herroepen worden. Wat de toepassingsvoorwaarden betreft, verwijst artikel 1675/13bis, § 5, Ger.W. naar artikel 1675/15 Ger.W. Er bestaat echter een belangrijk onderscheid tussen § 1 en § 2 van artikel 1675/15 Ger.W.
De herroeping overeenkomstig art. 1675/15, § 1, Ger.W. kan door de schuldbemiddelaar of elke belanghebbende schuldeiser ingeroepen worden wanneer de schuldenaar zich in de uitvoeringsfase bevindt. Zowel bij het indienen van een aanvraag als in de loop van de uitwerking van het plan, wordt van de schuldenaar procedurele goede trouw vereist. Bij gebreke hiervan vindt de herroeping van de beschikking van toelaatbaarheid of van de minnelijke of gerechtelijke aanzuiveringsregeling plaats. De redenen hiertoe zijn limitatief opgesomd in artikel 1675/15, § 1, Ger.W., met name indien de schuldenaar
- onjuiste stukken heeft afgegeven met de bedoeling aanspraak te maken op de procedure of deze te behouden of [57];
- zijn verplichtingen niet nakomt zonder dat zich nieuwe feiten voordoen die de aanpassing of herziening van de regeling rechtvaardigen of [58];
- onrechtmatig zijn lasten heeft verhoogd of zijn baten heeft verminderd of [59];
- zijn onvermogen heeft bewerkt of;
- indien hij bewust valse verklaringen heeft afgelegd [60].
De herroeping kan uitgesproken worden door de rechter nadat op zitting het tegensprekelijk debat is gevoerd. De rechter kan dergelijke beslissing niet ambtshalve nemen of kan de schuldbemiddelaar niet bevelen om bij hem een verzoek tot herroeping in te dienen [61].
De herroeping overeenkomstig artikel 1675/15, § 2, Ger.W. kan ingeroepen worden vanaf het einde van de minnelijke of gerechtelijke aanzuiveringsregeling die een kwijtschelding van schulden in hoofdsom inhoudt. Gedurende een periode van vijf jaar, kan elke schuldeiser de rechter een herroeping van de regeling vragen omwille van een bedrieglijke handeling in zijn nadeel.
Dit onderscheid tussen de verschillende gronden tot herroeping tijdens en na afloop van de procedure is relevant in het kader van een minnelijke of een gerechtelijke aanzuiveringsregeling aangezien er sprake is van een procedure van een aantal jaren. Daarentegen is het, in het kader van totale kwijtschelding, mogelijk dat de procedure van collectieve schuldenregeling eindigt na verloop van enkele maanden. In uitzichtloze situaties komt de schuldbemiddelaar immers snel tot de vaststelling dat geen enkele minnelijke of gerechtelijke aanzuiveringsregeling mogelijk is, waarop de rechter op korte termijn de totale kwijtschelding toestaat en de procedure afsluit [62]. Bijgevolg bestaat, volgens een letterlijke lezing van de wet, de mogelijkheid tot herroeping niet op basis van artikel 1675/15, § 1, Ger.W., aangezien de procedure is afgesloten.
Als oplossing voor dit toch wel enigszins onrechtvaardige gevolg, en bij gebrek aan duidelijke wettelijke bepalingen hieromtrent, neemt de rechtsleer aan dat artikel 1675/13bis, § 5, Ger.W. een herroeping van de beslissing tot totale kwijtschelding toelaat, zowel op de gronden vermeld in artikel 1675/15, § 1, als op deze vermeld in artikel 1675/15, § 2, Ger.W. [63]
2.3. | Rol van de schuldbemiddelaar in het kader van artikel 1675/13bis Ger.W. |
In de volgende randnummers volgt een analyse van de taak van de schuldbemiddelaar, wanneer aan de schuldenaar de totale kwijtschelding wordt toegekend (2.3.1.). Tevens stelt zich de vraag of de rechter in dergelijke situatie nog een controlefunctie heeft ten opzichte van de schuldbemiddelaar (2.3.2.).
2.3.1. Opvolging door de schuldbemiddelaar |
25.De schuldbemiddelaar wordt, met diens akkoord, door de rechter aangesteld in de beschikking van toelaatbaarheid [64]. Bijgevolg is hij een gerechtelijk mandataris [65] die de bevoegdheid heeft om toezicht uit te oefenen op en na te gaan of de schuldenaar de bepalingen inzake de collectieve schuldenregeling naleeft [66]. Gedurende de procedure blijft de zaak ingeschreven op de rol tot het einde (of de herroeping) van de regeling [67]. Het vonnis dat de procedure van collectieve schuldenregeling afsluit, heeft tot gevolg dat de opdracht van de schuldbemiddelaar eindigt.
In de hypothese dat de rechter besluit tot totale kwijtschelding is deze, behoudens terugkeer tot beter fortuin, verworven. De rechter sluit de procedure af waardoor de zaak niet meer ingeschreven is op de rol [68]. Aangezien de schuldbemiddelaar niet langer beschikt over een gerechtelijk mandaat kan de vraag gesteld worden wie dan moet voorzien in de opvolging van de begeleidende maatregelen, in de hypothese dat de rechter deze overeenkomstig artikel 1675/13bis, § 3, Ger.W. oplegt, of wie erop moet toezien of de schuldenaar niet tot beter fortuin komt [69]?
26.De antwoorden in de rechtsleer zijn uiteenlopend. Voor de ene strekking komt het als 'vanzelfsprekend' voor dat de schuldbemiddelaar de naleving van de begeleidende maatregelen blijft opvolgen [70]. De andere strekking meent daarentegen, o.i. terecht, dat de schuldbemiddelaar geen bevoegdheid meer heeft om de zaak verder op te volgen [71].
Ook bepaalde rechtspraak neemt dit laatste standpunt in. Immers, in vonnissen waarbij totale kwijtschelding wordt toegestaan overeenkomstig artikel 1675/13bis Ger.W., ontheft de rechter de schuldbemiddelaar van zijn opdracht en sluit hij de procedure van collectieve schuldenregeling af [72]. Bij gebrek aan een wettelijk kader waarin controle op de naleving van de maatregelen mogelijk is, worden geen begeleidende maatregelen opgelegd [73].
