Hof van beroep Gent 30 april 2009

Hof van beroep Gent verwerpt laattijdige wraking arbiter en veroordeelt wegens tergend en roekeloos geding

Twee partijen in een arbitrage vorderden de wraking van de alleenzetelende arbiter. Ze wierpen op dat de arbiter bepaalde briefwisseling niet aan hen zelf had gericht, maar aan een advocaat die niet (meer) door hen gemandateerd was. De rechtbank van koophandel te Kortrijk en het hof van beroep te Gent oordeelden echter op basis van de feiten dat de arbiter niet eenzijdig met één van de partijen gecommuniceerd had. De arbiter mocht ervan uitgaan dat zij via deze advocaat kon communiceren met de eisers. De advocaat in kwestie was immers opgetreden voor de eisers bij de wraking van de vorige arbiter in dezelfde arbitrage. Bovendien had hij protestloos en zonder voorbehoud kennis genomen van alle brieven van de arbiter. Het was pas op een later moment in de procedure dat de arbiter op de hoogte werd gebracht van het feit dat het mandaat van deze advocaat beëindigd was.

In hoger beroep beriepen de eisers zich ook op het feit dat de arbiter in haar hoedanigheid van advocaat betrokken was bij procedures tegen hun accountant. Aangezien het geschil in de arbitrage betrekking had op de afrekening van een overdracht van aandelen, speelde deze accountant daarin een prominente rol. Het hof stelde vast dat de eisers deze wrakingsgrond noch in de inleidende dagvaarding, noch in de procedure in eerste aanleg hadden opgeworpen. Dit terwijl de procedures tegen de accountant reeds enkele jaren aan de gang waren. Bovendien was de arbiter al 16 maanden aangesteld toen deze wrakingsgrond voor het eerst werd ingeroepen. Volgens het hof was dit dan ook laattijdig en onontvankelijk. Meer nog, het hof besloot dat de wrakingprocedure onderdeel was van het algemeen dilatoir en deloyaal gedrag van de eisers. Het kende daarom een schadevergoeding toe wegens tergend en roekeloos geding (www.juridat.be ).