Article

Hof van beroep Gent, 10/03/2008, R.D.C.-T.B.H., 2009/10, p. 1031-1034

Hof van beroep Gent 10 maart 2008

* * *

VERVOER
Wegvervoer - Internationaal vervoer - CMR-Verdrag - Artikel 12.1 CMR - Afzender - Opdrachtgever - Vorderingsrecht - Koopovereenkomst - Vervoerovereenkomst
De opdrachtgever tot het vervoer, die bovendien als afzender op de CMR-vrachtbrief is vermeld, heeft het recht over de goederen te beschikken en op vergoeding voor het verlies van de goederen. De koop-verkoopverhouding tussen de afzender en zijn koper staat volledig los van de CMR-vervoeropdracht en haar goede uitvoering. De vervoerder kan derhalve geen beroep doen op de koop-verkoopovereenkomst om de afzender zijn vorderingsrecht te ontzeggen (met verwijzing naar: Cass. 29 september 2006, rolnr. C040203N op www.juridat.be ).
VERVOER
Wegvervoer - Internationaal vervoer - CMR-Verdrag - Artikel 12.1 CMR - Vorderingsrecht afzender en zijn verzekeraars
Niets belet de afzender en zijn verzekeraars om hun belangen te bundelen in een gezamenlijke eis in betaling van schadevergoeding tegen de vervoerder, waarbij de betaling aan één van hen bevrijdend zal zijn tegenover de andere. De vervoerder is geen partij in de contractuele verhouding tussen de afzender en zijn verzekeraars en heeft dan ook geen hoedanigheid om een betwisting te voeren over punten waarover deze rechtstreeks betrokken partijen onderling geen betwisting voeren en die zij in onderling overleg onder elkaar kunnen regelen.
VERVOER
Wegvervoer - Internationaal vervoer - CMR-Verdrag - Artikel 17.2 CMR - Artikel 18.1 CMR: Diefstal - Aansprakelijkheid vervoerder - Bewijs: verklaringen vervoerder
De vervoerder wordt vermoed aansprakelijk te zijn voor verlies van de goederen ingevolge diefstal. De eigen verklaringen van de chauffeur zijn geen voldoende bewijs van bijzondere omstandigheden die de vervoerder van zijn vermoede aansprakelijkheid kunnen ontheffen.
VERVOER
Wegvervoer - Internationaal vervoer - CMR-Verdrag - Artikel 23.3 CMR - Artikel 29 CMR - Beperking aansprakelijkheid - Geen opzet of met opzet gelijkgestelde schuld
Bij gebrek aan opzet of een met opzet gelijkgestelde schuld in de zin van artikel 29 CMR is de vervoerder gerechtigd zijn aansprakelijkheid financieel te beperken overeenkomstig artikel 23 CMR.
VERVOER
Wegvervoer - Internationaal vervoer - CMR-Verdrag - Artikel 27.1 CMR - Wettelijke interest - Aanvang - Kapitalisatie - Artikel 1154 BW - Gerechtelijke aanmaning - Verzoekschrift hoger beroep
De aansprakelijke vervoerder is de wettelijke interest van 5% (art. 27.1 CMR) verschuldigd vanaf de dag waarop de ladingbelanghebbende zijn vordering schriftelijk instelt.
Nu het CMR-Verdrag geen regeling inhoudt betreffende de betaling van de vervallen interesten aan 5 %, die de vervoerder verschuldigd blijft, beheerst de Belgische wet (tussen twee Belgische vennootschappen) de betaling van de vervallen interesten.
Artikel 1154 BW laat kapitalisatie van de interesten toe wanneer de gerechtelijke aanmaning betrekking heeft op interesten die minstens voor een vol jaar verschuldigd zijn. De neerlegging van een verzoekschrift tot hoger beroep kan gelden als zulke gerechtelijke aanmaning wanneer het de aandacht van de schuldenaar op dergelijke kapitalisatie vestigt.
TRANSPORT
Transport par route - Transport international - Convention CMR - Article 12.1 CMR - Expéditeur - Donneur d'ordre - Droit de réquisition - Contrat de vente - Contrat de transport
Le donneur d'ordre du transport, qui est mentionné comme expéditeur sur la CMR, a le droit de disposer des marchandises ainsi qu'à une indemnité en cas de perte des marchandises. La relation achat-vente entre l'expéditeur et son acheteur ne tient pas compte de l'ordre de transport CMR et de son bonne exécution. Le transporteur ne peut dès lors pas se prévaloir du contrat achat-vente pour dénier à l'expéditeur son droit de réquisition (avec renvoi à: Cass. 29 juin 2006, RG C04203N, www.juridat.be ).
TRANSPORT
Transport par route - Transport international - Convention CMR - Article 12.1 CMR - Droit de réquisition de l'expéditeur et ses assureurs
Rien n'empêche l'expéditeur et ses assureurs de concentrer leurs intérêts dans une demande conjointe en paiement d'une indemnisation contre le transporteur, le paiement à l'un d'entre eux étant libératoire envers l'autre. Le transporteur n'est pas partie à une relation contractuelle entre l'expéditeur et ses assureurs et n'a dès lors pas de qualité pour introduire une contestation à propos d'éléments dont les parties directement concernées n'ont pas introduit de contestation et qu'elles peuvent régler de commun accord entre elles.
TRANSPORT
Transport par route - Transport international - Convention CMR - Article 17.2 CMR - Article 18.1 CMR - Vol - Responsabilité du transporteur - Preuve: déclarations du transporteur
Le transporteur est présumé responsable de la perte par vol. Les déclarations du chauffeur ne constituent pas de preuve suffisante de l'existence de circonstances exceptionnelles pouvant décharger le transporteur de cette responsabilité présumée.
TRANSPORT
Transport par route - Transport international - Convention CMR - Article 23.3 CMR - Article 29 CMR - Limitation de responsabilité - Aucun dol ou faute y assimilée
À défaut de dol ou de faute y assimilée au sens de l'article 29 CMR, le transporteur a le droit de limiter sa responsabilité au niveau financier conformément à l'article 23 CMR.
TRANSPORT
Transport par route - Transport international - Convention CMR - Article 27.1 CMR - Intérêt légal - Début - Capitalisation - Article 1154 C.civ. - Gerechtelijke aanmaning - Verzoekschrift hoger beroep.
Le transporteur responsable est redevable d'un intérêt de 5 % (art. 27.1 CMR) courant du jour de la réclamation intentée par le propriétaire de la cargaison.
Étant donné que la Convention CMR ne règle pas le paiement des intérêts échus dont le transporteur reste redevable, le paiement des intérêts échus est régi par le droit belge (entre deux sociétés belges).
L'article 1154 C.civ. permet la capitalisation des intérêts pourvu que dans la sommation judiciaire il s'agisse d'intérêts dus au moins pour une année entière. Le dépôt d'une requête d'appel peut être considéré comme une sommation judiciaire pourvu que la requête attire l'attention du débiteur à cette capitalisation.

