Article

Rechtbank van koophandel Antwerpen, 11/01/2007, R.D.C.-T.B.H., 2008/7, p. 659-660

Rechtbank van koophandel Antwerpen 11 januari 2007

SCHIP EN SCHEEPVAART
Binnenvaart - Aansprakelijkheidsbeperking - Eigenaar van binnenschip - Verontreiniging
De eigenaar van een binnenschip, die een verontreiniging door koolwaterstoffen veroorzaakt, kan zich beroepen op de aansprakelijkheidsbeperking ingesteld door het LLMC-Verdrag.
NAVIRE ET NAVIGATION
Navigation intérieure - Limitation de responsabilité - Propriétaire de bateau d'intérieur - Pollution
Le propriétaire d'un bateau d'intérieur, auteur d'une pollution par hydrocarbures, peut se prévaloir de la limitation de responsabilité instituée par la Convention LLCM.

Het Havenbedrijf / Heinrich Hell - Mr. Hermann Lange q.q. vereffenaar van het beperkingsfonds van het MTS “Jaguar”

Zet.: N. De Muynck (voorzitter), F. Dejosse en C. Gelens (rechters in handelszaken)
Pl.: Mrs. G. Huyghe, G. Preckler en F. Stevens loco L. Keyzer

(…)

Feiten

Op 6 september 2005 deed er zich tijdens de belading van het ms. “Jaguar”, eigendom van verweerder op verzet sub 1, aan kaai nr. 279 in het 4de havendok een overloop voor waardoor ongeveer 193 m³ gasolie in het dok terechtkwamen.

In opdracht van eiseres op verzet ruimde “Brabo Cleaning Company” de vervuiling op. De kostprijs van de werkzaamheden werd geraamd op 85.000 EUR.

Op 13 september 2005 bood verweerder op verzet sub 1 een verzoekschrift aan tot vorming van een beperkingsfonds, overeenkomstig het LLMC-Verdrag van 1976. Bij beschikking van 14 september 2005 werd de vorming van het fonds bevolen waarbij verweerder op verzet sub 2 als vereffenaar werd aangesteld.

Op 30 september 2005 stelde de rechtbank vast dat het beperkingsfonds gevormd was.

Op 27 oktober 2005 tekende eiseres op verzet tegen de beschikkingen van 14 en 30 september 2005 verzet aan.

Zij vraagt te zeggen voor recht dat het door verweerder op verzet sub 1 ingestelde beperkingsfonds haar niet tegenstelbaar is voor wat betreft de kosten en uitgaven veroorzaakt door de olieverontreiniging door het ms. “Jaguar” op 6 september 2005.

In ondergeschikte orde vraagt zij verweerder op verzet sub 1 te bevelen dat de door hem gestelde clubgarantie dient vervangen te worden door een bankgarantie die opeisbaar is bij een Belgische bank.

Bij tegeneis vraagt verweerder op verzet sub 1 te zeggen voor recht dat de vordering van eiseres op verzet tegen verweerder op verzet sub 1 voor opruimings- en andere kosten na overloop van gasolie op 6 september 2005 voor beperking in aanmerking komt en dienvolgens de vrijgave te bevelen van de garantie d.d. 23 september 2005, gesteld door Steamship Mutual.

Ten gronde

Verweerder op verzet sub 1 beroept zich op artikel 2 LLMC-Verdrag van 19 november 1976 betreffende de beperking van aansprakelijkheid inzake zeevorderingen, in België toepasselijk verklaard door de wet van 11 april 1989. Artikel 273 § 1, 1° van de Zeewet verklaart het verdrag van toepassing op binnenvaartuigen.

Eiseres op verzet stelt echter dat artikel 3 van voormeld verdrag bepaalt dat de regels van dit verdrag voor wat betreft de aansprakelijkheid voor schade door olieverontreiniging niet van toepassing zijn en er dus geen beperking mogelijk is.

Artikel 273 van de Zeewet bepaalt:

“§ 1. Onder voorbehoud van de § 2 tot 4 zijn van toepassing op de binnenvaartuigen en op de vaartuigen en drijvende tuigen door de Koning daarmede gelijkgesteld:

1. de artikelen 1 tot en met 15 behalve artikel 6 § 5 van het verdrag inzake de beperking van aansprakelijkheid voor zeevorderingen gesloten te Londen op 19 november 1976, verder LLMC-Verdrag genoemd. Artikel 2 § 1 litterae d en e van het LLMC-Verdrag is van toepassing op de binnenvaarttuigen en de daarmede gelijkgestelde vaartuigen en drijvende tuigen.

2. de artikelen 46,48 tot 58 en 67 van dit boek.

3. de artikelen 12 tot 14, 16 en 17 van de wet van 11 april 1989 houdende de goedkeuring en uitvoering van diverse internationale akten inzake de zeevaart.”

Artikel 3 van voormeld LLMC-Verdrag bepaalt:

“3. Vorderingen uitgezonderd van beperking

De regels van dit verdrag zijn niet van toepassing op:

a. …

b. vorderingen ter zake van schade door verontreiniging door olie in de zin van het internationaal verdrag inzake de wettelijke aansprakelijkheid voor schade door verontreiniging door olie van 29 november 1969 of van enige wijziging van dat verdrag behorend protocol, welke van kracht is;”

Op het ogenblik dat het LLMC-Verdrag werd opgesteld bestond er reeds een specifiek verdrag inzake olieverontreiniging door tankers, het CLC-Verdrag van 29 november 1969, dat reeds voorzag in een limitatieprocedure door het vormen van een fonds. De auteurs van het LLMC-Verdrag hebben dus dit soort schade uitgesloten en hiervoor verwezen naar het bestaande CLC-Verdrag.

Het CLC-Verdrag is eveneens in België van toepassing. Artikel 47 § 2 van deZeewet bepaalt uitdrukkelijk dat de scheepseigenaar zijn aansprakelijkheid voor schade door olieverontreiniging kan beperken conform het CLC-Verdrag.

Dit geldt echter niet voor de binnenscheepvaart wat logisch is. Artikel I, 1. van het CLC-Verdrag bepaalt immers duidelijk:

“Artikel I.

Voor de toepassing van dit verdrag:

1. Wordt onder 'schip' verstaan: elk zeegaand vaartuig of tuig, van welk type ook, dat daadwerkelijk olie in bulk als lading vervoert;”

Het ms. “Jaguar” is echter een binnenschip en bijgevolg niet onderworpen aan het CLC-Verdrag. Het ingestelde beperkingsfonds is ook aan eiseres op verzet tegenstelbaar.

(…)