27.In antwoord op een parlementaire vraag over het toezicht op de terugkeer tot beter fortuin van de schuldenaar, verwees de minister naar artikel 1675/14, § 2, 3de lid, Ger.W. [74]. Volgens de minister kan zowel de schuldbemiddelaar, de arbeidsauditeur, de schuldenaar of elke belanghebbende schuldeiser, door een eenvoudige schriftelijke verklaring, de zaak opnieuw voor de rechter brengen. O.i. neemt dit antwoord de onduidelijkheid niet weg. De schuldbemiddelaar heeft niet meer de bevoegdheid de schuldenaar van nabij te volgen en de schuldeisers zijn meestal niet in de mogelijkheid hun schuldenaar op te volgen. Indien een terugkeer tot beter fortuin aan het licht zou komen, zal, in de hypothese dat een dergelijke verklaring wordt neergelegd, het nog altijd aan de rechter toekomen om opnieuw een (nieuwe) schuldbemiddelaar aan te stellen.
28.Bij het voorgaande kunnen een aantal kritische bedenkingen geformuleerd worden. Vooreerst leidt de huidige praktijk tot (te) grote verschillen in de behandelingswijze van de schuldenaar in een regeling met 'gedeeltelijke' kwijtschelding of in een regeling met 'gehele' kwijtschelding. Enerzijds moeten sommige schuldenaars gedurende verschillende jaren inspanningen leveren, onder toezicht van de schuldbemiddelaar, om mogelijk de 'gedeeltelijke' kwijtschelding te verwerven. Anderzijds bekomen andere schuldenaars de 'volledige' kwijtschelding op relatief korte termijn en zonder verdere inspanningen. Hetzelfde geldt voor de opvolging van de terugkeer tot beter fortuin. Sommige schuldenaars worden van nabij gevolgd, de anderen in het geheel niet. Daarenboven merkt bepaalde rechtsleer terecht op dat, bij gebrek aan begeleidende maatregelen, de fresh start voor de betrokken schuldenaars vaak virtueel is [75]. In de meeste gevallen wacht na de totale kwijtschelding opnieuw de confrontatie met financiële problemen. Tot slot kan vermeld worden dat voorgaande bemerkingen in geen geval het maatschappelijk draagvlak voor de procedure van collectieve schuldenregeling vergroten.
2.3.2. Controle op de schuldbemiddelaar door de rechtbank |
29.Eenzelfde tegenstrijdigheid bestaat met betrekking tot het opmaken van een jaarlijks verslag door de schuldbemiddelaar. Volgens de ene strekking is de schuldbemiddelaar niet langer gehouden tot het opmaken van een jaarlijks verslag, zoals dit voorzien is indien een minnelijke of gerechtelijke aanzuiveringsregeling wordt opgelegd [76]. Immers, na de totale kwijtschelding sluit de rechter de procedure af en beschikt de schuldbemiddelaar niet meer over een mandaat om een jaarlijks verslag uit te brengen. Volgens de andere strekking moet de schuldbemiddelaar wel blijven voorzien in een jaarlijks verslag [77].
30.Tot slot wordt eenzelfde verdeeldheid vastgesteld wat betreft de vergoeding van de schuldbemiddelaar. Enerzijds wordt gesteld dat, bij gebrek aan een gerechtelijk mandaat, de schuldbemiddelaar geen aanspraak kan maken op een vergoeding voor het opvolgen van het dossier [78]. Anderzijds wordt geopperd dat vooralsnog in een vergoeding moet worden voorzien [79].
31.Ook deze problematiek kwam aan bod in de parlementaire voorbereidingen [80]. Hierop antwoordde de minister dat “[d]e algemene termen waarin de paragraaf [art. 1675/17, § 3, Ger.W.] is opgesteld, in samenlezing met artikel 1675/13bis, § 3, van het Gerechtelijk Wetboek, zouden aanleiding kunnen geven tot de interpretatie dat de schuldbemiddelaar tot vijf jaar na de totale kwijtschelding jaarlijks verslag uitbrengt aan de rechter”. Vervolgens, wat betreft de vergoeding van de schuldbemiddelaar, wijst de minister op artikel 1675/19, § 2, 3de lid, Ger.W. welke de rechter toelaat de totale of gedeeltelijk onbetaalde honoraria van de schuldbemiddelaar ten laste te leggen van het Fonds ter bestrijding van de overmatige schuldenlast. Dit ministeriële antwoord schept m.i. geen duidelijkheid en gaat voorbij aan het feit dat de schuldbemiddelaar, vanuit juridisch oogpunt, geen gerechtelijk mandaat meer heeft.
3. | Besluit |
3.1. | Overzicht van de knelpunten |
32.De term 'totale' kwijtschelding in de zin van artikel 1675/13bis Ger.W. is niet (altijd) 'totaal'.
Overeenkomstig artikel 1675/13bis, § 4, Ger.W. is totale kwijtschelding verworven, behoudens terugkeer tot beter fortuin binnen vijf jaar die volgen op de beslissing. Deze paragraaf heeft tot gevolg dat de procedure collectieve schuldenregeling wordt afgesloten op het moment dat de rechter de totale kwijtschelding toelaat. Deze afsluiting heeft in de rechtspraktijk drie belangrijke gevolgen:
- hoewel de rechter, overeenkomstig artikel 1675/13bis, § 3, Ger.W., begeleidende maatregelen kan opleggen, gebeurt dit in feite niet omdat
- de totale kwijtschelding onmiddellijk verworven is, waardoor begeleidende maatregelen geen drukmiddel meer kunnen zijn om kwijtschelding te verwerven en/of;
- de schuldbemiddelaar geen gerechtelijk mandaat meer heeft waardoor deze niet in de opvolging ervan kan voorzien;
- er geen 'aanzuiverings'regeling is en/of;
- de schuldbemiddelaar geen mandaat meer heeft;
- hoewel de totale kwijtschelding verworven is, behoudens de terugkeer tot beter fortuin, is op dergelijke terugkeer geen controle omdat de schuldbemiddelaar geen gerechtelijk mandaat meer heeft.
Het (te) grote verschil in behandeling van de schuldenaar in geval van gedeeltelijke en totale kwijtschelding van schulden in hoofdsom maakt dat velen, in het bijzonder schuldenaars onder het regime van artikel 1675/13 Ger.W. en schuldeisers, de procedure overeenkomstig artikel 1675/13bis Ger.W. als onrechtvaardig aanvoelen. Bovendien is de fresh start voor de betrokken schuldenaars in feite een 'valse start'.
33.De totale kwijtschelding is duidelijk zinvol. Formeel gezien volstaat de huidige regeling echter niet zodat een aanpassing hiervan meer dan aangewezen is. Er moet o.i. een regeling worden uitgewerkt, waarbij de schuldenaar een totale kwijtschelding verkrijgt maar tevens recht wordt gedaan aan de belangen van alle betrokkenen, zowel de schuldenaar als de schuldeisers.
