Article

Hof van beroep Gent, 25/06/2007, R.D.C.-T.B.H., 2008/8, p. 731-733

Hof van beroep Gent 25 juni 2007

FAILLISSEMENT
Faillissement - Schuldvergelijking - Schuldvergelijking na faillissement tussen vordering tot volstorting van het kapitaal en rekening-courant van de vennoot
De volstortingsplicht van een vennoot kan worden voldaan door middel van compensatie met een schuldvordering die deze vennoot op de vennootschap heeft wegens prestaties verricht ten voordele van de vennootschap (opgenomen in rekening-courant). Voor deze compensatie is niet vereist dat de vennootschap vooraf het saldo van het onderschreven kapitaal bij alle vennoten opvraagt. De vennoot kan vrijwillig overgaan tot vereffening van het saldo van het door hem onderschreven kapitaal.
De wederzijdse schuldvorderingen - enerzijds voor de volstorting van het onderschreven kapitaal en anderzijds voor de rekening-courant - zijn verknocht met het vennootschapsleven van de vennootschap en kunnen dan ook worden weerhouden voor compensatie na faillietverklaring van de vennootschap.
FAILLITE
Faillite - Compensation - Compensation après faillite entre la demande de libération du capital et le compte courant de l'associé
L'obligation pour un associé de libérer le capital social peut être satisfaite sur base de la compensation avec une créance que cet associé a sur la société pour des prestations qu'il a effectuées au profit de la société (repris en compte courant). Pour cette compensation, il n'est pas exigé que la société réclame au préalable le solde du capital souscrit auprès de tous les associés. L'associé peut procéder volontairement à la liquidation du solde du capital auquel il a souscrit.
Les créances réciproques - d'une part celle relative à la libération du capital souscrit et d'autre part celle relative au compte courant - sont connexes à la vie sociétaire et peuvent donc être retenues pour la compensation qui suit le jugement déclaratif de faillite de la société.

Van Brabandt Petra / Wylleman Jan in zijn hoedanigheid van curator van het faillissement van de BVBA De Breydel

Zet.: H. Debucquoy (voorzitter), G. Vanderstichele en G. De la Ruelle (raadsheren)
Pl.: Mrs. A. Coulier en J. Wylleman q.q.

(…)

1. Gegevens van de zaak in beroep

1.1. De voorlopig bewindvoerder van Regis Van Brabandt stelde op 1 februari 2006 hoger beroep in tegen het vonnis van 20 december 2005 van de vierde kamer van de rechtbank van koophandel te Brugge, afdeling Oostende.

De curator van het faillissement De Breydel BVBA vordert de bevestiging van het vonnis en stelt een tusseneis in betaling van een schadevergoeding van 2.500 EUR voor het instellen van een tergend en roekeloos hoger beroep.

1.2. De blijvende betwisting betreft de eis van de curator van het faillissement De Breydel BVBA, die strekt tot de volstorting van het kapitaal dat Regis Van Brabandt tegenover De Breydel BVBA nog verschuldigd is, nadat hij alle aandelen heeft verworven. De curator stelt dat Regis Van Brabandt het onderschreven kapitaal voor 9.912 EUR niet heeft volstort. Hij vordert hiervan de betaling, vermeerderd met de verwijl­interesten aan 7% vanaf 9 september 2004 tot aan de betaling.

1.2.1. De voorlopig bewindvoerder van Regis Van Brabandt stelt dat het kapitaal werd volstort door verrekening van de rekening-courant van Regis Van Brabandt. Zij beroept zich in het bijzonder op:

- een uitprint op 17 september 2004 van het dagboek over de periode 4 april 2003 tot 30 juni 2003, waaruit zou volgen dat het toen nog niet-volstort kapitaal voor de som van 12.394,68 EUR werd volstort met de rekening “code 480100 R/G Van Brabandt Regis” voor de som van 12.394,68 EUR;

- een uitprint op 17 september 2004 van de proef- en saldibalans op datum 31 maart 2004, die volgende verwerking inhoudt:

