Article

Hof van beroep Brussel, 28/09/2007, R.D.C.-T.B.H., 2008/9, p. 784-788

Hof van beroep Brussel 28 september 2007

VERZEKERINGEN
Algemeen - Vermindering verzekerd kapitaal - Tweehandtekeningsclausule - Miskenning - Schijnvertegenwoordiging
Hoewel de statuten van de verzekeringnemer een geldige tweehandtekeningsclausule bevatten, wordt een verzekeringspolis door slechts één bestuurder ondertekend. Wanneer de vennootschap deze oorspronkelijke polis zonder enige opmerking of voorbehoud uitvoert, komt het niet aan de verzekeraar toe om nadien, met het oog op de ondertekening van een bijvoegsel aan dezelfde polis, de statuten van de verzekeringnemer op te vragen teneinde zich ervan te vergewissen of dezelfde individueel optredende bestuurder de vennootschap kon verbinden. De verzekeringnemer is gebonden aan het bijvoegsel aan de polis.
VERZEKERINGEN
Verzekeringsbemiddeling - Verzekeringsinpsecteur
Het is de verzekeringstussenpersoon die de belangen moet behartigen van de verzekeringnemer en hem moet voorlichten en desgevallend adviseren. De verzekeringsinspecteur is daarentegen een werknemer van de verzekeraar, die onder diens leiding, gezag en toezicht staat en derhalve geen onafhankelijke of onpartijdige functie vervult.
ASSURANCES
Généralités - Réduction du capital assuré - Clause de double signature - Méconnaissance - Représentation apparente
Bien que les statuts du preneur d'assurance comprennent une clause de double signature valable, une police d'assurance est signée par un seul administrateur. Si la société exécute cette police d'assurance originale sans aucune remarque ni réserve, il n'appartient pas à l'assureur de demander par la suite, en vue de la signature d'un avenant à la même police d'assurance, les statuts du preneur d'assurance afin de s'assurer que le même administrateur intervenant individuellement pouvait engager la société. Le preneur d'assurance est lié par l'avenant à la police d'assurance.
ASSURANCES
Intermédiation en assurances - Inspecteur d'assurance
C'est l'intermédiaire d'assurances qui doit défendre les intérêts du preneur d'assurance et qui doit l'informer et le cas échéant le conseiller. L'inspecteur d'assurance est par contre un salarié de l'assureur qui se trouve sous sa direction, son autorité et son contrôle et ne remplit par conséquent pas de fonction indépendante ou impartiale.

NV Alvago / NV Vivium

Zet.: I. Diercxsens (voorzitter), J. Blomme en B. Veeckmans (raadsheren)
Pl.: Mrs. J. De Lat en L. Schuermans

Gezien de procedurestukken en meer in het bijzonder de vonnissen op tegenspraak gewezen door de rechtbank van koophandel te Antwerpen op respectievelijk 4 december 1992 en 12 december 1997 (A.R. 575/89), waartegen hoger beroep werd ingesteld door de NV Alvago bij verzoekschrift neergelegd ter griffie van het hof van beroep te Antwerpen op 5 juni 1998;

Gelet op het arrest van het Hof van Cassatie van 13 maart 2003, waarbij het arrest van 29 januari 2001 van het hof van beroep te Antwerpen werd vernietigd, behalve in zoverre het beslist dat het hoger beroep tegen het tussenvonnis van 4 december 1992 inzake A.R. 575/89 niet ontvankelijk is en dat het hoger beroep tegen het eindvonnis van 12 december 1997 ontvankelijk is, en waarbij de aldus beperkte zaak werd verwezen naar het hof van beroep te Brussel;

Gelet op de dagvaarding na cassatie bij gerechtsdeurwaardersexploot van 30 augustus 2005 (2005/AR/2478) op verzoek van de NV Alvago betekend aan de NV Zürich.