Selmus BVBA e.a. / Transport Maenhout NV e.a. DMH Trucking

Zet.: H. Debucquoy (kamervoorzitter), G. Vanderstichele en G. De la Ruelle (raadsheren)
Pl.: Mrs. P. Leers en L. Verbeke

(…)

1. Gegevens van de zaak in beroep

1.1. Selmus BVBA en haar verzekeraars stelden op 10 oktober 2006 hoger beroep in tegenover Maenhout NV en haar verzekeraar betreffende het vonnis van 1 september 2006 van de 5de kamer van de rechtbank van koophandel te Dendermonde.

Maenhout NV stelde op 3 november 2006 hoger beroep in tegenover DMH Trucking vennootschap naar UK-recht betreffende hetzelfde vonnis.

Het hof voegt beide zaken en partijen werden gehoord in openbare terechtzitting van 28 januari 2008. Op deze zitting die bij toepassing van artikelen 803-804 van het Gerechtelijk Wetboek tegenover haar werd vastgesteld, is DMH Trucking vennootschap naar UK-recht niet verschenen. Het hof stelt vast dat de rechtspleging tegenover haar bij verstek gevoerd werd, waar zij voor het hof nooit is verschenen en geen conclusie heeft neergelegd.

1.2. De blijvende betwisting betreft de uitvoering van een transportopdracht betreffende 14 paletten van 1000 colli's dvd-spelers van Aalst naar Heywood (UK), die Selmus BVBA in februari 2001 aan Maenhout NV heeft toevertrouwd en die Maenhout NV in onderaanneming heeft uitbesteed aan DMH Trucking. Voor deze opdracht werd op 15 februari 2001 de CMR-vrachtbrief nr. 0756012 opgemaakt. De lading dvd-spelers werd tussen Ramsgate en Yorkshire ontvreemd.

Selmus BVBA en haar verzekeraars vorderen van Maenhout NV en haar verzekeraar de betaling van een schadevergoeding voor de hoofdsom van 159.000 USD, vermeerderd met de interesten aan 5 % tot 10 oktober 2006 zij 44.939,58 USD en vermeerderd met de gerechtelijke interesten op (159.000 + 44.939,58 =) 203.939,59 USD vanaf 11 oktober 2006.

Maenhout NV en haar verzekeraar betwisten de toelaatbaarheid en gegrondheid van deze vordering. Zij vorderen minstens hun vrijwaring voor een eventuele veroordeling door DMH Trucking.