Debet-Bewegingen-Credit Eindsaldo
100000 Geplaatst kapitaal: 18.592,01 18.592,01
101000 Niet-opgevraagd: 12.394,68 12.394, 68

- een uitprint op 14 juli 2004 van de interne balans op datum van 31 maart 2004, waar onder de “codes 10/100/101” volgende bewegingen van het kapitaal genoteerd werden:


Debet - Bewegingen - Credit Eindsaldo
10 I. Kapitaal: 12.394,68 30.968,69 18.592,01
100 A. Geplaatst 18.592,01 18.592,01
r 10000 Geplaatst kapitaal 18.592,01 18.592, 01
101 B. Niet-opgevraagd 12.394,68 12.394,68
r 10100 Niet-opgevraagd 12.394,68 12.394,68

en waarover de accountant verklaarde “Bij het lezen van de interne balans moet je rekening houden met de laatste kolom 'eindsaldo' en dit laat ook hier het saldo van 18.592,01 blijken. Het door de curatele vermelde bedrag van 30.986,69 EUR is de som van alle bewegingen die op de kapitaalrekeningen geboekt zijn in de loop van het boekjaar aan de creditzijde, maar helemaal niet het eindsaldo. Ons inziens is er dus geen verschil tussen de interne balans van 14 juli 2004 en de proef- en saldibalans van 17 september 2004, althans niet wat de rekening kapitaal betreft”.

1.2.2. De curator van het faillissement De Breydel BVBA stelt,

- dat de vennootschap (De Breydel BVBA) het kapitaal niet heeft opgevraagd vóór de faillietverklaring;

- dat de volstorting alleen door een effectieve storting en niet door een boekhoudkundige verrekening kan gebeuren;

- dat het bewijs van de volstorting van het kapitaal in elk geval niet geleverd wordt door de stukken die de voorlopig bewindvoerder van Regis Van Brabandt overlegt, nu die eerst in juli en september 2004 werden uitgeprint na de faillietverklaring van De Breydel BVBA op 19 april 2004.

1.3. De eerste rechter verklaarde de eis van de curator van het faillissement De Breydel BVBA op volgende relevante overwegingen gegrond:

“3. Wettelijke schuldvergelijking of compensatie vindt van rechtswege plaats tussen twee schulden die beide een geldsom of een bepaalde hoeveelheid vervangbare zaken van dezelfde soort tot voorwerp hebben, en die beide vaststaand en opeisbaar zijn (art. 1289 e.v. B.W.). Dit principe vindt ook toepassing op de vordering tot volstorting. Wettelijke schuldvergelijking is echter niet meer mogelijk wanneer voornoemde voorwaarden slechts vervuld zijn na (of ingevolge) het faillissement van de vennootschap. Compensatie na faillissement wordt slechts toelaatbaar geacht indien de betrokken vorderingen samenhangend of verknocht zijn (ex eadem causa).

[De voorlopig bewindvoerder van Regis Van Brabandt] stelt dat de compensatie per 1 april 2003, en dus ongeveer één jaar vóór het faillissement (19 juli 2004), plaatsvond

- In de balans die werd afgedrukt per 14 juli 2004 (stuk 9 curator van het faillissement De Breydel BVBA) teneinde bij het faillissementsdossier te worden gevoegd, wordt vermeld dat het kapitaal niet werd volstort voor een bedrag van 12.394,68 EUR, zijnde het bedrag dat thans wordt ingevorderd van de vennoten.

- Verweerster q.q. verwijst naar haar stuk 11 waaruit een storting ten bedrage van 12.394,68 EUR zou moeten blijken per 1 april 2003. Dit document werd afgeprint per 17 september 2004. Alhoewel deze storting dus van vóór het faillissement zou dateren, blijkt ze niet uit de balans die werd afgedrukt per 14 juli 2004.

Verweerster q.q. toont derhalve de waarachtigheid van de verrichting in rekening-courant niet aan.