De rechtspleging

Bij gerechtsdeurwaardersexploot van 14 augustus 1987 stelde de NV Alvago voor de rechtbank van eerste aanleg te Antwerpen een inleidende vordering in tegen de NV Zürich teneinde voor recht te horen zeggen dat het verzekerd bedrag van de tussen partijen gesloten brandpolis nr. 02174/27 betreffende het onroerend goed te Schilde, Turnhoutsebaan 442, vastgesteld moet blijven op 12.000.000 BEF, zoals initiaal overeengekomen, en de NV Zürich te horen veroordelen om de door haar uit te betalen verzekeringspenningen op basis van voornoemd bedrag te berekenen.

Blijkens de inleidende dagvaarding is deze vordering gesteund op onder meer volgende motieven:

- op 24 maart 1987 werd het onroerend goed te Schilde, Turnhoutsebaan 442, volledig door brand vernield;

- achteraf moest de NV Alvago vernemen dat het verzekerde kapitaal inmiddels zou zijn teruggebracht tot 7.000.000 BEF in plaats van het eerder vastgestelde bedrag van 12.000.000 BEF;

- deze reductie zou zijn tot stand gekomen na samenspraak tussen de inspecteur van de NV Zürich, de heer Joppen, alsmede de agent van de PVBA Eurimo, vertegenwoordigd door de heer Maas;

- deze aldus tot stand gekomen reductie is niet tegenstelbaar aan de NV Alvago, niettegenstaande de heer Maas niet alleen zaakvoerder is van de PVBA Eurimo doch eveneens bestuurder van de NV Alvago;

- de heer Maas was als enig optredend bestuurder van de NV Alvago niet bevoegd om de vennootschap te verbinden, zulks overeenkomstig de statuten van de NV Avalgo gepubliceerd in de bijlagen tot het Belgisch Staatsblad.

Bij conclusie van 26 maart 1990 vorderde de NV Alvago daarenboven om de NV Zürich te horen veroordelen tot betaling van het saldo van 9.528.153 BEF, te vermeerderen met de vergoedende interesten op 14.986.038 BEF vanaf 24 maart 1987 en met de gerechtelijke interesten, rekening houdend met de tussentijds verrichte betalingen.

Bij vonnis van 12 december 1990 verzond de rechtbank van eerste aanleg te Antwerpen de zaak naar de rechtbank van koophandel te Antwerpen om aldaar gevoegd te worden bij de zaak gekend onder A.R. 575/89.

Bij tussenvonnis van 4 december 1992 heeft de rechtbank van koophandel te Antwerpen de vordering van de NV Alvago tegen de NV Zürich voor verdere instaatstelling naar de rol verzonden.

Bij eindvonnis van 12 december 1997 heeft de rechtbank van koophandel te Antwerpen:

- de vordering van de NV Alvago tegen de NV Zürich ontvankelijk doch ongegrond verklaard;

- voor recht gezegd dat het bijvoegsel 01 van 19 februari 1987 van de polis 5082990 één geheel en hetzelfde contract uitmaakt met de initiële polis 5082990 en dat het verzekerde kapitaal gebouw derhalve is vastgesteld op 7.000.000 BEF;

- de NV Avalgo tot de kosten van het geding veroordeeld.

Tegen de voormelde vonnissen van 4 december 1992 en 12 december 1997 heeft de NV Alvago bij verzoekschrift, neergelegd ter griffie van het hof van beroep te Antwerpen op 5 juni 1998, hoger beroep ingesteld, dat er toe strekt om haar oorspronkelijke vordering gegrond te horen verklaren.

Bij arrest van 29 januari 2001 heeft het hof van beroep te Antwerpen het hoger beroep tegen het tussenvonnis van 4 december 1992 inzake A.R. 575/89 onontvankelijk verklaard, het hoger beroep tegen het eindvonnis van 12 december 1997 ontvankelijk doch ongegrond verklaard en de NV Alvago tot de kosten van het hoger beroep veroordeeld.

Tegen het voormelde arrest van 29 januari 2001 heeft de NV Alvago op 29 oktober 2001 een voorziening in cassatie ingesteld.

