Article

Actualité : Grondwettelijk Hof, 17/09/2009, R.D.C.-T.B.H., 2009/9, p. 981

Grondwettelijk Hof 17 september 2009

VENNOOTSCHAPPEN
Naamloze vennootschap - Bestuur - Aansprakelijkheid
Zaak: nr. 139/2009

Bij vonnis van 17 november 2008 heeft de rechtbank van koophandel te Brugge volgende prejudiciële vraag gesteld: “Schendt 530 § 2 W.Venn. de artikelen 10 en 11 van de Grondwet doordat het een van het normale aansprakelijkheidsstelsel afwijkende regeling invoert waardoor een onderscheiden behandeling wordt ingesteld tussen verschillende categorieën van personen, namelijk diegenen die op grond van een niet weerlegbaar vermoeden als bestuurder en/of zaakvoerder in de vijf jaar voor de faillietverklaring bij minstens twee andere faillissementen, vereffeningen of soortgelijke operaties die resulteerden in schulden tegenover een instelling die socialezekerheidsbijdragen int betrokken is geweest en diegenen die als bestuurder en/of zaakvoerder eveneens betrokken waren bij verschillende faillissementen, vereffeningen of soortgelijke operaties met andere schulden dan verschuldigde socialezekerheidsbijdragen.”

Het Hof oordeelt dat artikel 530 § 2 W.Venn. de artikelen 10 en 11 van de Grondwet niet schendt.

De objectieve aansprakelijkheid werd ingevoerd teneinde de inning van de socialezekerheidsbijdragen beter te waarborgen en bestaat tevens in andere landen. Bovendien zal de rechtbank deze bijzondere aansprakelijkheid slechts weerhouden wanneer zij vaststelt dat de wettelijke voorwaarden ter zake vervuld zijn en zij heeft nagegaan of de bestuurder in de vijf jaar voor de faillietverklaring bij minstens twee andere faillissementen, vereffeningen of soortgelijke operaties die resulteerden in schulden tegenover een instelling die socialezekerheidsbijdragen int betrokken is geweest.

De bestuurder heeft ook, conform artikel 6.1. EVRM, toegang tot een rechter met volle rechtsmacht die, doordat voormelde bepaling erin voorziet dat de personen die zij beoogt persoonlijk en hoofdelijk aansprakelijk kunnen worden gesteld “voor het geheel of een deel van de sociale bijdragen”, ten aanzien van de omvang van de verschuldigde socialezekerheidsbijdragen en supplementen diezelfde beoordelingsbevoegdheid heeft als de RSZ en de curator.