De procedure van collectieve schuldenregeling mag niet onmiddellijk afgesloten worden bij de beslissing tot totale kwijtschelding. Bovendien moet de totale kwijtschelding afhankelijk worden gesteld van de naleving van minimale verplichtingen die opgevolgd worden door de schuldbemiddelaar. Een wijziging van artikel 1675/13bis Ger.W. dringt zich bijgevolg op.
3.2. | Voorstel de lege ferenda: een efficiënte juridische oplossing |
3.2.1. Het nieuwe artikel 1675/13 Ger.W. |
34.Het verdient aanbeveling het bewuste artikel 1675/13bis Ger.W. volledig te schrappen én tegelijkertijd ook de term 'gedeeltelijke' in artikel 1675/13 Ger.W. te verwijderen. Deze remediëring is niet nieuw [81] en lijkt misschien radicaal maar draagt evenwel bij tot terminologische en juridische duidelijkheid en zorgt voor een groter maatschappelijk draagvlak.
35.Het nieuwe artikel 1675/13 Ger.W. zou eruit zien als volgt:
“§ 1. Indien de maatregelen voorzien in artikel 1675/12, § 1, niet volstaan om de in artikel 1675/3, 3de lid, genoemde doelstelling te bereiken, kan de rechter, op vraag van de schuldenaar, besluiten tot elke andere kwijtschelding van schulden, zelfs van kapitaal onder de volgende voorwaarden:
- alle goederen die voor beslag in aanmerking komen worden te gelde gemaakt op initiatief van de schuldbemiddelaar. De verdeling heeft plaats met inachtname van de gelijkheid van de schuldeisers onverminderd de wettige redenen van voorrang;
- na de tegeldemaking van de voor beslag vatbare goederen maakt het saldo, nog verschuldigd door de schuldenaar, het voorwerp uit van een aanzuiveringsregeling met inachtname van de gelijkheid van de schuldeisers, behalve wat de lopende onderhoudsverplichtingen betreft, bedoeld in artikel 1412, 1ste lid.
Onverminderd artikel 1675/15, § 2, kan de kwijtschelding van schulden maar verkregen worden als de schuldenaar de door de rechter opgelegde aanzuiveringsregeling heeft nageleefd, en behoudens tot terugkeer van de schuldenaar tot beter fortuin voor het einde van de gerechtelijke aanzuiveringsregeling.
§ 2. Het vonnis duidt de looptijd van de gerechtelijke aanzuiveringsregeling aan, die ligt tussen de drie en de vijf jaar. Artikel 51 is niet van toepassing.”
36.Overeenkomstig het hier voorgestelde nieuwe artikel 1675/13, § 1, 1ste lid, Ger.W. kan de rechter op vraag van de schuldenaar beslissen tot 'elke andere kwijtschelding'. 'Elke andere kwijtschelding' houdt terminologisch zowel een 'gehele' als een 'gedeeltelijke' kwijtschelding in. Hierdoor is de terminologische contradictie weggevallen. De rechter verleent aan de schuldenaar 'kwijtschelding' van de resterende schulden in hoofdsom, interesten en kosten met uitzondering van de niet voor kwijtschelding vatbare schulden. Ook de eventuele verkoop van eigendommen van de schuldenaar, heeft tot gevolg dat er nog steeds sprake van 'kwijtschelding' is.
37.De schrapping van artikel 1675/13bis Ger.W. zou tot gevolg hebben dat het aantal vormen van gerechtelijke regelingen teruggebracht zou worden van drie naar twee, met name de gerechtelijke aanzuiveringsregeling zonder kwijtschelding van schulden in hoofdsom (huidig art. 1675/12 Ger.W.) en de gerechtelijke regeling met kwijtschelding van schulden in hoofdsom (huidig art. 1675/13 Ger.W.).
Zowel de 'gedeeltelijke' als de 'totale' kwijtschelding van schulden in hoofdsom zou verlopen volgens eenzelfde procedure. Overeenkomstig het hier voorgestelde nieuwe artikel 1675/13, § 1, 1ste lid, Ger.W. stelt de schuldbemiddelaar een proces-verbaal van vaststelling van gebrek aan minnelijke regeling op en bezorgt het dossier terug aan de rechter met het oog op een eventuele gerechtelijke regeling. De rechter kan vervolgens een gerechtelijke aanzuiveringsregeling opleggen.
38.Overeenkomstig het hier voorgestelde nieuwe artikel 1675/13, § 2, Ger.W. legt de rechter de aanzuiveringsregeling op voor een duurtijd tussen de drie en vijf jaar vanaf de datum van het vonnis. Bijgevolg geldt in het kader van het nieuwe wetgevend initiatief, bij kwijtschelding, ongeacht gehele of gedeeltelijke, steeds een minimumtermijn van drie jaar. De onmiddellijke afsluiting van de procedure is uitgesloten.
39.Concreet kan de regeling erin voorzien een bepaald leefgeld aan de schuldenaar toe te bedelen en alle 'meerinkomsten' (bedrag boven het leefgeld) te reserveren. Hierdoor wordt een - mogelijk minieme - reserve gecreëerd. Is de reserve op het einde van de opgelegde termijn niet aangewend voor onvoorziene kosten en voor de betaling van de staat van erelonen en onkosten van de schuldbemiddelaar, dan kan deze vooralsnog uitgekeerd worden aan de schuldeisers. In geval van herroeping blijft de reserve verworven door de schuldeisers. Is er geen enkele reserve dan is er uiteraard geen uitkering. Op zijn minst is er gedurende drie jaar getracht de doelstelling van de procedure van collectieve schuldenregeling te realiseren, met name de financiële toestand van de schuldenaar te herstellen en hem in staat te stellen 'in de mate van het mogelijke' zijn schulden te betalen en tegelijkertijd te waarborgen dat hij zelf en zijn gezin een menswaardig leven kunnen leiden [82]. Deze hier voorgestelde nieuwe regeling beoogt alleszins steeds een 'aanzuivering'.
In feite komt huidig voorstel neer op een wettelijke concretisering van de zogenaamde 'voorlopige gerechtelijke aanzuiveringsregeling' zoals thans reeds door bepaalde rechtspraak wordt toegepast. De rechter blijft in de mogelijkheid een aanzuiveringsregeling overeenkomstig artikel 1675/13 Ger.W. op te leggen. Anders dan onder de huidige procedure zal hij bijkomend een beslissing nemen met betrekking tot de afbetalingen: ofwel kent hij afbetalingen toe ofwel niet.
