Hof van beroep Brussel 20 januari 2009
BIJZONDERE OVEREENKOMSTEN
Bewaargeving - Eigenlijke bewaargeving - Verplichtingen van de bewaarnemer - Voertuig dat ter herstel aan een garagist wordt toevertrouwd
Voldoet niet aan de op hem rustende bewakingsplicht, de garagist die hem ter herstel toevertrouwde voertuigen stalt op een braakliggend terrein dat niet afgesloten is en gelegen is in een semi-industriële zone waar er in de nabije omgeving weinig of geen bewoners zijn en die er eerder verlaten bijligt. De opstelling van de toevertrouwde auto's tussen andere wagens waardoor ze geblokkeerd worden volstaat niet.
|
CONTRATS SPECIAUX
Dépôt - Dépôt proprement dit - Obligations du dépositaire - Véhicule confié pour réparation à un garagiste
Ne satisfait pas au devoir de surveillance qui pèse sur lui, le garagiste qui gare les véhicules qui lui sont confiés pour réparation sur un terrain en jachère qui n'est pas clôturé et qui se trouve dans une zone semi-industrielle où dans les environs il n'y a pas ou que peu d'habitants et qui est plutôt abandonnée. Le placement des voitures confiées entre d'autres voitures grâce auxquelles elles sont bloquées ne suffit pas.
|
V. / NV Beltran
Zet.: A. De Preester, E. Janssens de Bisthoven en M. Debaere (raadsheren) |
Pl.: Mrs. L. Evens en M. De Ridder |
Gelet op de procedurestukken:
- het voor eensluidend verklaard afschrift van het vonnis uitgesproken door de rechtbank van koophandel te Leuven op 1 juni 2004, beslissing waarvan geen akte van betekening wordt overgelegd;
- het verzoekschrift tot hoger beroep neergelegd ter griffie van het hof op 14 oktober 2004;
- de conclusie van geïntimeerde neergelegd ter griffie op 17 augustus 2005;
- de conclusie van appellant neergelegd ter zitting van 25 november 2008.
Gehoord de advocaten van partijen ter openbare terechtzitting van 25 november 2008 en gelet op de stukken die zij neerlegden.
Het hoger beroep en het incidenteel beroep werden regelmatig naar vorm en termijn ingesteld en zijn bijgevolg ontvankelijk.
I. | Voorwerp van de vorderingen |
1.1. De oorspronkelijke eis van de NV Beltran, huidige geïntimeerde, strekte ertoe de heer V., huidige appellant, te horen veroordelen tot betaling van een bedrag van 13.322,79 EUR, plus de gerechtelijke interesten (ingeleid bij P.V. van vrijwillige verschijning).
1.2. De eerste rechter heeft de heer V. veroordeeld tot betaling van een bedrag van 5.500 EUR, plus de gerechtelijke interesten aan de wettelijke interestvoet vanaf 30 april 2002.
1.3. Het hoger beroep van appellant beoogt de oorspronkelijke vordering ontvankelijk doch ongegrond te horen verklaren.
1.4. Bij incidenteel beroep vordert geïntimeerde de integrale toekenning van haar vordering.
II. | De feiten |
2.1. De eerste rechter heeft de feiten die aanleiding hebben gegeven tot huidig geschil precies en volledig omschreven zodat het hof desbetreffend verwijst naar het bestreden vonnis.
2.2. Samengevat komt het hierop neer dat geïntimeerde in de loop van 2001 haar voertuig Range Rover binnenbracht bij appellant voor herstelling.
In de nacht van 2 op 3 februari 2001 werd dit voertuig op het bedrijfsterrein van appellant gestolen. Van deze feiten werd een zonder gevolg geklasseerd repressief dossier opgesteld.
Geïntimeerde vraagt schadevergoeding wegens het verlies van haar voertuig.
III. | Beoordeling |
3.1. | Wat de aansprakelijkheid betreft |
3.1.1. Appellant houdt voor dat (1) de diefstal in zijne hoofde overmacht uitmaakt, (2) hij geen enkele fout heeft begaan gezien hij alle nodige voorzorgsmaatregelen heeft genomen om een diefstal te voorkomen en (3) minstens de gevorderde schadevergoeding overdreven is en herleid moet worden tot een bedrag van 5.292,14 EUR.
De eerste rechter besliste dat appellant niet alle voorzorgsmaatregelen had genomen om diefstal te voorkomen gelet op de plaats waar het voertuig geparkeerd stond maar dat de gevorderde schadevergoeding overdreven was en herleid diende te worden tot een bedrag van 5.500 EUR, ex aequo et bono bepaald, in hoofdsom.
3.1.2. In het repressief dossier wordt de plaats waar de diefstal gepleegd werd als volgt beschreven:
“Garage Paul is gelegen langs de Wijgmaalsesteenweg 2 te 3012 Leuven (Wilsele) en meer bepaald langsheen de vaart. Aan de ene zijde grenst deze garage aan de Wijgmaalsesteenweg en aan de andere zijde aan de Dijle. Tussen de eigendom van de garage en de Wijgmaalsesteenweg is er een sloot.