1.3. De eerste rechter stelde vast:

- dat Selmus BVBA als houder van de CMR-brief wel het vereiste belang bij haar vordering had;

- dat de eis van Selmus BVBA evenwel ongegrond was omdat de Engelse koper, Richer Sounds Plc, het risico van het verlies van de goederen droeg overeenkomstig de tussen hen afgesloten CIF-verkoop. Uit hoofde van deze contractuele bepaling zou Selmus BVBA geen schade opgelopen hebben voor de diefstal, die gedurende het transport plaats vond;

- dat de eis van de verzekeraars van Selmus BVBA - die over niet meer rechten beschikken dan hun verzekerde - om dezelfde reden ongegrond was;

- dat de eis in vrijwaring van Maenhout NV tegenover DMH Trucking zonder voorwerp was.

2. Beoordeling

2.1. Maenhout NV en haar verzekeraar blijven ten onrechte stellen dat Selmus BVBA en haar verzekeraars over geen vorderingsrecht beschikken, waar zij geen schade leden.

- Selmus BVBA, als opdrachtgever van het vervoer en als afzender vermeld op de CMR-brief, evenals als haar verzekeraars hebben belang bij een vaststelling, dat Maenhout NV voor het verlies aansprakelijk is en tot vergoeding van de schade gehouden is. De belangvereiste van artikel 17 Gerechtelijk Wetboek is niets anders dan de mogelijkheid om een voordeel te halen uit het eventueel gegrondheidsoordeel dat de rechter zal maken (zie o.a. Van Reepingen, Verslag over de gerechtelijke hervorming, Brussel, 1964, 41: het bestaat uit “ieder stoffelijk of zedelijk voordeel - effectief, maar niet theoretisch - dat de eiser kan trekken uit de vordering die hij instelt op het ogenblik dat hij ze aanhangig maakt …”; M.E. Storme, “Procesrechtelijke knelpunten bij de geldend making van rechten uit aansprakelijkheid voor de burgerlijke rechter, in het bijzonder belang, hoedanigheid en rechtspleging” in Postuniversitaire Cyclus Delva 1992-1993, 204, nr. 14: “...dat voor de toelaatbaarheid van een vordering uitsluitend het procesrechtelijk belang relevant is en niet het materieelrechtelijk belang, zijnde het belang dat de partij heeft bij de vast te leggen situatie zelf, bij het voorwerp of de uitvoering van de veroordeling of verklaring van recht”).

- Selmus BVBA heeft als opdrachtgever en afzender vermeld op de CMR-brief ook het recht om over de goederen te beschikken (art. 12, 1° van het CMR-Verdrag); zij is gerechtigd op de vergoeding voor het verlies van de goederen, die zij Maenhout NV heeft toevertrouwd. Maenhout NV kan haar contractuele aansprakelijkheid uit de CMR-vervoeropdracht tegenover Selmus BVBA niet ontlopen door het inroepen van de koop-verkoopovereenkomst die Selmus BVBA met haar koper, Richer Sounds PlC, heeft afgesloten. De koopovereenkomst staat volledig los van de CMR-vervoeropdracht en de goede uitvoering hiervan (zie Cass. 29 september 2006, rolnr. C040203N, op www.juridat.be : “De afzender, die op grond van de overeenkomst vorderingsgerechtigd is voor het verlies of de beschadiging van de lading of voor vertraging in de aflevering, moet het bestaan van de schade in het eigen vermogen niet bewijzen, tenzij de vervoerder door zowel de afzender als de geadresseerde wordt aangesproken. Uit de regeling die het CMR-Verdrag inhoudt, volgt dat zowel de afzender als de geadresseerde gerechtigd zijn om op grond van artikel 17 een aansprakelijkheidsvordering in te stellen tegen de vervoerder.”).

- Niets belet Selmus BVBA en haar verzekeraars, om hun belangen te bundelen en samen de eis in betaling van schadevergoeding te stellen, waarbij de betaling aan één van hen bevrijdend zal zijn tegenover de andere. De onderlinge afrekening waartoe zij achteraf - na eventuele vaststelling van de fout en de veroordeling - zullen moeten overgaan overeenkomstig hun contractuele verhoudingen, maakt hier het voorwerp niet uit van een betwisting. Maenhout NV is geen partij in de contractuele verhoudingen tussen Selmus BVBA en haar verzekeraars en heeft dan ook geen hoedanigheid, om een betwisting te voeren over punten waarover de rechtstreeks betrokken partijen zelf geen betwisting voeren en die zij in onderling overleg onder elkaar kunnen regelen.

2.2. Maenhout NV en haar verzekeraar beroepen zich ten onrechte op de ontheffing van aansprakelijkheid die de diefstal inhoudt bij toepassing van artikel 17, 2 van het CMR-Verdrag.

