Rechtbank van koophandel Hasselt 23 april 2008
BANK EN KREDIETWEZEN
Bankverrichtingen - Debetrente op zichtrekening - Algemene bankvoorwaarden - Debetinterest (20,4%)
Algemene bankvoorwaarden verbinden een cliënt indien hij enerzijds voor of uiterlijk op het ogenblik van de contractsluiting kennis genomen heeft of redelijkerwijze kennis heeft kunnen nemen van de algemene bankvoorwaarden en hij anderzijds deze voorwaarden uitdrukkelijk of stilzwijgend heeft aanvaard.
In principe is de door banken gehanteerde interest op basis van de debetinterest op een zichtrekening bij overschrijding of afsluiting van een krediet, zelfs aan 20,4%, geen woekerinterest en is er geen aanleiding tot toepassing van artikel 1153, 5de lid BW.
|
BANQUE ET CREDIT
Opérations bancaires - Intérêts débiteurs sur le compte à vue - Conditions générales bancaires - Taux d'intérêt (20,4%)
Les conditions générales bancaires lient le client lorsque ce dernier d'une part, en a pris connaissance ou a pu raisonnablement en prendre connaissance avant ou lors de la conclusion du contrat et d'autre part, les a acceptées expressément ou tacitement.
En principe, le taux d'intérêt, calculé sur la base des intérêts débiteurs en compte à vue, appliqué par la banque au dépassement ou à la clôture d'un crédit, fut-il de 20,4%, n'est pas un intérêt usuraire et l'article 1153, 5ème alinéa du Code civil ne s'applique pas.
|
Dexia Bank Belgium NV / Econcern NV
Zet.: P. Vanhelmont (rechter), M. Vanstraelen en R. Nulens (rechters in handelszaken) |
Pl.: Mrs. Y. Swinnen en D. Simenon loco J. Bergé |
Volgt het vonnis.
Bij inleidend exploot van het ambt van gerechtsdeurwaarder D. Vandormael te Hasselt van 5 februari 2008 liet eisende partij dagvaarding uitreiken aan verwerende partij teneinde deze te horen veroordelen tot betaling van 89.100,57 EUR meer de conventionele interesten a rato van 20,4% op het bedrag van 86.729,16 EUR van 29 januari 2008 tot aan de volledige aanzuivering van de schuld en verweerster te veroordelen tot alle kosten van het geding.
Ter zitting van 16 april 2008 is Mr. Swinnen verschenen voor eisende partij en Mr. D. Simenon loco J. Bergé voor verwerende partij; zij hebben gepleit; hun vroeger neergelegde conclusie gehandhaafd en stukken neergelegd.
In feite |
Eiseres heeft aan verweerster, een holdingmaatschappij, die een aantal ondernemingen omvat actief in de realisatie van onconventionele en duurzame milieuproducten in België en Frankrijk, op 20 april 2001 een kredietopening toegestaan ten belope van 545.365,75 EUR onder de vorm van thesaurievoorschotten op korte termijn met een duurtijd van minimum 1 maand en maximum 1 jaar voor de aankoop van alle aandelen in Bouwbedrijf Uten BVBA en het doorvoeren van een kapitaalverhoging in Umacon. Het krediet zou worden beëindigd ten laatste op 31 mei 2002. De thesaurievoorschotten dienden aangezuiverd te worden met de verkoopopbrengst van de aandelen van NV Ecowatt. Er werden waarborgen verleend. De kredietopening was aanwendbaar in rekening-courant en onderworpen aan het Reglement van de kredieten aan de privécliënteel van mei 2000, voor zover er door de kredietbrief niet van werd afgeweken.
Volgens het artikel 6 b van dit reglement kon eiseres de rentevoet, het tarief, de wijze van aanrekening, de periodiciteit en de andere modaliteiten van interesten, kosten en commissies wijzigen. Die wijzigingen zouden aan de kredietnemers worden medegedeeld bij gewone brief of door een bericht gevoegd bij hun rekeninguittreksels.