Bij arrest van 13 maart 2003 oordeelde het Hof van Cassatie:

- dat de NV Alvago in conclusie heeft geargumenteerd, zoals aangehaald in het middel, dat haar onderverzekering ingevolge een vermindering van het verzekerde kapitaal het gevolg is van een aan de NV Zürich toe te schrijven beroepsfout van een van haar aangestelden;

- dat het bestreden arrest het bedoeld verweer niet beantwoordt;

- dat het middel gegrond is;

en vernietigde het bestreden arrest, behalve in zoverre het beslist dat het hoger beroep tegen het tussenvonnis van 4 december 1992 inzake A.R. 575/89 niet ontvankelijk is en dat het hoger beroep tegen het eindvonnis van 12 december 1997 ontvankelijk is, hield de kosten aan en liet de beslissing daaromtrent aan de feitenrechter over en verwees de aldus beperkte zaak naar het hof van beroep te Brussel.

Bij gerechtsdeurwaardersexploot van 30 augustus 2005 liet de NV Alvago de NV Zürich voor dit hof van beroep dagvaarden in voortzetting van het geding.

Uit haar conclusie van 26 januari 2006 blijkt dat de naam van de NV Zürich werd gewijzigd in de NV Vivium.

De NV Alvago vordert voor dit hof van beroep:

- de NV Vivium te horen veroordelen tot betaling van de som van 6.375.019 BEF, hetzij 158.032,59 EUR, te vermeerderen met de vergoedende interesten vanaf 24 juni 1987;

- in ondergeschikte orde, de NV Vivium te horen veroordelen tot betaling van de som van 4.272.438 BEF, hetzij 105.910,97 EUR, te vermeerderen met de vergoedende interesten vanaf 24 juni 1987;

- in nog meer ondergeschikte orde, de NV Vivium te horen veroordelen tot betaling van de som van 1.219.794 BEF, hetzij 30.237,90 EUR, te vermeerderen met de vergoedende interesten vanaf 24 juni 1987;

- al deze bedragen te vermeerderen met de gerechtelijke interesten;

- de NV Vivium alleszins te horen veroordelen tot betaling van de vergoedende interesten vanaf 23 juni 1987 tot 22 juli 1998 (lees: 1988) op het bedrag van 4.477.995 BEF, hetzij 111.006,60 EUR, tot 22 juni 1988 op het bedrag van 223.890 BEF en tot 26 september 1989 op het bedrag van 756.000 BEF, hetzij 18.740,75 EUR;

- de NV Vivium te horen veroordelen tot alle kosten van het geding.

De NV Vivium concludeert tot de ongegrondheid van het hoger beroep van de NV Alvago.

De beoordeling

1. Op 30 september 1986 werd tussen partijen een verzekeringscontract gesloten, waarbij het onroerend goed van de NV Alvago, gelegen te 2230 Schilde, Turnhoutsebaan 442, tegen brand en andere gevaren werd verzekerd, het verzekerde kapitaal op 12.000.000 BEF en de jaarlijkse premie, belastingen en bijdragen niet inbegrepen, op 50.400 BEF werden bepaald. Deze polis werd namens de verzekeringnemer ondertekend door de heer Maas onder de handgeschreven vermelding “voor de NV Alvago, een bestuurder”.

Op 19 februari 1987 werd door partijen een bijvoegsel nr. 1 aan de voormelde polis ondertekend, waarbij met ingang van 28 januari 1987 om 12u het verzekerde kapitaal werd herleid tot 7.000.000 BEF en de jaarlijkse premie, belastingen en bijdragen niet inbegrepen, werd bepaald op 29.400 BEF. Dit bijvoegsel werd namens de verzekeringnemer op identieke wijze ondertekend als de oorspronkelijke polis, d.w.z. door de heer Maas onder de handgeschreven vermelding “voor de NV Alvago, een bestuurder”.