3.2.2. De nieuwe rol van de schuldbemiddelaar |
40.Het hier voorgestelde nieuwe artikel 1675/13, § 2, Ger.W., heeft tot gevolg dat een minimumtermijn wordt opgelegd. Hierdoor blijft de schuldbemiddelaar gemandateerd. De opvolging en controle van de naleving van de bepalingen inzake de procedure van collectieve schuldenregeling is bijgevolg, ook in geval van totale kwijtschelding, verzekerd.
41.De opdracht van de schuldbemiddelaar spitst zich toe op de opvolging van de begeleidende maatregelen. O.i. is minstens één of andere vorm van budgetbeheer aangewezen tot behoud van de nieuwe financiële toestand van de schuldenaar die hij na de totale kwijtschelding verwerft. Zo komt het in de praktijk voor dat een schuldenaar, na het verkrijgen van een totale kwijtschelding, zich op vrijwillige basis door zijn schuldbemiddelaar laat opvolgen om niet in zijn vorige problemen te hervallen. Ook kan worden vastgesteld dat een schuldeiser-verhuurder, in dat geval, meer geneigd is een schuldenaar zijn woonst te laten behouden, gezien door de begeleiding van de schuldbemiddelaar het ontstaan van nieuwe schulden wordt ingeperkt.
Thans beschikt de schuldbemiddelaar, gedurende de door de rechter opgelegde termijn, over de nodige informatie met betrekking tot de al of niet terugkeer van de schuldenaar tot beter fortuin. Indien nodig interpelleert hij de rechter hierover. Daarnaast is, door het wegvallen van artikel 1675/13bis Ger.W., ook de hierin voorziene vijfjarige termijn na de afsluiting van de regeling komen te vervallen. Het hier voorgestelde nieuwe artikel 1675/13 Ger.W. verhindert enkel de kwijtschelding bij de terugkeer tot beter fortuin tijdens de lopende procedure.
Tot slot zou de regelgeving betreffende de herroeping eenduidiger zijn. Zowel artikel 1675/15, § 1, Ger.W. als artikel 1675/15, § 2, Ger.W. zijn van toepassing. De schuldenaar blijft minstens drie jaar onderworpen aan de regelgeving van de procedure van collectieve schuldenregeling. Bijgevolg gelden de wettelijke bepalingen met betrekking tot de herroeping zowel tijdens als na de uitvoering van de procedure.
42.De verplichting tot het opstellen van een jaarlijks verslag in hoofde van de schuldbemiddelaar zou blijven bestaan als ideaal instrument voor de rechter om het welslagen van de opgelegde regeling te controleren. Kwijtschelding kan slechts bekomen worden onder strikte en gecontroleerde voorwaarden.
Artikel 2, 3°, van het KB van 18 december 1998 [83] voorziet in een jaarlijkse vergoeding voor de opvolging en de controle van de minnelijke of gerechtelijke aanzuiveringsregeling [84]. De vergoeding bestaat uit twee delen: het ereloon en de kosten. De ereloonstaat is in de eerste plaats gebaseerd op het aantal schuldeisers dat aangifte van schuldvordering heeft gedaan. Thans heeft de schuldbemiddelaar recht op een jaarlijkse vergoeding van 180,56 EUR, vermeerderd met 12,04 EUR vanaf de zesde schuldeiser. Daarnaast wordt een vergoeding van 7,51 EUR toegekend voor iedere betaling aan de schuldenaar in handen van de schuldbemiddelaar (bv. loon of invaliditeitsuitkering). Kosten worden aangerekend aan de gangbare tarieven en omvatten o.m. briefwisseling, telefoon, kopies en verplaatsingen.
In het kader van het hier voorgestelde nieuwe artikel 1675/13 Ger.W. spitst de opdracht van de schuldbemiddelaar zich toe op controle van de schuldenaar en is deze niet meer gericht op betaling aan de schuldeisers. Het voorstel om de ereloonstaat te beperken tot het gedeelte met betrekking tot de schuldenaar, met name de vergoeding die de schuldbemiddelaar krijgt per ontvangen betaling op de rubriekrekening van de schuldbemiddelaar [85], is o.i. aanvaardbaar.
3.3. | Een werkbare oplossing |
43.Indien de aanbevelingen van onderhavig onderzoek worden doorgevoerd, zal het concept 'totale kwijtschelding' in feite in een bekende regelgeving belanden. Enerzijds is er de schuldbemiddelaar, die bij uitstek geïnformeerd is over de situatie van de schuldenaar gezien hij het dossier reeds geruime tijd onder zich houdt. Hij wordt in staat gesteld dit verder te blijven sturen. Anderzijds wordt het bekende mechanisme van de gerechtelijke aanzuiveringsregeling opnieuw in werking gesteld, een mechanisme dat zijn verdiensten meer dan bewezen heeft. Bovendien is er voorzien in een formele juridische grondslag voor de correcte opvolging van de procedure. Tot slot vergroot, door de invoering van de minimumtermijn, mogelijk het maatschappelijk draagvlak voor de totale kwijtschelding in het algemeen, wat thans tot menige discussie aanleiding geeft.
De schrapping van artikel 1675/13bis Ger.W., alsook een aanpassing van artikel 1675/13 Ger.W. blijkt een volwaardige alternatieve oplossing. Het pleidooi voor de afschaffing van artikel 1675/13bis Ger.W. is niet nieuw, doch het was de intentie van onderhavig onderzoek aan de hand van nieuwe argumenten de toepasbaarheid van de voorgestelde remedie, inzake de gehele als de gedeeltelijke kwijtschelding, te toetsen. De voorgestelde tekstuele aanpassingen blijken zowel formeel als inhoudelijk effectief toepasbaar. Meer nog, een grote vereenvoudiging van de ganse problematiek aangaande de totale kwijtschelding is het resultaat. Immers organiseert het voorgesteld artikel 1675/13 Ger.W. een sluitend juridisch systeem. Of de wetgever hierop zal ingaan, blijft echter het grote vraagteken.
