Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen 11 september 2008

De Italiaanse wet tot omzetting van de richtlijn 2000/35 betreffende de bestrijding van betalingsachterstand bij handelstransacties voorziet een termijn van 120 dagen tussen het verkrijgen van een executoriale titel en de tenuitvoerlegging ervan voor wat betreft de schuldvorderingen op een openbaar bestuur. Een Italiaanse rechtbank waarbij een geschil tussen een particulier en een Italiaanse overheidsonderneming aanhangig was gemaakt, ondervraagt het Hof over de verenigbaarheid van deze wet met de richtlijn.

Na een tekstuele lezing van de richtlijn, is het Hof van Justitie van oordeel dat deze richtlijn niet in strijd is met de Italiaanse wetgeving. Artikel 5 van de richtlijn bepaalt enkel dat de lidstaten ervoor zorgen dat, ongeacht het bedrag van de schuld, normaliter binnen een periode van 90 kalenderdagen na de instelling bij de rechter of een andere bevoegde autoriteit van de vordering of het verzoek van de schuldeiser, een executoriale titel kan worden verkregen wanneer de schuld of aspecten van de procedure niet worden betwist. Er wordt geen gewag gemaakt van eventuele termijnen die betrekking hebben op een procedure van gedwongen uitvoering die een nationale bevoegdheid blijft. Er moet worden op gewezen dat de advocaat-generaal, die er een teleologische interpretatie van de richtlijn op nahield, tot een ander resultaat kwam, waarbij hij van oordeel was dat de Italiaanse wet de werkzaamheid van de richtlijn gedeeltelijk belemmert.

Het arrest van het Hof kadert in een bijzondere context aangezien de uitgebreide bevoegdheid ervan op nationaal vlak meer en meer in vraag wordt gesteld. In deze context spruit dit arrest wellicht voort uit een poging om de gemoederen te bedaren. Voor de schuldeisers echter, is dit arrest niet bevorderlijk voor de bestrijding van betalingsachterstand bij handelstransacties.