Article

Actualité : Hof van beroep Antwerpen, 25/05/2009, R.D.C.-T.B.H., 2009/7, p. 726

Hof van beroep Antwerpen 25 mei 2009

INTERNATIONAAL PRIVAATRECHT
Verbintenissen - Internationale bevoegdheid - Contractuele en niet-contractuele verbintenissen
EXECUTIE EN BEVOEGDHEID
Verordening EG nr. 44/2001 - Bevoegdheid - Plaats van uitvoering

(Zaak: nr. AR 2004/AR/2768)

Conform artikel 5.1. EEX is bevoegd de rechter van de plaats van uitvoering van de verbintenis die aan de eis ten grondslag ligt. Een zeevervoerder heeft talrijke verplichtingen en moet gedurende het hele vervoer allerlei maatregelen nemen die noodzakelijk zijn voor het behoud van de goederen. Deze verplichtingen zijn echter ondergeschikt aan de hoofdverbintenis van de vervoerder, m.n. de aflevering van de goederen op de plaats van bestemming. Er moet derhalve nagegaan worden waar, volgens de overeenkomst, deze hoofdverbintenis tot aflevering uitgevoerd werd of had moeten worden. Inzake zeevervoer is dit in de overeengekomen bestemmingshaven van de goederen.

Artikel 91 Zeewet is zowel een regel van materieel recht als een IPR-rechtelijke regel. Bij een overeenkomst voor vervoer van een Belgische haven is, volgens het Belgische IPR, hierop steeds Belgisch recht (art. 91 als materieelrechtelijke regel) van toepassing (onmiddellijk toepasbare politiewet). De partij die de onbevoegdheid van de Belgische rechter opwerpt moet bewijzen dat de buitenlandse rechter artikel 91 Zeewet zal toepassen, waarvoor een zekere bestendigheid in de rechtspraak van deze buitenlandse rechter vereist is.

Naar Belgisch recht treedt de derde-houder niet in de rechten en verplichtingen van de verscheper; hij is derhalve niet gebonden door een bevoegdheidsbeding dat tussen vervoerder en verscheper overeengekomen zou zijn. Er moet onderzocht worden of de derde-houder zelf, in overeenstemming met de vereisten van artikel 17.1. EEX, ingestemd heeft met het bevoegdheidsbeding. Het feit dat de derde-houder, toen hij het cognossement ontving, niet geprotesteerd heeft tegen het bevoegdheidsbeding, en het feit dat de derde-houder het cognossement heeft aangeboden tonen geen stilzwijgende instemming met het bevoegdheidsbeding aan.