(…)
Langs deze eigendom, richting Leuven, is er een braakliggend stuk land dat aan de zijde van de Wijgmaalsesteenweg ongeveer 25m breed is. Deze akker is echter niet volledig van de Wijgmaalsesteenweg gescheiden door middel van de sloot. Een gedeelte van de sloot is overdekt waardoor deze akker langs de Wijgmaalsesteenweg kan worden betreden, ook met voertuigen.
Op de grensscheiding van de eigendom van deze garage en het braakliggend stuk grond is er geen afsluiting aangebracht. Er staan wel verscheidene voertuigen naast elkaar opgesteld zodoende deze het terrein afbakenen. Op bepaalde plaatsen staan deze zelfs in dubbele file geparkeerd.”
Tijdens het gerechtelijk onderzoek verklaarde appellant:
“Op het terrein zelf werden twee jeeps verplaatst om een vrije doorgang te verkrijgen. Langs daar hebben ze met de ontvreemde jeep het terrein verlaten. Hier was het terrein niet afgesloten.”
Volgens de verbalisanten bestond de modus operandi hierin dat de dieven eerst drie wagens verplaatst hebben om dan met het voertuig van geïntimeerde weg te rijden.
3.1.3. Partijen betwisten niet dat het voertuig in kwestie in bewaring werd gegeven. Overeenkomstig artikel 1915 BW is bewaargeving een handeling waarbij men de zaak van een ander aanneemt, onder de verplichting om die te bewaren en in natura terug te geven.
De bewaarnemer is gehouden aan de in bewaring gegeven zaak dezelfde zorg te besteden als hij aan de bewaring van zijn eigen zaak besteedt (art. 1927 BW). De verantwoordelijkheid van de bewaarnemer jegens de bewaargever is een contractuele verantwoordelijkheid.
De bewaarnemer is echter niet aansprakelijk voor gevallen van overmacht (art. 1929 BW). Om op grond van een vreemde oorzaak bevrijd te zijn van zijn teruggaveverbintenis, volstaat het dat de bewaarnemer bewijst dat hem geen fout in de bewaking treft.
3.1.4. Appellant houdt voor dat hem geen enkele fout in de bewaking verweten kan worden. Hij voert aan dat het gestolen voertuig afgesloten was, de sleutels zich in het kantoor van de garage bevonden en dat het voertuig geparkeerd stond in een hoek van het terrein en geblokkeerd werd door een andere slotvaste Landrover die zich vóór het uiteindelijk gestolen voertuig bevond.
De verbalisanten hebben een objectieve beschrijving gegeven van de plaats waar het gestolen voertuig stond (zie punt 3.1.2. van huidig arrest) en hierin valt op dat het desbetreffende terrein rechtstreeks bereikbaar is via de Wijgmaalsesteenweg en (minstens) die vrije toegang niet afgesloten was door enige omheining. Het staat overigens vast dat via deze doorgang met die wagen naar buiten gereden werd. Het braakliggend terrein waarop de voertuigen van garage V. gestald werden, is bovendien gelegen aan de vaart, een semi-industriële zone, waar er in de nabije omgeving weinig of geen bewoners zijn en die er dus eerder verlaten bijligt.
Het feit dat gestalde voertuigen geblokkeerd werden door andere Landrovers die slotvast waren, kan niet aangezien worden als een afdoend “veiligheidssysteem”. Deze voertuigen werden in dit concreet geval blijkbaar zonder grote moeite opzij geschoven om toegang te verlenen aan het voertuig dat uiteindelijk gestolen werd.
3.1.5. De eerste rechter heeft dan ook terecht beslist dat appellant onvoldoende voorzorgsmaatregelen heeft genomen om diefstal te voorkomen en dat hij er minstens had moeten voor zorgen dat het parkeerterrein op een degelijke wijze volledig afgesloten was, eventueel door een vaste en stevige omheining.
Het bestreden vonnis wordt dan ook bevestigd. Alle overige door partijen in dit verband aangehaalde middelen zijn niet ter zake dienend in het licht van wat voorafgaat.
3.2. | Wat de schade betreft |
3.2.1. Geïntimeerde vordert hierna volgende schadevergoeding:
- aankoopwaarde voertuig: | 320.000 BEF |
- winch: | 70.708 BEF |
- snorkel en fixatie reservewiel: | 29.690 BEF |
- roll-bar: | 14.609 BEF |
- externe brandstofpomp: | 7.675 BEF |
- zelfklevers: | 17.680 BEF |
- schokdempers: | 7.675 BEF |
- bumper achter aan type tube: | 11.482 BEF |
- uitlaat: | 5.400 BEF |
- gps: | 20.000 BEF |
- 2 kisten met materiaal: | 15.000 BEF |
- BTW op 165.104 50% 21%: | 17.336 BEF |
Totaal: | 537.440 BEF |
of | 13.322,79 EUR |
De Range Rover 3500 CC was van het bouwjaar 1988. Op het ogenblik van de diefstal (= februari 2001) was geïntimeerde (NV Beltran) sedert 26 november 1999 (sedert 14 maanden) eigenaar van dit voertuig. Voorheen behoorde dat voertuig toe aan de bestuurder van de NV Beltran, met name de heer Beltran zelf.