Artikel 6 e van het reglement bepaalt: “Van de dag van de afsluiting van de in artikel 10, respectievelijk artikel 17 bedoelde rekening, tot de dag van haar volledige aanzuivering, zal Dexia Bank op het debetsaldo ervan de interest mogen aanrekenen die van toepassing is op een ongeoorloofd debet op zichtrekening.”
Blijkbaar was het krediet niet terugbetaald op 31 mei 2002 en er werd een bevestiging met nieuwe modaliteiten (vnl. over de waarborgen) ondertekend op 17 oktober 2002. Die voorzag dat het krediet zou worden beëindigd ten laatste op 31 december 2002.
Het krediet werd verminderd tot 545.000 EUR bij ondertekende bevestigingsbrief van 5 februari 2003. Het krediet kreeg een looptijd tot 31 december 2003.
Het krediet werd verminderd tot 420.000 EUR bij ondertekende bevestigingsbrief van 13 april 2004. Het krediet zou worden beëindigd ten laatste op 31 december 2004.
Op 31 december 2004 vroeg verweerster de verlenging van het krediet van 420.000 EUR tot 31 januari 2005; op 14 maart 2005 vroeg zij de verlenging tot 31 december 2005, op niet nader bepaalde datum tot 28 februari 2006, op niet nader bepaalde datum tot 31 augustus 2006 en eveneens op niet nader bepaalde datum tot 28 februari 2007. De kredieten werden (stilzwijgend) verlengd. Er werden van deze verlengingen geen kredietbevestigingen opgesteld.
Volgens eiseres werden op 27 februari 2007 de thesaurievoorschotten op korte termijn niet meer verlengd en de verschuldigde bedragen werden gedebiteerd op de centralisatierekening 068-2347134-52. De ontstane overschrijding van de rekening werd slechts gedeeltelijk aangezuiverd met de verkoopopbrengst van een onroerend goed dat in haar voordeel gehypothekeerd was.
Op 20 april 2007 maakte eiseres aan verweerster een aangetekend schrijven over waarin zij stelde dat het krediet beëindigd werd op 28 februari 2007. “De lopende straight-loan die op dat ogenblik verviel werd samen met de interesten gedebiteerd van uw centralisatierekening 068-2347134-52. Bijgevolg vertoont deze rekening een ongeoorloofd debetsaldo van momenteel 440.723,43 EUR. Wij rekenen erop dat uw centralisatierekening volledig wordt aangezuiverd tegen uiterlijk 20 mei 2007.”
Er ligt geen antwoord voor.
Op 5 september 2007 mailde eiseres aan verweerster: “Op de rekening van Econcern 068-2347134-52 is met valuta 31/08/07 (=ontvangst notaris Kuijpers) een bedrag t.b.v. 398.400 EUR gestort. Er rest nu nog een debetstand aan te zuiveren t.b.v. 65.671,60 EUR. Hierbij moet nog een bedrag aan lopende debetinteresten toegevoegd worden maar dit kan ik je nu niet geven. Einde maand zullen deze bijgeboekt worden...”
Op 7 september 2007 vroeg verweerster een detail van het openstaande saldo.
Op 23 oktober 2007 stelde eiseres verweerster in gebreke voor betaling van 83.100,31 EUR, stelde dat zij deze toestand niet langer tolereerde, dat zij bij ontstentenis zich het recht voorbehield om tot opzegging van de kredietopening over te gaan en verzocht ten laatste op 12 november 2007 tot volledige regularisatie over te gaan.
Op 12 november 2007 erkende verweerster dat de verkoop van het onroerend goed bedoeld was om eiseres volledig terug te betalen en dat dat niet gelukt was. Zij stelde de verkoop van 80% van de aandelen in NV Enbo voor een bedrag van 500.000 EUR in het vooruitzicht en stelde voor dat eiseres deze aandelen in pand zou nemen. Bij brief van 11 december 2007 weigerde eiseres en stelde zich verplicht te zien onmiddellijk en onherroepelijk een einde te stellen aan de kredietopening en vorderde het bedrag van 83.330,31 EUR terug te betalen.