[1] | Advocaat aan de balie van Antwerpen en praktijkassistent Universiteit Antwerpen. De auteur dankt professor M. Vanmeenen voor haar waardevolle begeleiding bij de totstandkoming van deze bijdrage. De ingenomen stellingen zijn uiteraard die van de auteur. |
[2] | De wet van 5 juli 1998 betreffende de collectieve schuldenregeling en de mogelijkheid van verkoop uit de hand van de in beslag genomen onroerende goederen (BS 31 juli 1998), integreerde de collectieve schuldenregeling in het Gerechtelijk Wetboek. De bepalingen traden in werking op 1 januari 1999. De regeling werd meermaals gewijzigd. Voor een uitgebreid overzicht van de wettelijke instrumenten m.b.t. de procedure van collectieve schuldenregeling zie X, Handboek schuldbemiddeling, Brussel, Politeia, losbl. (hierna verkort Handboek schuldbemiddeling), afl. 26, 1 en P. Lecocq, “Le règlement collectif de dettes” in Le créancier face à l'insolvabilité du debiteur (Collections du jeune barreau de Mons), Leuven, Anthemis, 2008, nrs. 2-3 en verwijzingen aldaar (hierna verkort P. Lecocq, “Le règlement collectif de dettes”). |
[3] | Statistieken - Centrale voor kredieten aan particulieren - 2008, Nationale Bank van België, Brussel, 2009, p. 12. |
[4] | B. De Groote en S. Voet, Collectieve schuldenregeling, Brussel, Larcier, 2009, 218 p.; D. Patart, “Le règlement collectif de dettes”, Brussel, Larcier, 2008, 304 p.; P. Lecocq, “Le règlement collectif de dettes”, 159-192; E. Dirix, “Overzicht van rechtspraak. Beslag en collectieve schuldenregeling (2002-2007)”, TPR 2007, 2039; B. Wylleman en E. Van Acker, Praktische gids voor schuldbemiddelaars - editie 2006, Mechelen, Kluwer, 2006, 461 p. (hierna verkort: B. Wylleman en E. Van Acker, Praktische gids voor schuldbemiddelaars - editie 2006); V. Grella, “Le règlement collectif de dettes. Première réforme et nouveautés”, JT 2006, 685-695 ; G. de Leval, V. Grella en J.-L. Ledoux, “Règlement collectif de dettes” in G. de Leval (ed.), Actualités en droit judiciaire (Commission Université-Palais), Brussel, Larcier, 2005, 265-282; E. Dirix, “Overzicht van rechtspraak. Beslag en collectieve schuldenregeling (1997-2001)”, TPR 2002, 1187; E. Balate, P. Dejemeppe en F. Domont-Naert, “Le règlement collectif de dettes”, Brussel, Larcier, 2001, 175 p.; B. De Groote, De collectieve schuldenregeling, Antwerpen, Kluwer, 1999, 216 p. en E. Dirix en A. De Wilde, “Materieelrechtelijke aspecten van de collectieve schuldenregeling” in E. Dirix en P. Taelman (eds.), Collectieve schuldenregeling in de praktijk, Antwerpen, Intersentia, 1999, 17-72 (verzamelwerk hierna verkort E. Dirix en P. Taelman, Collectieve schuldenregeling in de praktijk). |
[5] | Art. 1675/3, 3de lid, Ger.W. Zie Handboek schuldbemiddeling, afl. 26, 3-4; B. De Groote, De collectieve schuldenregeling, Antwerpen, Kluwer, 1999, 19-21; E. Dirix en A. De Wilde, “Materieelrechtelijke aspecten van de collectieve schuldenregeling” in E. Dirix en P. Taelman, Collectieve schuldenregeling in de praktijk, 24; G. Straetmans, “Consumentenrechtelijke aspecten” in E. Dirix en P. Taelman, Collectieve schuldenregeling in de praktijk, 170 en P. Lecocq, “Le règlement collectif de dettes”, nrs. 13-17. |
[6] | Naast de toelaatbaarheidsvoorwaarden zoals voorzien in de art. 17 en 18 van het Gerechtelijk Wetboek. |
[7] | De beoordeling van deze personele voorwaarden is een feitenkwestie. Zie hierover E. Dirix, Overzicht van rechtspraak 2002-2007, nr. 199; E. Dirix, Overzicht van rechtspraak 1997-2001, nr. 152 en P. Lecocq, “Le règlement collectif de dettes”, nrs. 4-6. |
[8] | Volgens het cassatiearrest van 21 juni 2007 moet de rechter, voor de beoordeling van dit subjectief criterium, onderzoeken of de schuldenaar bepaalde handelingen heeft gepleegd met de bedoeling zich onvermogend te maken (Cass. (1ste k.) 21 juni 2007, nr. C060667F, Pas. 2007, nr. 345, p. 1294). Recente rechtspraak ligt in de lijn van voormelde cassatierechtspraak (bv. Arbh. Antwerpen 22 april 2008, onuitgeg., aangehaald bij Handboek schuldbemiddeling, afl. 26, 12). Voorafgaand aan voormeld cassatiearrest van 21 juni 2007 bestond hierover geen eensgezindheid. Zie hierover ook E. Dirix, “Boeven en schuldsanering” (noot onder Antwerpen (3de k.) 11 januari 2006), RW 2007-08, afl. 27, 1115 en B. Wylleman en E. Van Acker, Praktische gids voor schuldbemiddelaars - editie 2006, nr. 23. |
[9] | Art. 578, 14°, Ger.W. Sinds 1 september 2007 is de arbeidsrechtbank bevoegd; voorheen kwam deze bevoegdheid exclusief toe aan de beslagrechter. Lopende dossiers werden echter pas met ingang van 1 september 2008 aan de arbeidsrechtbank overgedragen. Zie hierover K. Verwimp, “De 'nieuwe' collectieve schuldenregeling: Verschuiving van de werklast naar de arbeidsrechtbank”, T.Fin.R. 2008, afl. 1, 20. In kritische zin K. Broeckx, B. De Groote en S. Voet, “Grondige revisie van de collectieve schuldenregeling”, TPR 2007, 1553. |
[10] | Voor een duidelijk schematisch overzicht, zie Handboek schuldbemiddeling, afl. 26, 5. |
[11] | Aldus kan gedeeltelijke of volledige kwijtschelding van schulden in interesten of kapitaal worden overeengekomen of kan het ontwerp voor bepaalde schuldvorderingen een gedifferentieerde regeling bevatten (Beslagr. Hoei 17 november 2006, Jb.Kred. 2006, 338). |
