Article

Noot, R.D.C.-T.B.H., 2010/2, p. 107-108

BANQUE ET CREDIT
Opérations bancaires - Virements - Article 1239 du Code civil
L'article 1239 du Code civil ne limite par la responsabilité du créancier (client bancaire). L'exécution par la banque d'un ordre falsifié s'explique comme étant la conséquence d'un emploi abusif de documents bancaires perdus ou volés.
La clause qui met la responsabilité pour les conséquences d'une perte ou de vol des formules de virement à charge du titulaire du compte, est d'application.
BANK EN KREDIETWEZEN
Bankverrichtingen - Overschrijvingen - Artikel 1239 BW
Artikel 1239 BW beperkt de verantwoordelijkheid van de schuldeiser (cliënt van de bank) niet. De uitvoering door de bank van vervalste overschrijvingsorders dient uitgelegd als een gevolg van misbruik van verloren of gestolen bankdocumenten.
Het exoneratiebeding dat de verantwoordelijkheid voor de gevolgen in geval van verlies of diefstal van documenten bij de rekeninghouder legt, is dus van toepassing.

1.Een tijdelijke vereniging, gevormd tussen de SA TEI en SA Fabricom GTI Infra Sud (eisers), was houder van een bankrekening bij ING België en had per post naar haar bankkantoor twee overschrijvingsorders gestuurd ten gunste van resp. de SA TEI en SA Fabricom GTI Infra Sud.

Klaarblijkelijk werden tussen het uitschrijven en de uitvoering van de overschrijvingen de namen en rekeningnummers van de begunstigden vervalst.

Eén van de 'nieuwe' begunstigden bleek tevens rekeninghouder bij ING België te zijn. Daar het over te schrijven bedrag niet scheen te stroken met zijn profiel, werd contact opgenomen met eisers, waardoor de vervalsing aan het licht is gekomen.

De eerste overschrijving kon worden tegengehouden; van de tweede overschrijving naar een KBC-rekening werd slechts een beperkt deel gerecupereerd.

Eisers hebben vervolgens op grond van artikel 1239, 1ste lid BW (niet-tegenstelbaarheid van de uitgevoerde betaling aan een niet-gerechtigde derde), ING België gedagvaard in terugbetaling van het gedebiteerde niet-teruggegeven bedragen.

De bank verweerde zich met te stellen dat eisers niet bewijzen dat zij niet zou hebben voldaan aan haar contractuele restitutieverbintenis of aan haar verplichting om de juistheid van de overschrijving na te gaan en zij verwijst ter zake eveneens naar haar bankreglement dat bepaalt dat de klant alle gevolgen draagt bij diefstal of verlies van bankdocumenten en het mogelijk abusievelijk gebruik ervan.

De rechtbank van koophandel is de eisers niet gevolgd in hun argumentatie dat hun inziens artikel 1239 BW een beperking van de verantwoordelijkheid van de bankklant zou inhouden en dat de bank een zware fout zou hebben begaan door duidelijk vervalste overschrijvingsorders uit te voeren.

Volgens de rechtbank heeft artikel 1239 BW geenszins betrekking op de (beperking van) verantwoordelijkheid van de schuldeiser (bankklant) en moet de bank bij de uitvoering van overschrijvingen in de eerste plaats de handtekening op het order vergelijken met de specimenhandtekening en, wanneer de begunstigde tevens klant is bij de bank, de overeenstemming tussen diens naam en rekeningnummer nagaan.

2.De afgelopen jaren is er heel wat rechtspraak en rechtsleer verschenen betreffende de problematiek van de uitvoering van vervalste (papieren) overschrijvingsopdrachten.

Onderhavig vonnis is er dus één in een lange rij maar belicht en herhaalt niettemin een aantal interessante aspecten.

