Article

Rechtbank van koophandel Turnhout, 05/05/2009, R.D.C.-T.B.H., 2009/7, p. 688-690

Rechtbank van koophandel Turnhout 5 mei 2009

INSOLVENTIE - CONTINUÏTEIT VAN DE ONDERNEMINGEN
Gerechtelijke reorganisatie - Algemeen - Toelaatbaarheid - Gegrondheid - Toetsing aan de artikelen 16 en 23 van de wet van 31 januari 2009 betreffende de continuïteit van de ondernemingen
Als het verzoek tot gerechtelijke reorganisatie initieel gesteld werd bij inleidend verzoekschrift, hetwelk regelmatig is naar de vorm en de termijn, is het derhalve ontvankelijk.
De gegrondheid van het verzoek tot gerechtelijke reorganisatie dient te worden beoordeeld in functie van artikel 23 van de wet van 31 januari 2009 betreffende de continuïteit van de ondernemingen.
Het enige criterium bestaat erin dat de continuïteit van de onderneming bedreigd dient te zijn, onmiddellijk of op termijn. Daarnaast dient ook voldaan te zijn aan de in artikel 16 van de wet van 31 januari 2009 vermelde doelstellingen. Indien de naleving hiervan niet uit het verzoekschrift of uit de debatten voor de rechtbank blijkt, kent de rechtbank slechts een opschorting van twee weken toe, teneinde de schuldenaar de mogelijkheid te bieden zijn standpunt hieromtrent te verduidelijken.
INSOLVENTIE - CONTINUÏTEIT VAN DE ONDERNEMINGEN
Gerechtelijke reorganisatie - Algemeen - Kennelijke grove fout - Kennelijke kwade trouw - Sanctie
Een kennelijke grove fout of kwade trouw van de schuldenaar wordt gesanctioneerd conform artikel 28 van de wet van 31 januari 2009, maar heeft niet de afwijzing van het verzoek tot gerechtelijke reorganisatie tot gevolg.
INSOLVABILITE - CONTINUITE DES ENTREPRISES
Réorganisation judiciaire - Généralités - Recevabilité - Fondement - Contrôle sous l'angle des articles 16 et 23 de la loi du 31 janvier 2009 relative à la continuité des entreprises
Si la requête en réorganisation judiciaire a été formée à l'origine par requête, laquelle est régulière en la forme et quant aux délais, elle est dès lors recevable.
Le fondement de la demande en réorganisation judiciaire doit être examiné en fonction de l'article 23 de la loi du 31 janvier 2009 relative à la continuité des entreprises.
Le seul critère consiste en ce que la continuité de l'entreprise est menacée, à bref délai ou à terme. En outre, il y a également lieu de satisfaire aux buts mentionnés à l'article 16 de la loi précitée. Si la conformité à ces buts ne ressort pas de la requête en réorganisation judiciaire ou des débats devant le tribunal, le tribunal n'octroie qu'un sursis de deux semaines pour permettre au débiteur de clarifier sa position sur ce point.
INSOLVABILITÉ - CONTINUITÉ DES ENTREPRISES
Réorganisation judiciaire - Généralités - Faute grave et caractérisée - Mauvaise foi manifeste - Sanction
La faute grave et caractérisée ou la mauvaise foi manifeste du débiteur est sanctionnée conformément à l'article 28 de la loi du 31 janvier 2009 relative à la continuité des entreprises mais n'a pas pour conséquence le rejet de la requête.

BVBA Daneels / Openbaar Ministerie

Zet.: J. Maes (voorzitter), R. Sleebus en J. Coppens (rechters in handelszaken)
O.M.: I. Claes (substituut-procureur des Konings)
Pl.: Mr. Van Rie loco Mr. F. Lenders

Ter griffie dezer rechtbank werd op 22 april 2009 een verzoekschrift neergelegd houdende het verzoek tot het bekomen van een gerechtelijke reorganisatie (collectief akkoord) overeenkomstig artikel 17 van de wet op de continuïteit van de onderneming d.d. 31 januari 2009.

Bij beschikking van de voorzitter van 23 april 2009 werd conform artikel 18 en volgende van gezegde wet overgegaan tot het aanstellen van de heer J. Coppens als gedelegeerd rechter.

Gelet op de oproeping van verzoekster van 23 april 2009 en het bericht op 22 april 2009 aan de procureur des Koning nopens de indiening van het verzoekschrift.

Op 27 april 2009 werd door de heer J. Coppens een verslag ter griffie neergelegd.

Ter zitting van 28 april 2009 werd verzoekster in raadkamer gehoord bij monde van haar raadsman en de heer Daneels, zaakvoerder; de heer J. Coppens, gedelegeerd rechter, werd gehoord in zijn verslag, waarna de stukken werden neergelegd voor verzoekster en de zaak in raadkamer werd gesteld op de zitting van 5 mei 2009.

Op 5 mei 2009 werd ter griffie een verzoekschrift tot vrijwillige tussenkomst neergelegd namens het Openbaar Ministerie.

Ter zitting van 5 mei 2009 werd de raadsman van verzoekster gehoord, evenals de heer J. Coppens, gedelegeerd rechter, in zijn verslag, waarna de stukken voor verzoekster werden neergelegd en de debatten werden gesloten.