- De vervoerder is tot een resultaatsverbintenis gehouden. Maenhout NV moet dan ook bewijzen, dat de diefstal onafwendbaar was en een bijzonder gewetensvolle vervoerder die uiterst zorgvuldig te werk gaat de diefstal - zoals die hier plaats vond - evenmin had kunnen voorkomen.

- Maenhout NV verstrekt weinig gegevens over de omstandigheden, waarin de diefstal plaats vond. Zij legt alleen de eigen verklaring van de chauffeur over, zodat de bijzondere omstandigheden waarin de diefstal zou plaats gevonden hebben en die een ontheffingsgrond zouden kunnen opleveren, onbewezen blijven.

2.3. Maenhout NV beroept zich terecht op de beperking van de schadevergoedingsverplichting, die artikel 23 van het CMR-Verdrag inhoudt.

- Selmus BVBA en haar verzekeraars bewijzen niet dat het verlies voortspruit uit opzet of de vervoerder hier een met opzet gelijkgestelde schuld treft, die hem overeenkomstig artikel 29 CMR het beroep op de beperking van de schadevergoedingsverplichting zou uitsluiten.

- De eis van Selmus BVBA en haar verzekeraars kan dan ook niet meer dan 6.000 kg x 8,33 STR = 49.980 speciale trekkingsrechten bedragen zoals omschreven door het Internationaal Monetair Fonds.

2.4. Bij toepassing van artikel 27 van het CMR-Verdrag is Maenhout NV alleen de wettelijke interest van 5 % verschuldigd vanaf de dag waarop de vervoerder zijn vordering schriftelijk instelt.

Selmus BVBA en haar verzekeraars hebben op 22 februari 2001 hun schriftelijke vordering in betaling van 159.000 USD gesteld (zie stuk 5 in de bundel van Selmus BVBA), zodat Maenhout NV en haar verzekeraar de intresten vanaf die dag verschuldigd zijn. Het CMR-Verdrag houdt geen regeling in betreffende de betaling van de vervallen interesten aan 5 %, die de vervoerder verschuldigd blijft. Tussen partijen beheerst de Belgische wet hier de betaling van de vervallen interesten.

- Artikel 1154 van het Burgerlijk Wetboek laat de verrekening toe van interesten op interesten, zo de gerechtelijke aanmaning betrekking heeft op interesten die minstens voor een vol jaar verschuldigd zijn.

- De neerlegging van het verzoekschrift tot hoger beroep kan worden beschouwd als een handeling van gelijke waarde als de gerechtelijke aanmaning, vereist bij artikel 1154 van het Burgerlijk Wetboek, wanneer in het verzoekschrift de aandacht van de schuldenaar in het bijzonder wordt gevestigd op de kapitalisatie van de rente, wat hier het geval is.

2.5. De eis van Maenhout NV die strekt tot haar vrijwaring door DMH Trucking is gegrond.

Besluiten

Het hof voegt de zaken 2006/AR/2565 en 2006/AR/2762.

Het hof verklaart - bij verstek tegenover DMH Trucking vennootschap naar UK-recht en op tegenspraak tegenover de overige partijen en gelet op artikel 24 van de wet van 15 juni 1935 op het taalgebruik in gerechtszaken - het hoger beroep van Selmus BVBA en de verzekeraars van Selmus BVBA ontvankelijk en gegrond.

Het vernietigt het bestreden vonnis.

Het verklaart de oorspronkelijke vordering die Selmus BVBA en de verzekeraars van Selmus BVBA tegenover Maenhout NV en Europese Goederen- en Reisbagageverzekeringsmaatschappij NV stelt, ontvankelijk en gegrond voor de hoofdsom van 159.000 USD, vermeerderd met de interesten aan 5 % vanaf 22 februari 2001 tot 10 oktober 2006 (zij 44.803,15 USD), en vermeerderd met de gerechtelijke interesten op (159.000 + 44.803,15 =) 203.803,15 USD vanaf 11 oktober 2006 tot aan de betaling. Veroordeelt Maenhout NV en Europese Goederen- en Reisbagageverzekeringsmaatschappij NV tot de betaling hiervan maar met de beperking van de hoofdsom tot 49.980 speciale trekkingsrechten, zoals omschreven door het Internationaal Monetair Fonds en op basis van de waarde van die munteenheid op de dag van het arrest of op de datum die door de partijen in onderling overleg wordt aanvaard.

Het verklaart de eis in vrijwaring die Maenhout NV tegenover DMH Trucking vennootschap naar UK-recht heeft gesteld ontvankelijk en gegrond en veroordeeld DMH Trucking vennootschap naar UK-recht tot de vrijwaring van Maenhout NV voor de hierboven uitgesproken veroordeling.

(…)