In opdracht van de NV Zürich, thans NV Vivium, heeft de NV BBL op 6 maart 1987 een circulaire cheque ter waarde van 14.911 BEF, betrekking hebbende op de teruggave van het onverschuldigde premiegedeelte ingevolge de ondertekening van het voornoemde polisbijvoegsel, uitgeschreven. Deze cheque werd door de NV Alvago niet geïnd en op 15 juli 1987 geretourneerd. Nadien werden door de verzekeraar nog meerdere pogingen gedaan om het premieoverschot terug te betalen doch die betalingen werden telkens door de NV Alvago geweigerd.

De NV Alvago stelt dat de vermindering van het verzekerde kapitaal tot 7.000.000 BEF haar niet bindt, omdat het polisbijvoegsel slechts werd ondertekend door één van haar bestuurders.

Artikel 16 van de in de bijlagen tot het Belgisch Staatsblad van 30 september 1986 gepubliceerde statuten van de NV Alvago bepaalt:

“De raad van bestuur vertegenwoordigt als college de vennootschap in alle handelingen in en buiten rechte. Hij handelt door de meerderheid van zijn leden.

Onverminderd de algemene vertegenwoordigingsbevoegdheid van de raad van bestuur als college, wordt de vennootschap ten aanzien van derden ook rechtsgeldig verbonden door twee bestuurders samen handelend.

Het orgaan dat overeenkomstig dit artikel de vennootschap vertegenwoordigt, kan lasthebbers van de vennootschap aanstellen. Alleen bijzondere en beperkte volmachten voor bepaalde of een reeks bepaalde rechtshandelingen zijn geoorloofd. De lasthebbers verbinden de vennootschap binnen de perken van de hun verleende volmacht.”

Uit deze bepaling volgt dat in de regel de handtekening van slechts één bestuurder niet volstond om de NV Alvago te verbinden. Evenwel kan de NV Alvago ten aanzien van de NV Vivium verbonden zijn voor de handelingen die haar bestuurder Maas zonder vertegenwoordigingsbevoegdheid heeft gesteld, indien deze laatste, wat die handelingen betreft, de schijn heeft gewekt de lasthebber van de NV Alvago te zijn, deze schijn aan de NV Alvago kon worden toegerekend en het vertrouwen van de NV Vivium op deze schijn rechtmatig was.

De oorspronkelijke polis was namens de verzekeringnemer eveneens uitsluitend door de heer Maas als bestuurder van de NV Alvago ondertekend. De NV Alvago heeft deze polis bekrachtigd, vermits zij de premie zonder meer heeft betaald en haar onderhavige vordering overigens op deze oorspronkelijke polis is gesteund. Door de betaling van de premie zonder enige opmerking of voorbehoud heeft de NV Alvago bovendien de schijn gewekt dat de heer Maas namens haar omtrent die polis mocht onderhandelen en zij zich door zijn handelingen daaromtrent zou gebonden achten. In het tegengestelde geval zou de NV Alvago de verzekeraar erop hebben moeten wijzen dat zij zich slechts verbonden zou achten door twee samen optredende bestuurders of door een beslissing van haar raad van bestuur of minstens voorbehoud hebben moeten maken voor latere wijzigingen. Vermits zij dit geenszins heeft gedaan, mocht de NV Vivium er rechtmatig op vertrouwen dat het polisbijvoegsel, dat zoals de oorspronkelijke polis uitsluitend door de heer Maas werd ondertekend, de NV Alvago zou verbinden.

Dit rechtmatig vertrouwen van de NV Vivium werd nog versterkt door het feit dat zij in uitvoering van het voornoemde polisbijvoegsel op 6 maart 1987, derhalve voorafgaand aan het schadegeval van 24 maart 1987, een circulaire cheque ten titel van terugbetaling van het premieoverschot ten gunste van de NV Alvago heeft uitgeschreven, waarop door laatstgenoemde slechts na het schadegeval uitdrukkelijk en formeel werd gereageerd, met name in haar schrijven van 19 mei 1987 (waarbij overigens niet wordt beweerd dat zij geen kennis had van dit polisbijvoegsel) en door de retournering van de nooit geïnde cheque op 15 juli 1987.

