Article

Rechtbank van koophandel Turnhout, 28/01/2008, R.D.C.-T.B.H., 2008/9, p. 798-801

Rechtbank van koophandel Turnhout 28 januari 2008

KOOP-VERKOOP
Verplichtingen verkoper - Algemeen - Beroepsverkoper - Contractuele aansprakelijkheid - Informatie- en adviesplicht
De leverancier-plaatser van airco-installaties is als beroepsverkoper en bovendien kennis hebbend van de werkzaamheden op de werf van koper, contractueel verplicht tot informatie en desgevallend tot advies of waarschuwing, met het oog op het nuttig gebruik van de installatie door de koper. Deze informatie dient tijdig te worden verstrekt, d.w.z. op het ogenblik van de levering en plaatsing. Bovendien ging de koop gepaard met een onderhoudscontract, wat met zich meebrengt dat de informatieplicht voortduurt.
VERZEKERINGEN
Landverzekering - Aansprakelijkheidsverzekering - Niet-verplichte verzekering - Vrijstelling - Tegenwerpelijk aan benadeelde
Waar het in casu gaat om een niet-verplichte aansprakelijkheidsverzekering, is de vrijstelling tegenwerpelijk aan de benadeelde. Het bedrag van de vrijstelling dient derhalve in mindering gebracht te worden van de vordering van de brandverzekeraar die gesubrogeerd is in de rechten van zijn verzekerde.
ACHAT-VENTE
Obligations du vendeur - Généralités - Vendeur professionnel - Responsabilité contractuelle - Obligation d'information et de conseil
Le fournisseur-placeur d'installations d'air conditionné, en tant que vendeur professionnel et ayant en outre la connaissance des activités sur le chantier de l'acheteur, est tenu contractuellement à l'information et le cas échéant au conseil ou à l'avertissement, en vue de l'utilisation utile de l'installation par l'acheteur. Cette information doit être fournie à temps, c'est-à-dire au moment de la livraison et du placement. En outre, l'achat était lié à un contrat d'entretien, ce qui entraîne que le devoir d'information perdure.
ASSURANCES
Assurance terrestre - Assurance R.C. - Assurance non obligatoire - Franchise - Opposable à la personne lésée
Vu qu'il s'agit en l'espèce d'une assurance de responsabilité non obligatoire, la franchise est opposable à la personne lésée. Le montant de l'exonération doit par conséquent être déduit de la créance de l'assureur incendie qui est subrogé dans les droits de son assuré.

Vivium NV en New Check Point NV / AXA Belgium NV

Zet.: C. De Groodt (voorzitter), J. Smet en G. Proost (rechters in handelszaken)
Pl.: Mrs. J. Vandersanden en T. Hens

(…)

I. De vordering

De vordering van eisende partijen strekt ertoe:

Verweerster te horen veroordelen tot betaling:

- aan Vivium NV van een bedrag van 3.054,87 EUR + 3.038,14 EUR (= 6.093,01 EUR);

- aan New Check Point NV van een bedrag van 203,32 EUR + 203,32 EUR(= 406,64 EUR);

Beide bedragen te vermeerderen met de vergoedende en gerechtelijke interesten en met de gerechtskosten, met inbegrip van de rechtsplegingsvergoeding die begroot wordt op 2.000 EUR en de kosten van de dagvaarding die begroot werden op 225,19 EUR.

Voor zover als nodig eisende partij te machtigen haar stelling met getuigen te bewijzen zoals beschreven.

Het te vellen vonnis uitvoerbaar bij voorraad te horen verklaren, niettegenstaande alle verhaal, zonder borgstelling en met verbod tot kantonnement.

Verwerende partij verzoekt de rechtbank de vordering van eisers ontvankelijk doch ongegrond te verklaren.

Dienvolgens eisers solidair, minstens in solidum, te veroordelen tot de kosten van het geding.

Eisers bijkomend solidair, minstens in solidum, te veroordelen tot de rechtsplegingsvergoeding begroot op 2.000 EUR.

Voor zover als nodig, akte verlenen van de contractuele vrijstelling van verwerende partij ten belope van 10% per schadegeval met een minimum van 247,89 EUR.

II. De feiten

Vivium NV is de brandschadeverzekeraar van New Check Point NV.

Axa Belgium is de verzekeraar van de BVBA Airline Klimatisatie.

Deze laatste leverde en plaatste drie aircotoestellen in de kledingzaak van New Check Point NV die gebruiksklaar werden gemaakt op 1 juni 2005.

Op 15 juni 2005 werd tevens een onderhoudscontract afgesloten tussen New Check Point en Airline Klimatisatie.

Op 17 juni 2005 heeft New Check Point NV haar winkel geopend.

Op 26 juni 2005 deed zich een eerste schadegeval voor (lek in het aircotoestel vooraan in de winkel), dat door Airline Klimatisatie werd verholpen door de toevoeging van koelgas.