    • vooreerst komt de kwestie aan bod van de toepassing van exoneratiebedingen in geval van een betwisting op grond van artikel 1239 BW en de restitutieverplichting [1]. Het hof van beroep te Brussel heeft in het recente verleden de combineerbaarheid van exoneratiebedingen en artikel 1239 BW aan strenge voorwaarden gekoppeld [2]. Dergelijke bedingen zouden niet kunnen worden toegepast voor andere feitelijke omstandigheden dan deze waarnaar ze expressis verbis verwijzen en zouden enkel met succes kunnen worden ingeroepen bij geschillen gebaseerd op artikel 1239 BW en de restitutieverplichting, wanneer deze exoneratieclausules expliciet afwijken van artikel 1239 BW en de restitutieverplichting [3]. In casu oordeelt de rechtbank soepel dat de uitvoering van vervalste overschrijvingsorders niet anders kan worden uitgelegd dan als een gevolg van abusievelijk gebruik van gestolen of verloren bankdocumenten; met andere woorden: het door verweerders ingeroepen exoneratiebeding, wordt wel degelijk toepasselijk geacht;
    • overigens deelt de rechtbank niet de visie van de eisers dat artikel 1239 BW de aansprakelijkheid van de schuldeiser beperkt en derhalve de toepassing neutraliseert van de exoneratieclausule in kwestie. De rechtbank meent immers dat artikel 1239 BW “est étranger à la question de la responsabilité du créancier”. Het is wel spijtig dat het vonnis op dit punt vrij vaag is gebleven anders dan het vonnis van de rechtbank van eerste aanleg te Brussel van 29 januari 2007: wanneer wordt bewezen dat een overschrijving vervalst is, dient de bank normaliter op grond van artikel 1239 BW alle gevolgen te dragen van de betaling aan een niet-gemachtigde derde, tenzij partijen anders overeengekomen zijn ongeacht of er sprake is van enige fout. Partijen kunnen aldus de verplichting tot teruggave moduleren zonder evenwel dat de bankier zich van zware fout of opzet mag ontheffen of het contract daardoor inhoudelijk mag uithollen [4];
    • ook het argument van de eisers dat de bank een zware fout zou hebben gepleegd omdat de vervalsing manifest ('grossière') was, wordt van tafel geveegd. Volgens de rechtbank zijn er op de originelen geen zichtbare schrappingen of toevoegingen vast te stellen. Het vonnis treedt vervolgens de thesis van verweerster bij, namelijk dat de bank die een overschrijvingsorder dient uit te voeren, in eerste orde de handtekening van de opdrachtgever moet vergelijken met de specimenhandtekening en desgevallend, indien de begunstigde ook klant bij haar is, de overeenstemming tussen de naam en het rekeningnummer van de begunstigde moet nagaan. Een bank kan niet gehouden worden tot een identiteitsverificatie van de begunstigde noch a fortiori of deze wel effectief schuldeiser is [5].
    Nadine Spruyt
    [1] Voor een overzicht: R. Steennot, “Vervalste overschrijvingsopdrachten: artikel 1239 BW, afwijkende bedingen in de bankvoorwaarden en de leer van de onrechtmatige bedingen”, BFR 2006, 59; O. Creplet, “Les conséquences juridiques de l'exécution d'un faux virement dans le rapport entre le titulaire du compte débité et la banque”, BFR 2006, 69-81.
    [2] Brussel 5 maart 2005, BFR 2006, 82; Brussel 18 november 1999, AJT 2001-02, 69, noot R. Steennot; Brussel 18 november 1999, TBH 2000, 680, noot J.-P. Buyle en M. Delierneux.
    [3] O. Poelmans en A. Deome, “Les relations entre le banquier et son client titulaire d'un compte en banque après l'arrêt de la Cour de cassation du 16 septembre 1993”, Bank Fin. 1994, 416.
    [4] TBH 2009, 11 met noot van A.-P. André-Dumont.
    [5] Zie ter zake ook R. Steennot, “Heeft de bank de verplichting de overeenstemming tussen het rekeningummer van de begunstigde en diens identiteit te verifiëren?” (noot onder Brussel 16 oktober 2007), DCCR 2008, afl. 79, 89; zie ook Brussel 20 december 2005, BFR 2007/1, 58, met noot.