Uit het voorgaande volgt dat de door de heer Maas opgewekte schijn te dezen toerekenbaar is aan de NV Alvago en dat de verzekeraar op deze gewekte schijn dat de heer Maas als lasthebber van de NV Alvago optrad rechtmatig mocht vertrouwen. Vermits de oorspronkelijke polis namens de verzekeringnemer eveneens uitsluitend door de heer Maas werd ondertekend en deze polis door de NV Alvago van bij de aanvang zonder enige opmerking of voorbehoud werd uitgevoerd, kwam het niet aan de verzekeraar toe om met het oog op de ondertekening van een bijvoegsel aan dezelfde polis de statuten van de NV Alvago op te vragen teneinde zich alsnog te vergewissen of dezelfde heer Maas als bestuurder van de vennootschap deze rechtspersoon rechtsgeldig kon verbinden. Overigens kon uit een onderzoek van de statuten niet met zekerheid worden afgeleid dat de heer Maas alleen niet bevoegd zou zijn geweest om het litigieuze polisbijvoegsel namens de NV Alvago te ondertekenen, vermits hij door een orgaan met vertegenwoordigingsbevoegdheid daartoe kon zijn gemachtigd overeenkomstig artikel 16 van deze statuten.

De rechtsgevolgen van de door de schijnlasthebber gestelde handelingen zijn rechtstreeks aan de schijnlastgever toe te rekenen. Hieruit volgt dat moet worden aangenomen dat de NV Alvago zich heeft verbonden tot het bijvoegsel aan de litigieuze brandpolis, waarbij het verzekerde kapitaal werd verminderd tot 7.000.000 BEF.

2. De NV Alvago stelt verder dat op de aangestelde van de NV Vivium, inspecteur Joppen, een informatieplicht als vakman rustte en hij haar volledig had moeten inlichten en waarschuwen voor de risico's die gepaard gaan met een reductie van het verzekerde kapitaal.

Overeenkomstig artikel 31 van de algemene voorwaarden van de tussen partijen gesloten polis komt het aan de verzekerde toe om de verzekerde bedragen vast te stellen en in voorkomend geval te verlagen.

Zowel de oorspronkelijke polis als het polisbijvoegsel vermelden dat de PVBA Eurimo terzake als verzekeringstussenpersoon is opgetreden, wat overigens niet wordt betwist. Uit de briefhoofding van de PVBA Eurimo blijkt dat deze vennootschap zich eveneens bezig hield met de in- en verkoop van onroerende goederen. Bovendien wordt niet betwist dat de heer Maas, bestuurder van de NV Alvago, tevens de zaakvoerder was van de PVBA Eurimo.

Het is de verzekeringstussenpersoon die de belangen moet behartigen van de verzekeringnemer en hem nopens de verzekeringsproducten die hem interesseren moet voorlichten en desgevallend adviseren. De verzekeringsinspecteur is daarentegen een werknemer van de verzekeraar, die onder diens leiding, gezag en toezicht staat en derhalve geen onafhankelijke of onpartijdige functie vervult.

Te dezen ligt geen enkel bewijs voor dat de reductie van het verzekerde kapitaal tot 7.000.000 BEF op aanraden van de inspecteur van de NV Vivium zou zijn doorgevoerd. Dit zou ook onwaarschijnlijk zijn, vermits in dat geval de verzekeringsinspecteur zou hebben gehandeld tegen de belangen van zijn werkgever, nu de reductie van het verzekerde kapitaal uiteraard gepaard gaat met een verlaging van de premie.