De schade aan kast en koopwaar werd geschat op 3.241,46 EUR, waarvan door Vivium reeds 3.054,87 werd uitgekeerd aan New Check Point.

Op 6 juli 2005 deed zich een tweede schadegeval voor (lek in het aircotoestel in het midden van de winkel), met nieuwe schade aan winkelkast en koopwaar, ditmaal begroot op 3.258,19 EUR. Vivium ging over tot uitbetaling aan New Check Point van een bedrag van 3.038,14 EUR.

Telkens werd de vrijstelling van 203,32 EUR ingehouden.

Over de bedragen bestaat geen betwisting tussen partijen.

Op 8 augustus 2005 wordt Airline Klimatisatie in gebreke gesteld aangifte te doen bij haar BA-verzekeraar zodat een tegensprekelijke expertise kan worden georganiseerd betreffende voornoemde schadegevallen.

Er vindt een minnelijke tegensprekelijke expertise plaats waarbij ook de fabrikant van de aircotoestellen wordt betrokken.

De oorzaak van de beide schadegevallen wordt toegeschreven aan vervuilde filters in de airco-units, waardoor het toestel moeilijker lucht kan aanzuigen en afkoelen. Bijgevolg dient de motor harder te werken, waardoor er ijsvorming ontstaat aan de binnenzijde van het toestel. Na verloop van tijd smelt dit ijs met de gekende waterschade tot gevolg.

Eisende partijen dringen bij herhaling aan bij verweerster op regeling van de weerhouden schadebedragen.

Dit wordt echter geweigerd door verweerster die van oordeel is dat de aansprakelijkheid van haar verzekerde niet kan worden aangetoond.

II. Beoordeling in rechte

1. De vordering van eisers wordt gesteld op grond van artikel 86 WLVO.

Dit vorderingsrecht als dusdanig wordt niet betwist.

Eerste eiseres vordert betaling van de bedragen die ten haren laste zijn gebleven ten gevolge van de contractuele vrijstelling.

Tweede eiseres vordert betaling van de bedragen die zij uitkeerde aan eerste eiseres.

De weerhouden bedragen vormen evenmin voorwerp van betwisting.

2. De betwisting tussen partijen heeft betrekking op de aansprakelijkheid zelf van de verzekerde van verweerster.

Eisers stellen dat op het ogenblik van het plaatsen van de airco-installatie de winkel van tweede eiseres een werf was, met allerhande werkzaamheden in volle uitvoering.

Wanneer Airline Klimatisatie op het ogenblik van de installatie op een werf in volle verbouwing tweede eiseres niet informeert over potentiële problemen met de filters van de airco-installatie indien er veel stofontwikkeling zou ontstaan ten gevolge van schuur- en schaafwerken, dan menen eisers dat Airline Klimatisatie tekort is gekomen aan haar informatieplicht, wat een fout uitmaakt op grond van artikel 1382 B.W. Daarnaast zijn zij van oordeel dat Airline Klimatisatie de installatie zelf had moeten afdekken ter bescherming, minstens de filters nog preventief had moeten controleren voor de installatie in werking werd gesteld.

Tweede eiseres ontkent ten stelligste dat zij de installatie in werking heeft gesteld tijdens de uitvoering van de werken.

Verweerster stelt daartegenover dat haar verzekerde niet op de hoogte was van de geplande verbouwingswerken, meer bepaald van de nog te verrichten schaaf- en schuurwerken, zodat zij niet kon waarschuwen voor een mogelijke verstopping van de filters.

Bovendien is zij van oordeel dat tweede eiseres zelf behoorde te weten dat de filters door stofontwikkeling ingevolge de werkzaamheden gemakkelijk konden verstoppen, zodat zij de toestellen zelf tijdens de uitvoering van de werkzaamheden als een zorgvuldig persoon had moeten afdekken.

Zij meent dan ook dat de aansprakelijkheid van haar verzekerde op geen enkele wijze kan weerhouden worden, minstens dat deze beperkt dient te worden tot de gevolgen van het tweede schadegeval.

3. In aanwezigheid van de betrokken partijen en de respectievelijke experten heeft een minnelijke tegensprekelijke expertise plaatsgevonden op 13 september 2005 en 20 oktober 2005.

Verslag hiervan dateert van 31 mei 2006.

Sedertdien werd verweerster bij herhaling verzocht tot regeling over te gaan, wat finaal werd geweigerd op 20 december 2006.

De inhoud van het verslag werd echter op geen enkel ogenblik door een van de partijen weerlegd of tegengesproken.