[12] | Art. 1675/10, § 4, 2de lid, Ger.W. juncto art. 1675/10, § 5, 2de lid, Ger.W. |
[13] | Nagenoeg alle fiscale administraties weigerden systematisch om in te stemmen met een minnelijke aanzuiveringsregeling waarbij een gedeeltelijke kwijtschelding van belastingschulden in hoofdsom werd voorgesteld. Met ingang van 1 januari 2007 heeft de belastingadministratie, overeenkomstig art. 1675/10, § 3bis, Ger.W., de mogelijkheid om de schulden in hoofdsom of de bijkomende schulden kwijt te schelden. Zie hierover, K. Broeckx, B. De Groote en S. Voet, “Grondige revisie van de collectieve schuldenregeling”, TPR 2007, 1558. De beslagrechter van Luik deed een opmerkelijke uitspraak aangaande een overheid die zich bleef verzetten tegen een minnelijke aanzuiveringsregeling, niet alleen in strijd met zijn eigen belangen doch eveneens met de belangen van de andere schuldeisers op een wijze dat deze laatsten een onterecht nadeel leden. Hij voorzag in een 'tussenoplossing'. De minnelijke aanzuiveringsregeling, zoals voorgesteld door de schuldbemiddelaar, werd gehomologeerd ten aanzien van hen die ze aanvaard hadden. Daarnaast werd een gerechtelijke aanzuiveringsregeling bevolen, beperkt tot de schuldvordering van de weigerende overheid voor een beperkte duur van vijf jaar (Beslagr. Luik 18 april 2008, JLMB 2008, afl. 29, 1292). |
[14] | Art. 1675/11, § 1, 1ste lid, Ger.W. De termijn van 6 maanden kan eventueel verlengd worden. Dit gebeurt op grond van art. 51 Ger.W., dat bepaalt dat de rechter termijnen die niet op straffe van verval zijn bepaald, voor hun vervaltijd kan verkorten of verlengen. Op deze manier beschikt de schuldbemiddelaar over een maximumtermijn van twaalf maanden om een overeenkomst m.b.t. de minnelijke aanzuiveringsregeling te bereiken (zie o.m. Arbrb. Antwerpen 6 mei 2009, AR 09/437/B, www.juridat.be en Arbrb. Antwerpen 15 september 2009, AR 09/834/B, www.juridat.be ). |
[15] | Art. 1675/13, § 1, Ger.W. bepaalt: “Indien de maatregelen (…) niet volstaan.” |
[16] | Art. 1675/12, § 1, 1ste lid, Ger.W. juncto art. 1675/7, § 4, Ger.W. Zie B. De Groote, De collectieve schuldenregeling, Antwerpen, Kluwer rechtswetenschappen, 1999, 106 en P. Lecocq, “Le règlement collectif de dettes”, nr. 39. |
[17] | Art. 1675/13, § 3, Ger.W. Zo kan de rechter de schuldenaar verplichten te verhuizen naar een minder dure woning als de huur die hij betaalt voor zijn woning te hoog is (Beslagr. Verviers 29 juni 2001, Jb.Kred. 2001, 409). |
[18] | Art. 1675/13, § 1, 1ste lid, Ger.W. Voornamelijk omwille van de verregaande gevolgen met betrekking tot de verkoop van zijn inboedel, moet de schuldenaar zelf om gedeeltelijke kwijtschelding van schulden in hoofdsom verzoeken. |
[19] | Art. 1675/13, § 1, Ger.W. |
[20] | Art. 1675/13, § 1, 2de lid, Ger.W. en art. 1675/15, § 2, Ger.W. |
[21] | Art. 1675/13 § 1, 2de lid, Ger.W. Dit staat niet letterlijk in de tekst maar kan worden afgeleid als volgt: art. 1675/13, § 1, 1ste lid, Ger.W. luidt: “Indien de maatregelen voorzien in artikel 1675/12, § 1, niet volstaan om de (…) doelstelling te bereiken (…).” De maatregelen waarin art. 1675/12, § 1, Ger.W. voorziet zijn, overeenkomstig art. 1675/12, § 3, Ger.W., “afhankelijk van de vervulling door de schuldenaar van passende handelingen om de betaling van zijn schuld te waarborgen”. Bijgevolg kan afgeleid worden dat de rechter ook in het kader van art. 1675/13 Ger.W. begeleidende maatregelen kan opleggen. |
[22] | Zie hierover E. Dirix, Overzicht van rechtspraak 2002-2007, nr. 243 en B. Wylleman en E. Van Acker, Praktische gids voor schuldbemiddelaars - editie 2006, nr. 338 en verwijzingen aldaar. |
[23] | Art. 1675/13bis, § 2, Ger.W. |
[24] | B. Wylleman en E. Van Acker, Praktische gids voor schuldbemiddelaars - editie 2006, nr. 415. |
[25] | Luik 13 december 2005, Jb.Kred. 2006, 498, noot J. Lambot en E. Herinne. |
[26] | Zie hierover, B. Wylleman en E. Van Acker, Praktische gids voor schuldbemiddelaars - editie 2006, nr. 409 en de verwijzingen aldaar. |
[27] | Bv. Bergen 25 oktober 2001, JLMB 2002, 73 (herroeping wanneer aan het licht komt dat kort voor het verzoekschrift een onroerend goed werd verkocht). Zie uitgebreid over de herroeping: B. Wylleman en E. Van Acker, Praktische gids voor schuldbemiddelaars - editie 2006, nr. 397 en P. Lecocq, “Le règlement collectif de dettes”, nrs. 49-51 en verwijzingen aldaar. |
[28] | Art. 1675/15, § 3, Ger.W. Rechtspraak en rechtsleer zijn verdeeld over het lot van de gelden op de rubriekrekening wanneer herroeping wordt uitgesproken. Zie hierover: Handboek schuldbemiddeling, afl. 26, 56. |
[29] | Art. 1675/2, 3de lid, Ger.W. Deze wachttermijn geldt enkel bij herroeping op basis van art. 1675/15, § 1, 1ste lid, 1° en 3° tot 5°, Ger.W. Dit zijn gevallen van zogenaamde 'kwade trouw' (Handboek schuldbemiddeling, afl. 26, 9). Voor een toepassing hiervan kan worden verwezen naar Gent (14debis k.) 2 oktober 2007, RW 2007-08, afl. 36, 1508 en Antwerpen (3debis k.) 28 november 2006, Jb.Kred. 2006, 237. Aangezien art. 1675/2, 3de lid, uitdrukkelijk art. 1675/15, § 1, 2°, uitsluit, is de schuldenaar waarvan de regeling werd herroepen omdat hij zijn verplichtingen niet nakomt, niet gebonden aan de wachttermijn van vijf jaar. |