Eiseres ging op 5 februari 2008 over tot dagvaarding. Verweerster stelt aan de raadsman van eiseres op 20 februari 2008 en 12 maart 2008 een afrekening te hebben gevraagd.
Verweerster vordert overeenkomstig artikel 736 Ger.W. dat haar een gedetailleerde afrekening zou worden bijgebracht en dat de rechtspleging zou geschorst worden om haar toe te laten deze stukken te bestuderen. Verweerster acht dit verzoek dilatoir. Een gedetailleerde afrekening bevindt zich als stuk 10 onder haar stukken. Die vangt aan met een debetstand van 440.723,43 EUR op 13 april 2007. Die werd aangetekend medegedeeld bij schrijven van 28 februari 2007, waarbij bevestigd werd dat de kredietopening beëindigd werd per 28 februari 2007. Deze aangetekende brief werd op geen enkel ogenblik betwist noch geprotesteerd. Verweerster ontving van alle verrekeningen een rekeninguittreksel. Verweerster is handelaar. Ook in haar schrijven van 12 november 2007 heeft verweerster de vordering in het geheel niet betwist.
Verweerster betwist de volgens haar exorbitante interestvoet van 20,4%. Die gaat de mogelijke schade, die eiseres heeft ten gevolge van de vertraging manifest te boven, en dient overeenkomstig artikel 1153, 5° lid BW verminderd tot de wettelijke interestvoet. Eiseres verwijst naar artikel 6 e van het Reglement van de kredieten en stelt dat verweerster zeer goed weet dat de debetinteresten op een ongeoorloofd debet op een zichtrekening belopen op 20,4%.
Ondergeschikt stelt verweerster dat de opzegging zonder voorwerp is omdat na de overeenkomst van 13 april 2004 met een looptijd tot 31 december 2004 geen kredietovereenkomst meer werd gesloten tussen partijen, zodat de opzeg van 11 december 2007 zonder voorwerp is. Voor zover de rechtbank van oordeel is dat er geen grond bestaat tot herleiding van de conventionele interest, voert verweerster aan dat de conventionele interest niet meer kan gevorderd worden voor de periode na 31 december 2004 bij gebrek aan kredietovereenkomst. Indien er nog een debetsaldo bestaat dan is zij na 31 december 2004 nog enkel een verwijlinterest verschuldigd aan de wettelijke interestvoet.
Eiseres repliceert dat het krediet niet werd beëindigd op 31 december 2004 maar precies op verzoek van verweerster herhaaldelijk werd verlengd tot 28 februari 2007. Op de aangetekende brief van eiseres van 11 december 2007 volgde geen reactie van verweerster, zodat zij de inhoud ervan aanvaard heeft.
Nog meer ondergeschikt stelt verweerster dat de opzeg ontijdig op 11 december 2007 zonder waarschuwing en zonder dat daarbij een opzeggingstermijn werd in acht genomen is geschied en aangezien de dagvaarding volgde op 5 februari 2008, werd verweerster geen redelijke termijn gelaten om tegen deze opzeg te protesteren. Eiseres voerde de kredietovereenkomst niet te goeder trouw uit en verweerster werd voor het voldongen feit geplaatst dat eiseres haar verbintenis niet meer naleeft en geen betalingen meer toelaat wat zij nochtans van 1 januari 2005 tot december 2007 heef toegelaten. Zij acht zichzelf te goeder trouw vermits zij interesten betaalde en de hoofdsom slechts later betaalde omdat de koper van de onroerende goederen de stad Leuven draalde met de aankoop.
Eiseres repliceert dat verweerster niet ontkent de brief van 11 december 2007 ontvangen te hebben en dat zij tot 5 februari 2008 de tijd had om te reageren. Eiseres heeft verweerster alle gelegenheden geboden om tot vrijwillige aanzuivering over te gaan.
Verweerster vraagt uiterst ondergeschikt te mogen betalen met 15.000 EUR per maand vanaf 15 mei 2008. Eiseres verzet zich.
