Article

Rechtbank van koophandel Leuven, 27/11/2007, R.D.C.-T.B.H., 2008/7, p. 667-668

Rechtbank van koophandel Leuven 27 november 2007

VERVOER
Wegvervoer - Internationaal vervoer - Diefstal van oplegger - Oplegger kan een goed zijn in de zin van artikel 1.1 CMR-Verdrag - Aansprakelijkheid van de vervoerder op grond van artikel 17.1 CMR-Verdrag - Bewijslast overeenkomstig artikel 18.1 CMR-Verdrag
Een oplegger kan een goed zijn in de zin van artikel 1.1 CMR-Verdrag, wanneer deze niet toebehoort aan de vervoerder, maar aan de opdrachtgever die met de vervoerder een overeenkomst sluit voor het vervoer ervan.
Bij diefstal van de oplegger is de vervoerder overeenkomstig artikel 17.1 CMR-Verdrag aansprakelijk voor het verlies van de goederen, tenzij hij bewijst dat het verlies is veroorzaakt door omstandigheden die hij niet heeft kunnen vermijden en waarvan hij de gevolgen niet heeft kunnen verhinderen (art. 17.2 en 18.1 CMR-Verdrag).
TRANSPORT
Transport par route - Transport international - Convention CMR - Vol d'une semi-remorque - Une semi-remorque peut être une marchandise au sens de l'article 1.1 Convention CMR - Responsabilité du transporteur sur base de l'article 17.1 Convention CMR - Charge de la preuve conformément à l'article 18.1 Convention CMR
Une semi-remorque peut être une marchandise au sens de l'article 1.1 de la Convention CMR, lorsqu'elle n'appartient pas au transporteur, mais au donneur d'ordre qui conclut avec le transporteur une convention pour son transport.
En cas de vol de la semi-remorque, le transporteur est responsable, conformément à l'article 17.1 de la Convention CMR, pour la perte des marchandises, à moins qu'il ne prouve que la perte a été causée par des circonstances qu'il ne pouvait pas éviter et aux conséquences desquelles il ne pouvait pas obvier (art. 17.2 et 18.1 Convention CMR).

NV Int. Transport Rayden en NV Avero Belgium Insurance / BVBA Hermans S. Transport

Zet.: J. Kips (rechter), G. Declercq en L. Nelissen (rechters in handelszaken)
Pl.: Mrs. P. Rubens en M. Dewael
I. Feiten en standpunten

1. NV Int. Transport Rayden (hierna ook Rayden of eiseres genoemd) is net als verweerster een transportfirma.

Rayden deed in het verleden geregeld een beroep op verweerster voor de uitvoering van internationale wegtransporten.

2. Op 24 maart 2005 was verweerster gelast met een transport, in opdracht van Rayden. Dit transport gebeurde met een trekker van verweerster en een oplegger van Rayden.

Een aangestelde van verweerster parkeerde de trekker met oplegger op een parking van een supermarkt in Vimodrone (dichtbij Milaan in Italië). Hij verliet zijn voertuig en deed boodschappen. Toen hij terug kwam, waren zowel de trekker als de oplegger verdwenen.

De oplegger van Rayden - verzekerd door tweede eiseres - werd nooit teruggevonden.

3. Thans vorderen eiseressen op basis van het CMR-Verdrag een schadevergoeding voor het verlies van de oplegger. De waarde van de oplegger is geraamd op 29.000 EUR.

4. Verweerster meent dat het CMR-Verdrag niet van toepassing is omdat de oplegger van eiseres leeg was op het ogenblik van de diefstal. De oplegger zelf kan volgens verweerster niet worden beschouwd als vervoerd goed, in de zin van artikel 1.1 CMR-Verdrag.

II. Voorwerp van de actuele vorderingen

5. Eiseressen vorderen, overeenkomstig hun conclusies van 11 juli 2007, de veroordeling van verweerster tot betaling aan eiseressen van een schadevergoeding van 29.000 EUR, te vermeerderen met interesten vanaf 24 maart 2005 tot op datum van gehele betaling, met dien verstande dat de betaling aan één van eiseressen bevrijdend is ten opzichte van de andere.