In het verslag besluit expert Castermans:

“Het is niet normaal dat de filters van deze airco-units na een gebruikname van de eerste 10 dagen en dan 20 dagen later zich 2 maal dit probleem voordoet. Ofwel had de firma Airline Klimatisatie de nodige uitleg dienen te verschaffen aan verzekerde aangaande het probleem dat zich kon stellen, zijnde stofdelen die terecht komen in de filters en dit ten gevolge van de werkzaamheden, ofwel hadden deze voor de opstart van de gehele installatie de filters dienen te reinigen. Verzekerde werd op geen enkel moment hiervan op de hoogte gesteld en heeft deze toestellen aangeschakeld en in gebruik gesteld.”

Deze passage is belangrijk om twee redenen:

- Vandaag wordt er discussie gevoerd over het feit dat op het ogenblik van het plaatsen van de airco-installatie andere werkzaamheden bezig waren (stelling van eisers), minstens of Airline Klimatisatie wist dat deze gepland waren. Verweerster meent dat haar verzekerde niet op de hoogte was van (de planning van) andere werkzaamheden met stofontwikkeling tot gevolg.

- Tevens is er discussie over de vraag of de airco-installatie reeds in werking werd gesteld tijdens de uitvoering van de werkzaamheden, wat door verweerster in het kader van huidige procedure wordt vooropgesteld, doch door tweede eiseres ten stelligste ontkend wordt.

De rechtbank kan enkel vaststellen dat de verschillende partijen aanwezig waren bij de expertiseverrichtingen en dat zij allen de inhoud van het verslag kenden.

Er wordt geen enkel stuk voorgelegd door één van de partijen waaruit zou blijken dat deze opmerkingen hebben gemaakt op de inhoud van dit verslag, of op één of andere manier hun niet-akkoord met de inhoud zouden hebben laten blijken.

Wanneer dit pas gebeurt door verweerster voor het eerst in het kader van huidige gerechtelijke procedure en in strijd met de inhoud van het verslag, kan de stelling van verweerster door de rechtbank niet worden aangenomen.

Uit de aangehaalde passage leidt de rechtbank het feitelijk vermoeden af dat de verzekerde van verweerster op het ogenblik van de plaatsing van de airco-installatie wel degelijk op de hoogte was van de andere werkzaamheden en dat deze airco-installatie nog niet was opgestart tijdens de werkzaamheden.

4. De verzekerde van verweerster is leverancier-plaatser van de airco-installatie, die bovendien met tweede eiseres een onderhoudscontract betreffende deze installatie heeft afgesloten.

Als verkoper is zij, in hoofdorde, naast levering van de zaak, gehouden tweede eiseres te vrijwaren voor uitwinning en verborgen gebreken.

Bovendien heeft zij de verplichting tot informatie, advies en waarschuwing.

Over de grondslag van deze laatste verplichting is in de rechtsleer niet altijd eenduidigheid.

Door sommige auteurs wordt zij beschouwd als een accessorium van de leveringsplicht (zie o.m. J. Herbots en C. Pauwels, “Overzicht van rechtspraak”, T.P.R. 1989, p. 1082, nr. 45: “Omvang van de leveringsplicht. Informatieplicht” en J. Herbots, C. Pauwels en E. Degroote, “Overzicht van rechtspraak”, T.P.R. 1997, waar de informatieplicht van de verkoper onder de levering wordt gerangschikt).

In bepaalde gevallen kan ze nochtans met evenveel reden worden vastgeknoopt aan de wettelijke vrijwaringsplicht die de verkoper verplicht de lasten op te geven die op het verkochte goed mochten wegen (art. 1626 B.W.).

Anderen menen ten slotte dat, nu informatieplicht niet tot de koopovereenkomst beperkt is, haar grondslag dient te worden gezocht in het algemeen verbintenissenrecht.

De verplichting tot het verschaffen van behoorlijke informatie en, eventueel, advies aan de medecontractant maakt ook volgens de rechtbank deel uit van het algemeen contractenrecht.

Eens de koop is totstandgekomen worden de plichten van informatie en advies verklaard door de goede trouw die de uitvoering van overeenkomsten moet beheersen (art. 1134, derde lid B.W.) en door de regel dat “overeenkomsten (ook) verbinden... tot alle gevolgen die door de billijkheid, het gebruik en de wet aan de verbintenis, volgens de aard ervan, worden toegekend” (art. 1135 B.W.).

In de voorliggende betwisting betreft de informatie- en adviesplicht deze die Airline Klimatisatie als beroepsverkoper, op zich diende te nemen als een gevolg van de overeenkomst en zodat de koper ook nuttig gebruik van de zaak kan maken.