Trouwens, indien de vennootschap het nog niet volstorte deel van het kapitaal wenst op te vragen, vergt dit een beslissing van het bevoegde orgaan van de vennootschap (in de regel het bestuursorgaan), hetgeen in casu niet voorligt. Bovendien dienen alle aandeelhouders gelijk behandeld te worden, hetgeen normaliter tot gevolg zal moeten hebben dat alle aandeelhouders in dezelfde mate worden gevraagd om bij te storten, hetgeen in casu niet wordt aangetoond. Enkel indien dergelijke beslissing van het bevoegde orgaan voorligt, wordt de vordering tot volstorting opeisbaar en kan ze in aanmerking komen voor toepassing van de wettelijke compensatie.

Vóór het faillissement was er geen bijstorting gevraagd. Op het ogenblik van het faillissement was er dus geen opeisbare volstortingsschuld en kon er dus geen sprake zijn van compensatie met de vordering in rekening-courant van de vennoot.

4. Ook van gerechtelijke compensatie, die in principe mogelijk blijft na faillissement, kan in casu geen sprake zijn aangezien de vorderingen niet samenhangend zijn.

5. (...)

6. [De voorlopig bewindvoerder van Regis Van Brabandt] verwijst ten slotte naar het feit dat zij in het boekjaar 1 april 2003 - 31 april 2004 bijkomend een bedrag van 9.600 EUR stortte op de rekening van de BVBA De Breydel. Zij bewijst echter geenszins dat dit bedrag bedoeld was als volstorting van het kapitaal.”

2. Beoordeling

2.1. Geen enkele wettelijke bepaling verbiedt een aandeelhouder, die het saldo van het kapitaal van een naamloze vennootschap - waarop hij intekende - moet betalen, die schuld af te lossen door schuldvergelijking met een schuldvordering die hij op die vennootschap heeft. Voor deze compensatie is niet vereist dat de aandeelhouder geld reserveert en afzondert, om het onderschreven kapitaal verder aan te zuiveren na de verplichte storting bij de oprichting. Deze compensatie kan ook gebeuren met de schuldvordering die hij heeft opgebouwd met zijn prestaties vanaf de oprichting (zie o.a. Cass. 25 september 2006, A.R. C.2005.0487.F).

Voor deze compensatie is evenmin vereist, dat de vennootschap vooraf het saldo van het onderschreven kapitaal bij alle vennoten opvraagt. De schuld ontstaat op het ogenblik dat de vennoot inschrijft op het kapitaal en de wet bepaalt alleen dat bij de inschrijving ten minste 1/5 moet gestort worden. De vennoot kan vrijwillig overgaan tot een vereffening van het saldo van het door hem onderschreven kapitaal.

De wederzijdse schuldvorderingen - enerzijds voor de volstorting van het onderschreven kapitaal en anderzijds voor de rekening-courant - zijn verknocht met het vennootschapsleven van De Breydel BVBA en kunnen dan ook weerhouden worden voor compensatie na de faillietverklaring van De Breydel BVBA.

2.2. Er dringt zich dan ook geen verder onderzoek op over de boekhoudkundige verrichtingen, die zouden moeten wijzen op een verrekening vóór de faillietverklaring van het niet-opgevraagd kapitaal met de rekening-courantvordering van Regis Van Brabandt door de personen die voor hem hebben gehandeld.

Besluiten

Het hof verklaart - op tegenspraak en gelet op artikel 24 van de wet van 15 juni 1935 op het taalgebruik in gerechtszaken - het hoger beroep ontvankelijk en gegrond.

Het vernietigt het bestreden vonnis.

Het verklaart de oorspronkelijke vordering van de curator van het faillissement De Breydel BVBA ontvankelijk, maar ongegrond.

Het verwijst de boedel van het faillissement van De Breydel BVBA in de kosten van beide aanleggen, die het aan de zijde van de voorlopig bewindvoerder van Regis Van Brabandt vaststelt op:

- rechtsplegingsvergoeding eerste aanleg: Euro 356,97
- rolrechten hoger beroep: Euro186,00
- uitgavenvergoeding: Euro 60,73
- rechtsplegingsvergoeding in hoger beroep: Euro 485,87

(…)