[30] | Zie hierover wetsontwerp houdende diverse bepalingen betreffende de termijnen, het verzoekschrift op tegenspraak en de procedure van collectieve schuldenregeling, Memorie van toelichting, Parl.St. Kamer 2003-04, nr. 51-1309/001, 20; K. Broeckx, B. De Groote en S. Voet, “Grondige revisie van de collectieve schuldenregeling”, TPR 2007, 1570 en B. De Groote en S. Voet, Collectieve schuldenregeling, Brussel, Larcier, 2009, nrs. 145-148. |
[31] | Arbitragehof nr. 18/2003, 30 januari 2003, BS 20 maart 2003 (3de ed.) (uittreksel), Jb.Kred. 2002, 558 en Arbitragehof nr. 35/2001, 13 maart 2001, BS 6 juni 2001 (uittreksel), Jb.Kred. 2000, 308. |
[32] | Art. 14 van de wet 13 december 2005 houdende bepalingen betreffende de termijnen, het verzoekschrift op tegenspraak en de procedure van collectieve schuldregeling, BS 21 december 2005, 1ste ed. |
[33] | Zie ook K. Broeckx, B. De Groote en S. Voet, “Grondige revisie van de collectieve schuldenregeling”, TPR 2007, 1573 en B. De Groote en S. Voet, Collectieve schuldenregeling, Brussel, Larcier, 2009, nr. 154. |
[34] | Zie ook K. Broeckx, B. De Groote en S. Voet, “Grondige revisie van de collectieve schuldenregeling”, TPR 2007, 1574 en B. De Groote en S. Voet, Collectieve schuldenregeling, Brussel, Larcier, 2009, nrs. 155-156. |
[35] | Art. 1675/13bis, § 1, Ger.W. |
[36] | Art. 1675/11, § 1, Ger.W. |
[37] | Art. 1675/9, § 1, 4°, juncto art. 1675/9, § 4, Ger.W. |
[38] | Beslagr. Antwerpen 28 maart 2007, AR 01/4678/B, www.juridat.be . |
[39] | Beslagr. Antwerpen 12 maart 2008, AR 07/3680/B, www.juridat.be en Beslagr. Antwerpen 6 november 2007, AR 06/4494/B,www.juridat.be . |
[40] | Maar beschikbaar op Juridat. |
[41] | Zie hierover, B. De Groote en S. Voet, Collectieve schuldenregeling, Brussel, Larcier, 2009, nr. 151. |
[42] | Arbrb. Antwerpen 18 februari 2009, AR 08/6057/B, www.juridat.be . |
[43] | Beslagr. Antwerpen 28 maart 2007, AR 06/2114/B, www.juridat.be . |
[44] | Nazicht van 15 vonnissen van de arbeidsrechtbank en de beslagrechter van Antwerpen waarbij de totale kwijtschelding werd toegestaan, wijst uit dat de schuldenaar gemiddeld 50 jaar is en de totale schuldenlast gemiddeld 60.000 EUR bedraagt. |
[45] | Art. 1675/13bis, § 3, Ger.W. Deze termijn is niet verlengbaar. Art. 1675/13bis, § 3, 2de lid, Ger.W. bepaalt namelijk dat art. 51 Ger.W. niet van toepassing is. |
[46] | Zie hierover, K. Broeckx, B. De Groote en S. Voet, “Grondige revisie van de collectieve schuldenregeling”, TPR 2007, 1574. |
[47] | Naar analogie met de begeleidende maatregelen die opgelegd worden in het kader van art. 1675/12 Ger.W.: Beslagr. Marche-en-Famenne 11 december 2007, Jb.Kred. 2007, 345, noot D. Bovy, S. Humblet en F. Jaspers (budgetbeheer), Beslagr. Antwerpen 12 maart 2007, AR 06/1812/B, www.juridat.be (opleiding Nederlands en actief op zoek gaan naar werk) en Beslagr. Brussel 1 juni 2001, Jb.Kred. 2001 (verkort), 440 (budgetbeheer). |
[48] | Wetsontwerp betreffende de collectieve schuldenregeling en de mogelijkheid van verkoop uit de hand van de in beslag genomen onroerende goederen, Memorie van toelichting, Parl.St. Kamer 1996-97, nr. 49-1073/1-1074/1, 43. |
[49] | Art 1675/12, § 3, Ger.W. (aanzuiveringsregeling zonder kwijtschelding van schulden in hoofdsom) en art. 1675/13, § 1, 1ste en 2de lid, juncto art. 1675/12, § 3, Ger.W. (aanzuiveringsregeling met kwijtschelding van schulden in hoofdsom). |
[50] | Art. 1675/12, § 3, Ger.W. en art. 1675/13, § 2, juncto art. 1675/13, 2de lid, Ger.W. |
[51] | Zie hierover Handboek schuldbemiddeling, afl. 26, 48. |
[52] | K. Broeckx, B. De Groote en S. Voet, “Grondige revisie van de collectieve schuldenregeling”, TPR 2007, 1575 en B. De Groote en S. Voet, Collectieve schuldenregeling, Brussel, Larcier, 2009, nr. 159. |
[53] | X, Handleiding C.S.R. maart 2009, arbeidsrechtbank Antwerpen-Dienst Collectieve Schuldenregeling, nr. 3.2, onuitgeg. |
[54] | Arbrb. Antwerpen 30 oktober 2008, AR 08/7063/B, www.juridat.be . |
[55] | Art. 1675/13bis, § 4, Ger.W. |
[56] | Beslagr. Antwerpen 11 maart 2008, AR 07/580/B, www.juridat.be . |
[57] | Zie Beslagr. Brussel 24 april 2007, Jb.Kred. 2007, 377. |
[58] | Zie hierover, Gent (14debis k.) 26 september 2006, Jb.Kred. 2006, 517; Beslagr. Charleroi 16 december 2005, Jb.Kred. 2006, 503 en S. Voet, “Hoger beroep tegen een herroepingsbeslissing inzake collectieve schuldenregeling: maar vergeet ook de schuldeisers niet!” (noot onder Gent (14debis k.) 27 september 2005), RW 2006-07, afl. 14, 606. |
[59] | Zie Beslagr. Luik 24 juli 2002, Jb.Kred. 2002, 600, noot E. Herinne. |
[60] | Zie GwH 14 februari 2008, nr. 14/2008, BS 13 maart 2008 (1ste ed.) (uittreksel) en Juristenkrant 2008 (weergave F. Korkmazer) afl. 168, 7. |
[61] | Cass. 2 oktober 2008, nr. C070462F, JLMB 2009, 534 vernietigde Brussel (17de k.) 25 juni 2007, Jb.Kred. 2007, 366, noot J. Ledoux. Zie ook Antwerpen (3debis k.) 2 maart 2004, P&B 2004, afl. 3-4, 120. |