Vermits de verzekeringnemer te dezen werd bijgestaan door een verzekeringsmakelaar, zijnde een specialist in de verzekeringsbranche, mocht de door de verzekeraar afgevaardigde inspecteur er van uitgaan dat eerstgenoemde met de vereiste deskundigheid werd voorgelicht en geadviseerd en aldus op de hoogte was dat de verzekering van de eigenaar van een gebouw tegen brand en de verzekering van de huurdersaansprakelijkheid tegen brand aparte doelstellingen hebben en duidelijk van elkaar moeten worden onderscheiden. In deze concrete omstandigheden en gelet op het feit dat de bestuurder van de NV Alvago, die de polissen ondertekende, tevens de zaakvoerder was van het makelaarskantoor, behoorde het niet aan de door de verzekeraar aangestelde inspecteur om de verzekeringnemer alsnog te waarschuwen voor de evidente en te dezen als gekend veronderstelde gevolgen van een vermindering van het verzekerde kapitaal.

In een door de NV Vivium overgelegde geschreven verklaring van 27 april 2004 zet de heer Joppen overigens uiteen dat hij uitsluitend bij de totstandkoming van de oorspronkelijke polis een adviserende rol heeft vervuld maar dat hij niet op de hoogte werd gesteld van de vermindering van het verzekerde kapitaal, vermits een wijziging aan een polis meestal rechtstreeks aan de productieafdeling van de verzekeringsmaatschappij wordt doorgegeven en de polissen niet door de inspecteurs worden opgevolgd. Het tegendeel wordt door de NV Alvago niet bewezen, ook niet door het schrijven van de PVBA Eurimo van 6 mei 1987, dat slechts handelt over het opstellen van de polissen op naam van de huurder en van de bruikleengeefster van een partij meubelen.

De vordering van de NV Alvago, gesteund op een beweerde fout van een aangestelde van de NV Vivium, is ongegrond.

3. Voor wat betreft de gevorderde bedragen, moet worden vastgesteld:

- dat de NV Alvago niet bewijst dat de onroerende verfraaiingswerken in de door haar gesloten polis zijn gedekt;

- dat de NV Alvago niet bewijst dat de verzekeringsvergoeding werd aangewend voor wederopbouw, zodat zij niet aantoont aanspraak te kunnen maken op BTW op deze vergoeding;

- dat de afbraak- en opruimingskosten niet voor vergoeding in aanmerking komen bij gebrek aan bewijs van heropbouw of herstel van het pand (art. 26b van de algemene polisvoorwaarden);

- dat geen vergoeding voor tuinschade verschuldigd is bij gebrek aan bewijs van herstelling van de tuin en de beplantingen (art. 26d van de algemene polisvoorwaarden);

- dat de erelonen van expert Coppens door de NV Vivium werden betaald en de NV Alvago niet bewijst dat van haar meer werd gevorderd dan wat zij betaald kreeg;

- dat, rekening houdend met het verzekerde kapitaal van 7.000.000 BEF en zodoende de onderverzekering, de NV Vivium reeds volledig heeft vergoed wat zij uit hoofde van de litigieuze verzekeringsovereenkomst kon verschuldigd zijn;

- dat niet wordt bewezen dat partijen in de door hen gesloten verzekeringsovereenkomst verzaakt hebben aan de wettelijk voorgeschreven ingebrekestelling conform de artikelen 1146 en 1153 B.W.;

- dat de NV Alvago niet aanvoert en bewijst dat zij haar verzekeraar eerder dan op 26 maart 1990 in gebreke heeft gesteld om tot betaling en vergoeding op grond van de polis over te gaan; dat op 26 maart 1990 de NV Vivium al haar betalingsverplichtingen reeds had uitgevoerd, zodat geen bijkomende interesten zijn verschuldigd.

Om deze redenen,

Het hof,

Rechtsprekende op tegenspraak;

Gelet op artikel 24 van de wet van 15 juni 1935 betreffende het gebruik der talen in gerechtszaken;

Rechtsprekend na cassatie en binnen de perken van de cassatie;

Verklaart het hoger beroep tegen het bestreden eindvonnis van 12 december 1997 ongegrond;

Veroordeelt de NV Alvago tot alle gerechtskosten in hoger beroep en in cassatie, begroot in haar hoofde op 397,46 + 426,38 + 185,92 + 50,82 + 322,26 + 180,12 EUR en in hoofde van de NV Vivium op 185,27 + 426,38 + 495,79 EUR;

(…)