Verweerster verzet zich tegen de uitvoerbaarverklaring van het te wijzen vonnis. Er is geen hoogdringendheid, noch dreigend gevaar. Eiseres dringt aan op de uitvoerbaarverklaring.
Beoordeling |
Ten onrechte vordert verweerster een afrekening nu deze zich vanaf 21 februari 2007 onder artikel 10 onder de stukken van eiseres bevindt.
Verweerster heeft ter zitting van 16 april 2008 niet ontkend dat het reglement van de kredieten aan de privécliënteel dat zich bij de stukken van eiseres bevindt voorzien is van de namens haar gezette parafen. Algemene bankvoorwaarden verbinden een cliënt indien hij enerzijds vóór of uiterlijk op het ogenblik van de contractsluiting kennis genomen heeft of redelijkerwijze kennis heeft kunnen nemen van de algemene bankvoorwaarden en hij anderzijds deze voorwaarden uitdrukkelijk of stilzwijgend heeft aanvaard (R. Smets, S. Styns en K. Vanderschot, “Algemene bankvoorwaarden” in B. Tilleman en B. De Laing (eds.), Bankcontracten, Reeks recht en onderneming, die Keure, 2004, p. 4, nr. 5). Dat is hier het geval. Deze voorwaarden zijn verweerster tegenwerpbaar.
In principe is de door banken gehanteerde interestvoet op basis van de debetinteresten op een zichtrekening bij overschrijding of afsluiting van een krediet, zelfs aan 20,4%, geen woekerinterest en speelt artikel 1153, 5de lid BW hier niet. Deze rechtbank kende in die omstandigheden in een vonnis van 13 maart 1996 (onuitgeg. inzake Het Gemeentekrediet van België / Herks Sloopbedrijf BVBA) een interestvoet van 21,6% toe en verwees naar Kortrijk 11 oktober 1994, TBH 1996, 1008 en Kh. Ieper 5 december 94, TBH 1995, 1010 die respectievelijk 22,8% en 22% hanteerden en de rechtspraak waaraan in die vonnissen wordt gerefereerd. Meer recent kende het hof van beroep te Brussel bij arrest van 26 januari 2006 ( TBH 2008, 20 ) bij overschrijding van een krediet een overeengekomen interestvoet van 5% boven de interest van het kaskrediet toe. Meestal worden dergelijke interestvoeten niet als abusief bestempeld door de rechtspraak aangezien dergelijke overschrijdingen of het niet betalen bij het beëindigen van het krediet een groter risico inhouden van insolvabiliteit en kosten veroorzaken (zie het aangehaalde arrest van 26 januari 2006).
De rechtbank acht nochtans het aanrekenen van debetinteresten van een zichtrekening in de periode tussen 28 februari 2007 en de betaling van notaris Kuijpers van 398.400 EUR op 4 september 2007 op 432.754,47 EUR abusief. In die periode beschikte eiseres over de waarborg van het onroerend goed en zij spreekt niet tegen dat zij op de hoogte was van de tribulaties van het dossier met de koper. Hoewel de rechtbank van oordeel is dat eiseres conventioneel gerechtigd was op die aanrekening, was dat in de gegeven omstandigheden rechtsmisbruik vermits het risico van niet betalen beperkt was door de waarborg. De rechtbank is van oordeel dat eiseres in de periode tussen 28 februari 2007 en 4 september 2007 slechts gerechtigd was op de interesten, die zij in die periode, normaliter voor het oorspronkelijk krediet in rekening bracht. In de periode ná 4 september 2007 is zij gerechtigd op de debetinteresten zoals op een zichtrekening. De debatten worden heropend om eiseres toe te laten een aangepaste afrekening bij te brengen. Verweerster wordt alvast veroordeeld in betaling van 432.754,47 EUR - 398.400 EUR = 34.354,47 EUR provisioneel.