[62] | Bv. beschikking van toelaatbaarheid op 6 februari 2007 - vonnis totale kwijtschelding en bijgevolg afsluiting van de procedure op 22 oktober 2007 (Beslagr. Antwerpen 22 oktober 2007, AR 07/376/B, www.juridat.be ). |
[63] | B. Wylleman en E. Van Acker, Praktische gids voor schuldbemiddelaars - editie 2006, nr. 405; K. Broeckx, B. De Groote en S. Voet, “Grondige revisie van de collectieve schuldenregeling”, TPR 2007, 1576; B. De Groote en S. Voet, Collectieve schuldenregeling, Brussel, Larcier, 2009, nr. 160 en P. Lecocq, “Le règlement collectif de dettes”, nr. 49. |
[64] | Art. 1675/6, § 2, Ger.W. |
[65] | Dit kan ook afgeleid worden uit de rechtspraak: GwH 14 februari 2008, nr. 14/2008, Jb.Kred. 2007, 252, noot C. Bedoret. Het Hof stelt in dit arrest: “De verschillende behandeling van de [schuld]bemiddelaar en de andere gerechtelijke mandatarissen (…)”. |
[66] | Naar Cass. 4 september 2003, nr. C00194N, Arr.Cass. 2003, nr. 414, p. 1593. |
[67] | Art. 1675/14, § 2, 1ste lid, Ger.W. |
[68] | Dit kan worden afgeleid uit art. 1675/14, § 2, 1ste lid, Ger.W. |
[69] | Zie K. Broeckx, B. De Groote en S. Voet, “Grondige revisie van de collectieve schuldenregeling”, TPR 2007, 1575 en D. Bovy, S. Humblet en F. Jaspers, “Mesures d'accompagnement prévues par l'article 1765/13bis C. jud.” (noot onder Beslagr. Aarlen 27 juni 2006), Jb.Kred. 2007, 340. Dezelfde bedenkingen kwamen reeds ter sprake tijdens de parlementaire voorbereidingen: De Hoge Raad voor de Justitie had vragen bij de praktische modaliteiten en had in dit verband de vrees te blijven steken in het domein van de vrome wensen en de goede voornemens (wetsontwerp houdende diverse bepalingen betreffende de termijnen, het verzoekschrift op tegenspraak en de procedure van collectieve schuldenregeling, Advies van de Hoge Raad voor de Justitie, Parl.St. Kamer 2003-04, nr. 51-1309/002, 11). |
[70] | B. Wylleman en E. Van Acker, Praktische gids voor schuldbemiddelaars - editie 2006, nr. 354 en P. Lecocq, “Le règlement collectif de dettes”, nr. 47. |
[71] | K. Broeckx, B. De Groote en S. Voet, “Grondige revisie van de collectieve schuldenregeling”, TPR 2007, 1576 en B. De Groote en S. Voet, Collectieve schuldenregeling, Brussel, Larcier, 2009, nr. 159. |
[72] | Zie o.m. Beslagr. Antwerpen 12 maart 2008, AR 07/3680/B, www.juridat.be en Beslagr. Antwerpen 6 november 2007, AR 06/4494/B, www.juridat.be . |
[73] | X, Handleiding C.S.R. maart 2009, arbeidsrechtbank Antwerpen-Dienst Collectieve Schuldenregeling, nr. 3.2, onuitgeg. |
[74] | Vr. en Antw. Kamer 2007-08, 9 juni 2008, 4635 (vr. nr. 161 K. Partyka). |
[75] | Zie hierover uitgebreid, Broeckx, B. De Groote en S. Voet, “Grondige revisie van de collectieve schuldenregeling”, TPR 2007, 1581. |
[76] | Zie hierover uitgebreid, Broeckx, B. De Groote en S. Voet, “Grondige revisie van de collectieve schuldenregeling”, TPR 2007, 1576 en B. De Groote en S. Voet, Collectieve schuldenregeling, Brussel, Larcier, 2009, nr. 159. |
[77] | B. Wylleman en E. Van Acker, Praktische gids voor schuldbemiddelaars - editie 2006, nr. 354. |
[78] | K. Broeckx, B. De Groote en S. Voet, “Grondige revisie van de collectieve schuldenregeling”, TPR 2007, 1576. |
[79] | B. Wylleman en E. Van Acker, Praktische gids voor schuldbemiddelaars - editie 2006, nr. 354. |
[80] | Vr. en Antw. Kamer 2007-08, 9 juni 2008, 4635 (vr. nr. 161 K. Partyka). |
[81] | Tijdens de parlementaire voorbereidingen in verband met de invoering van art. 1675/13bis Ger.W., werd reeds een amendement in die zin ingediend (amendement (L. Van Der Auwera) op het wetsontwerp houdende bepalingen betreffende de termijnen, het verzoekschrift op tegenspraak en de procedure van collectieve schuldenregeling, Parl.St. Kamer 2004-05, nr. 51-1309/010, 6). De minister van Justitie gaf evenwel te kennen dat een integrale kwijtschelding van schulden een uitzondering moest blijven en gaf voorkeur aan een aparte procedure. In datzelfde amendement stelde de indiener voor om van de begeleidende maatregelen een conditio sine qua non te maken voor de verwerving van de totale kwijtschelding, voornamelijk om financieel onverantwoord gedrag te vermijden. Volgens de minister daarentegen hebben in bepaalde gevallen begeleidende maatregelen geen zin zodat een beoordelingsbevoegdheid van de rechter aangewezen blijft om al dan niet te voorzien in dergelijke maatregelen (wetsontwerp houdende diverse bepalingen betreffende de termijnen, het verzoekschrift op tegenspraak en de procedure van collectieve schuldenregeling, verslag namens de commissie voor Justitie uitgebracht door Mevr. H. Claes, Parl.St. Kamer 2004-05, nr. 51-1309/012, 72). Het amendement werd verworpen. Zie ook en B. De Groote en S. Voet, Collectieve schuldenregeling, Brussel, Larcier, 2009, nrs. 162 e.v. |
[82] | Art. 1675/13, laatste lid, Ger.W. |
[83] | KB 18 december 1998 houdende vaststelling van de regels en barema's tot bepaling van het ereloon, de emolumenten en de kosten van de schuldbemiddelaar, BS 31 december 1998. |
[84] | Art. 1675/14, § 1, 1ste lid, Ger.W. juncto art. 1675/17, § 3, 2de lid, Ger.W. |
[85] | Contra B. Wylleman en E. Van Acker, Praktische gids voor schuldbemiddelaars - editie 2006, voetnoot 314. |