Gehoord tevens in raadkamer ter zitting van 5 mei 2009, mevrouw I. Claes, substituut-procureur des Konings in haar vordering.

De zaak werd daarna in beraad genomen.

Beoordeling der ontvankelijkheid

1. Overwegende dat het verzoek tot gerechtelijke reorganisatie initieel gesteld werd bij inleidend verzoekschrift, hetwelk regelmatig is naar de vorm en de termijn;

Dat het verzoek derhalve ontvankelijk is, hetgeen ten andere ook blijkt uit het verslag van de gedelegeerd rechter.

Beoordeling ten gronde

2. Overwegende dat de gegrondheid dient te worden beoordeeld in functie van artikel 23 van de wet van 31 januari 2009 betreffende de continuïteit van de ondernemingen;

Dat daarbij het enige criterium erin bestaat dat de continuïteit van de onderneming bedreigd dient te zijn, onmiddellijk of op termijn;

Dat uit het verslag van de gedelegeerd rechter alleszins blijkt dat dit het geval is; dat het gegeven dat mogelijk verzoekende partij misbruik maakt van de wet omdat zij afstevent op een faillissement, niet relevant is in functie van het laatste lid van artikel 23: “De staat van faillissement van de schuldenaar sluit op zich niet uit dat een procedure van gerechtelijke organisatie kan worden geopend of voortgezet”;

Dat er vooralsnog geen bewijs voorhanden is dat verzoekende partij “een kennelijk grove fout” heeft begaan of blijk geeft van “kennelijke kwade trouw”, hetgeen conform artikel 28 wel gesanctioneerd wordt, maar evenmin met de afwijzing van het verzoek.

3. Overwegende dat daarnaast echter wel dient voldaan te zijn aan de doelstellingen van artikel 16 van de wet, in die zin dat aan aanleggende partij een opschorting kan toegekend worden “met het oog op:

- hetzij het bewerkstelligen van een minnelijk akkoord, overeenkomstig artikel 43;

- hetzij het verkrijgen van het akkoord over een reorganisatieplan, overeenkomstig de artikelen 44 tot 58;

- hetzij de overdracht onder gerechtelijk gezag toe te staan, aan een of meerdere derden, van het geheel of een gedeelte van de onderneming, of haar activiteiten, overeenkomstig de artikelen 59 tot 70;

Dat noch in het verzoekschrift, noch tijdens de behandeling, concreet wordt aannemelijk gemaakt aan de rechtbank met het oog waarop verzoekende partij de opschorting wil bekomen;

Dat er geen ontwerp van minnelijk akkoord, noch een concreet voorstel naar de schuldeisers voorligt, noch een voorstel tot overdracht;

Dat het de rechtbank dan ook aangewezen voorkomt dat er slechts een opschorting wordt toegekend tot op de zitting van dinsdag 19 mei 2009, teneinde verzoekende partij toe te laten een geconcretiseerd ontwerp van minnelijk akkoord, een ontwerp van reorganisatieplan of een voorstel van overdracht voor te brengen.

4. Overwegende dat de voorlopige tenuitvoerlegging van huidig vonnis volgt uit artikel 5 van de wet van 31 januari 2009 betreffende de continuïteit van de ondernemingen;

De voorschriften van de artikelen 2, 30, 34, 35, 36, 37 en 41 van de wet van 15 juni 1935 op het gebruik der talen in gerechtszaken werden nageleefd.

Om deze redenen

De rechtbank

Verklaart het verzoek ontvankelijk en gegrond in de hiernavolgende mate:

Verklaart de vordering tot vrijwillige tussenkomst van het Openbaar Ministerie ontvankelijk.

Stelt de behandeling van de tussenvordering ten gronde in voortzetting op de zitting van dinsdag, 19 mei 2009 om 09.00 uur.

Verklaart de procedure van gerechtelijke reorganisatie geopend.

Bepaalt de duur van de in artikel 16 van de wet van 31 januari 2009 betreffende de continuïteit van de ondernemingen bedoelde opschorting op twee weken.

Stelt de zaak in voortzetting op de zitting van dinsdag 19 mei 2009, raadkamer, teneinde verzoekende partij toe te laten een geconcretiseerd ontwerp van minnelijk akkoord, een ontwerp van reorganisatieplan of een voorstel van overdracht voor te brengen.

De kosten worden aangehouden en de voorlopige tenuitvoerlegging van dit vonnis volgt uit de wet.

Note / Noot

Uit het geannoteerde vonnis van 5 mei 2009 blijkt dat de aangestelde gedelegeerd rechter deel heeft uitgemaakt van de zetel die zich over het verzoek heeft uitgesproken. Zie ook, in dezelfde zin, Kh. Turnhout 7 mei 2009, B/09/123, onuitgeg., waar beide rechters in handelszaken, die deel uitmaakten van de zetel die zich over het verzoek heeft uitgesproken, werden aangewezen als gedelegeerd rechters.

Over deze vonnissen, zie hierboven de bijdrage van prof. M. Grégoire, “La réorganisation judiciaire aux mains des juges: premières récoltes”, meer bepaald nrs. 6, 9, 13 en 17.

Over het vonnis van 5 mei 2009, zie ook hierna Kh. Turnhout 19 mei 2009, gepubliceerd in ditzelfde nummer.