In de loop van de maand december 2000 werden door geïntimeerde een winch geplaatst voor een bedrag van 70.708 BEF, alsmede een snorkel en een roll-bar, werd het reservewiel gefixeerd en werden er nieuwe schokdempers en bumper aangebracht. Geïntimeerde bracht ook een aantal reclameklevers aan.
De eerste rechter herleidde deze vordering tot een bedrag van 5.500 EUR, ex aequo et bono geraamd. Appellant is de mening toegedaan dat dit bedrag verder herleid moet worden tot 5.292,14 EUR.
3.2.2. Geïntimeerde kocht het voertuig aan in november 1999 voor de prijs van 320.000 BEF of 7.932,59 EUR. Het is dat bedrag dat geïntimeerde thans vordert als aankoopwaarde van het gestolen voertuig.
Het voertuig werd 14 maanden na de aankoop gestolen en onderging in die tijd ook een minderwaarde. De aankoopwaarde op 2/3 februari 2001 wordt dan ook geraamd op 6.000 EUR.
In de loop van december 2000 werden door geïntimeerde aan dat voertuig een aantal aanpassingen uitgevoerd (winch: 78.132 BEF of 1.936,84 EUR + snorkel en fixatie reservewiel: 21.050,25 BEF of 521,82 EUR + roll-bar: 14.673 BEF of 363,73 EUR + benzinepomp: 8.685 BEF of 215,30 EUR + schokdempers: 9.287 BEF of 230,22 EUR + bumper tube: 12.688 BEF of 314,53 EUR + uitlaat: 5.967 BEF of 147,92 EUR + gps: 20.000 BEF of 495,79 EUR = 170.482,25 BEF of 4.226,14 EUR). Al deze bedragen zijn BTW inbegrepen.
Behalve wat de gps betreft gaat het telkens om werken die relatief kort vóór de diefstal werden uitgevoerd. Gezien het hoe dan ook gaat om werken die uitgevoerd werden op een voertuig van het bouwjaar 1988 kan niet het volledig bedrag van deze werken in rekening gebracht worden. Wat de gps betreft blijkt nergens uit dat deze in dat voertuig werd aangebracht (er wordt enkel een garantiebewijs voorgelegd van een gps-systeem).
Deze post wordt in haar geheel ex aequo et bono geraamd op 90.000 BEF of 2.231,04 EUR.
Geïntimeerde vordert verder een bedrag van 484,28 EUR voor het aanbrengen van reclame zelfklevers. Deze zelfklevers waren op het ogenblik van de diefstal ongeveer 1 jaar oud (de factuur dateert van februari 2000). Terecht stelde de eerste rechter dat redelijkerwijze mag aangenomen worden dat dergelijke zelfklevers zowel ingevolge slijtage als omwille van commerciële redenen na 2 jaar dienen vervangen te worden. Deze post wordt bijgevolg ex aequo et bono geraamd op 200 EUR.
Geïntimeerde vordert ten slotte nog een bedrag van 15.000 BEF of 371,84 EUR voor 2 kisten met materieel. Nergens blijkt uit dat zich in het gestolen voertuig 2 kisten bevonden en het behoorde hoe dan ook aan geïntimeerde geen “waardevolle” goederen achter te laten in zijn voertuig.
3.2.3. De schade wordt bijgevolg als volgt begroot:
- aankoopwaarde: | 6.000,00 EUR |
- uitgevoerde werken: | 2.231,04 EUR |
- zelfklevers: | 200,00 EUR |
Totaal: | 8.431,04 EUR |
Het bestreden vonnis wordt op dit punt hervormd.
3.3. | Wat de rechtsplegingsvergoeding betreft |
3.3.1. Beide partijen hebben ter zitting van 25 november 2008 om de toekenning gevraagd van het basistarief die zij begroten op 1.100 EUR.
3.3.2. Dit bedrag komt toe aan geïntimeerde als de in het gelijk gestelde partij.
Om deze redenen:
Het hof,
Rechtdoende op tegenspraak,
Gelet op artikel 24 van de wet van 15 juni 1935 op het taalgebruik in gerechtszaken;
Verklaart het hoger beroep ontvankelijk doch ongegrond.
Verklaart het incidenteel beroep ontvankelijk en gegrond in de hierna bepaalde mate.
Bevestigt het bestreden vonnis in zoverre hierin de vordering ontvankelijk en deels gregrond wordt verklaard en de kosten begroot worden, en hervormend voor het overige,
Veroordeelt de heer V. tot betaling aan de NV Beltran van een bedrag van achtduizend vierhonderd eenendertig euro vier cent (8.431,04 EUR), plus de gerechtelijke interesten aan de wettelijke interestvoet vanaf 30 april 2002 tot op de datum van de algehele betaling.
Veroordeelt appellant in de kosten van beide aanleggen, in hoger beroep begroot
- in hoofde van hemzelf op 1.286 EUR (186 rolrecht + 1.100 rechtsplegingsvergoeding), en
- in hoofde van geïntimeerde op 1.100 EUR rechtsplegingsvergoeding.