Eiseressen vorderen tevens de veroordeling van verweerster tot betaling van de gedingkosten.

III. Beoordeling door de rechtbank

6. Het wordt niet betwist dat verweerster, op het ogenblik van de diefstal, in opdracht van Rayden een internationaal transport aan het uitvoeren was. De discussie tussen partijen over het al dan niet toepasselijk zijn van het CMR-Verdrag, betreft in essentie de vraag of een oplegger al dan niet als een vervoerd of te vervoeren goed kan worden beschouwd, in de zin van artikel 1.1 CMR-Verdrag.

7. Dat in artikel 1.2 CMR-Verdrag bepaald is dat onder de term “voertuig” onder meer een oplegger wordt verstaan, sluit niet uit dat een oplegger, in bepaalde omstandigheden, een te vervoeren goed kan zijn, in de zin van artikel 1.1 CMR-Verdrag.

De term “goederen” van artikel 1.1 CMR-Verdrag wordt door de rechtspraak ruim geïnterpreteerd. Alle door de vervoerder te verplaatsen voorwerpen worden als een “goed” beschouwd, zelfs wanneer het te vervoeren goed een oplegger is (zie in dit verband, P. Verguts, “De overeenkomst tot internationaal vervoer van goederen over de weg - CMR Verdrag”, Advocatenpraktijk, Kluwer, 1995, p. 16; W. Verhees, Verdrag betreffende de overeenkomst tot internationaal vervoer van goederen over de weg (CMR), Bijzondere overeenkomsten, Kluwer, p. 168, nr. 67; Cass. 2 februari 1990, T.B.H. 1990, p. 626 met noot van M. Godfroid). Een oplegger kan een goed zijn in de zin van artikel 1.1 CMR-Verdrag, wanneer, zoals in huidige zaak, de oplegger niet toebehoort aan de vervoerder, maar aan de opdrachtgever die met de vervoerder een overeenkomst sluit over het vervoer ervan. Het CMR-Verdrag is in casu van toepassing op de overeenkomst tussen partijen.

8. Volgens artikel 17.1 CMR-Verdrag is de vervoerder aansprakelijk voor het verlies van de goederen, welke ontstaat tussen het ogenblik van de inontvangstneming van de goederen en het ogenblik van de aflevering. Artikel 17.2 CMR-Verdrag bepaalt dat de vervoerder ontheven is van zijn aansprakelijkheid indien het verlies is veroorzaakt door omstandigheden die de vervoerder niet heeft kunnen vermijden en waarvan hij de gevolgen niet heeft kunnen verhinderen. Het bewijs dat het verlies is veroorzaakt door dergelijke omstandigheden, rust op de vervoerder (zie art. 18.1 CMR-Verdrag).

9. In casu levert verweerster aan de rechtbank geen enkel bewijsstuk. Enkel eiseressen leggen een bundel neer, waaruit overigens niet kan worden opgemaakt hoe en in welke omstandigheden de oplegger is verdwenen. Er is slechts een summiere verklaring van de aangestelde van verweerster aan de Italiaanse carabinieri. Deze korte verklaring levert niet het bewijs dat het verlies onvermijdbaar was (zie ter vergelijking Gent 13 april 1995, T.B.H. 1996, p. 519; Gent 3 oktober 2005, T.B.H. 2006, p. 732 ). Verweerster is dus aansprakelijk voor het geleden verlies.

10. De omvang van de schade wordt niet betwist. De rentevoet bedraagt 5%, overeenkomstig artikel 27.1 CMR-Verdrag. Deze rente begint te lopen vanaf de dag waarop de vordering bij de vervoerder schriftelijk is ingediend. Uit de stukken die aan de rechtbank zijn voorgelegd, blijkt niet dat de vordering werd ingediend vóór de dagvaarding.

Om deze redenen,

De rechtbank van koophandel,

beslissend op tegenspraak, in eerste aanleg,

verklaart de vordering van eiseressen ontvankelijk en gegrond in de hierna bepaalde mate.

(…)