De verkoper is niet buitencontractueel - zoals door eisers voorgehouden - doch contractueel, d.i. door de aard van het contract, verplicht tot informatie, en desgevallend tot advies of waarschuwing, met het oog op het nuttig gebruik door de koper. Voor banale zaken waarvan het gebruik algemeen bekend is, zijn dergelijke aanduidingen overbodig. Tweede eiseres wordt echter niet verondersteld naar redelijke maatstaven op de hoogte te zijn, van het feit dat de filters van de airco-installatie mogelijk verstopt zouden raken bij het uitvoeren van de werkzaamheden in haar pand, wanneer haar aandacht hierop niet werd gevestigd door de verzekerde van verweerster.

Airline Klimatisatie als beroepsverkoper en bovendien kennis hebbend van de werkzaamheden op de werf van tweede eiseres, moest aan deze laatste de informatie meedelen die, bij zijn weten, voor de koper van essentieel belang is voor het nuttig gebruik van de installatie. Deze informatie diende tijdig te worden verstrekt, d.w.z. op het ogenblik van de levering en plaatsing. Als verkoper en tevens installateur, geldt deze verplichting des te meer. Bovendien ging de koop gepaard met een onderhoudscontract, wat met zich meebrengt dat de informatieplicht uiteraard voortduurt (zie o.m. Cass. 28 februari 1980, Arr. Cass. 1979-80, 801, R.W. 1980-81, 2319).

Bij het tweede schadegeval dient bovendien vastgesteld dat dit enkel te wijten is aan een onvoldoende nazicht en controle door Airline Klimatisatie van de oorzaken van het eerste schadegeval, en het doorvoeren van de gepaste maatregelen, waardoor een tweede schadegeval wellicht zou vermeden zijn.

Op basis van de bovenstaande overwegingen besluit de rechtbank dat de verzekerde van verweerster tekort is geschoten aan haar contractuele verbintenissen, waardoor zij verantwoordelijk is voor de door eiseres geleden schade.

5. Vrijstelling

Verweerster vraagt voor zoveel als nodig akte te verlenen van de contractuele vrijstelling ten belope van 10% per schadegeval, met een minimum van 247,89 EUR.

Eiseres brengen geen argumentatie naar voren op dit vlak.

Waar het in casu gaat om een niet-verplichte aansprakelijkheidsverzekering kan - in tegenstelling tot de verplichte aansprakelijkheidsverzekeringen - overeenkomstig artikel 87 van de wet van 25 juni 1992 de verzekeraar tegen de benadeelde (zijnde eisers) wel de excepties, nietigheid en verval van recht tegenwerpen op voorwaarde dat zij hun oorzaak vinden in een feit dat aan het schadegeval voorafgaat (art. 87 § 2, al. 1 wet van 25 juni 1992; Kluwer's verzekeringshandboek, Antwerpen, Kluwer, losbladig, II.11.11-13).

Deze regeling betreft enkel en alleen de excepties, de nietigheden en het verval van recht.

De contractuele vrijstelling kan niet beschouwd worden als een exceptie (zie o.m. Cass. 19 oktober 2001), zij heeft betrekking op de draagwijdte van het contract en de dekking van het risico.

In de polis voorziene dekkingsuitsluitingen zijn altijd de benadeelde tegenwerpelijk (Ph. Colle, Algemene beginselen van het Belgisch verzekeringsrecht, Brussel, Bruylant, 1997, p. 147, nr. 1996).

De contractuele vrijstelling dient dan ook in mindering te worden gebracht van de beide schadegevallen.

In toepassing van artikel 41 § 3 WLVO dient het bedrag van de vrijstelling in mindering te worden gebracht van de vordering van tweede eiseres.

Deze vrijstelling werd contractueel bepaald op 10% en dient derhalve te worden begroot op 649,96 EUR.

6. Voor de begroting van de rechtplegingsvergoeding, maakt de rechtbank - na partijen hierover te hebben gehoord ter zitting toepassing van het K.B. van 26 oktober 2007 tot vaststelling van het tarief van de rechtsplegingsvergoeding bedoeld in artikel 1022 van het Gerechtelijk Wetboek, in werking getreden sedert 1 januari 2008.

Eisende partij is van oordeel dat de maximale rechtsplegingsvergoeding verschuldigd is omwille van de onwillige houding van verweerster.

Deze heeft echter het recht om zich in rechte te verdedigen, wanneer zij van oordeel is dat de aanspraken die ten haren opzichte werden geformuleerd, ongegrond zijn.

Het is niet omdat zij in het ongelijk wordt gesteld dat dit een maximalisatie van de rechtsplegingsvergoeding verantwoordt.

Bij toepassing van artikel 1022 van het Gerechtelijk Wetboek wordt de basis rechtsplegingsvergoeding die van toepassing is, met name 900 EUR (vordering tussen 5.000,01 en 10.000 EUR), behouden.

De voorschriften van de artikelen 2, 30, 34, 36, 37 en 41 van de wet van 15 juni 1935 op het gebruik der talen in gerechtszaken werden nageleefd.

Om deze redenen

Wordt de volgende beslissing genomen:

De rechtbank

(…)