Het verweer als zou de opzeg van 11 december 2007 zonder voorwerp zijn, omdat na 31 december 2004 geen nieuwe kredietovereenkomst meer werd gesloten, gaat niet op. Het standpunt van eiseres komt er op neer dat partijen, doordat eiseres geen kredietbevestigingsbrief meer stuurde na de aanvragen van verweerster van de verlenging van de kredieten, de schuld hernieuwden. Schuldvernieuwing wordt niet vermoed en de wil om ze tot stand te brengen moet duidelijk uit de handeling blijken (art. 1273 BW). De opvolgende kredietbevestigingen herhalen overigens telkens dat er geen schuldvernieuwing tot stand komt. Een overeenkomst die voor bepaalde tijd wordt aangegaan en die na afloop van de termijn wordt verder gezet wordt van onbepaalde duur en de bedingen van de oorspronkelijke overeenkomst blijven gelden op voorwaarde dat de schriftelijke overeenkomst verder de juridische grondslag vormt voor de voortgezette contractuele relaties.
De rechtbank is van oordeel dat de opzegging op 11 december 2007 in de gegeven omstandigheden (na 4 september 2007 was het duidelijk dat de waarborg niet volstaan had om tot volledige terugbetaling over te gaan) niet ontijdig was. Na de opzeg was eiseres niet te kwader trouw, wanneer zij op 5 februari 2008 dagvaardde (men leze de brief van 20 april 2007).
Verweerster heeft niet aangetoond dat zij ongelukkig is en te goeder trouw. Zij bekomt geen uitstel voor de provisionele veroordeling.
In de regel worden de meeste vonnissen van de rechtbank van koophandel uitvoerbaar verklaard bij voorraad. De overwegingen, die aan de basis liggen van het in de regel uitvoerbaar verklaren hebben te maken met de eigen aard van veel betwistingen voor een rechtbank van koophandel, te weten een geding tussen een schuldeiser en een schuldenaar, die niet kan of niet wil betalen en een dilatoir verweer voert enkel met het oog op het bekomen van uitstel. Het is duidelijk dat de veroordeling tot 34.354,47 EUR moeilijk te betwisten valt. De lange wachttijden voor het hof, waarbij ondertussen de ene of de andere failliet wordt verklaard, zijn een bijkomend argument bij het uitvoerbaar verklaren bij voorraad. Door de vonnissen niet uitvoerbaar te verklaren bij voorraad wordt een premie toegekend aan dilatoir verweer en worden dergelijke schuldenaars aangespoord om in dat verweer te volharden en nog eens beroep aan te tekenen. Ten onrechte beroept verweerster zich op het feit dat zij haar verbintenissen maximaal heeft nageleefd. Dat is tegen het dossier. Verweerster heeft een onbetwistbaar bedrag niet dadelijk betaald, zoals zij voorhoudt. Er is twijfel bij de mogelijkheden van verweerster om aan een veroordeling snel een gevolg te kunnen geven.
De voorschriften van de artikelen 2 en 30 tot 37 van de wet van 15 juni 1935 op het gebruik der talen in gerechtszaken werden nageleefd.
Om deze redenen,
beslist de rechtbank, na beraadslaging, op tegenspraak:
verklaart de hoofdeis toelaatbaar,
verklaart de eis gegrond behoudens in verband met de aangerekende interesten tussen 28 februari 2007 en 4 september 2007,
zegt voor recht dat in die periode eiseres slechts gerechtigd is op de normale interesten, die zij voor een dergelijk krediet in rekening bracht,
heropent ambtshalve de debatten teneinde eiseres toe te laten een daartoe aangepaste afrekening bij te brengen,
veroordeelt verweerster in afwachting tot betaling aan eiseres van 34.354,47 EUR provisioneel,
zegt dat eiseres een aangepaste afrekening dient neer te leggen en over te maken aan verweerster vóór 16 mei 2008,
zegt dat verweerster een conclusie kan nemen vóór 4 juni 2008,
en dat eiseres deze kan beantwoorden vóór 13 juni 2008,
en dat de rechtbank de zaak in beraad zal nemen op 18 juni 2008,
behoudt de kosten voor,
staat de voorlopige tenuitvoerlegging van het vonnis toe ook al wordt er verzet of beroep aangetekend.
(…)