Hof van beroep Antwerpen 10 september 2007
VERVOER
Vervoer over zee - Ordercognossement - Endossement in blanco - Toondercognossement - Vorderingsgerechtigdheid en bewijs van aanbieder van cognossement - Medewerkingsplicht in hoofde van zeevervoerder - Feitelijke beoordeling
Een ordercognossement wordt geacht aan order van de afzender te zijn uitgegeven. Een in blanco endossement door de afzender maakt het cognossement tot een toonderpapier, dat verhandeld wordt door de eenvoudige, formaliteitsloze overhandiging ervan.
Het achterhalen van de identiteit van de aanbieder van het toondercognossement is een feitenkwestie (wie betaalt invoerrechten, wie protesteert,…), waarbij de zeevervoerder zijn medewerking dient te verlenen.
|
TRANSPORT
Transport maritime - Connaissement à ordre - Endossement en blanc - Connaissement au porteur - Droit d'action et preuve du porteur du connaissement - Devoir de collaboration dans le chef du transporteur maritime - Appréciation de fait
Un connaissement à ordre est censé émis à la commande de l'expéditeur. Un endossement en blanc par l'expéditeur transforme le connaissement en un document au porteur qui est négocié par sa simple transmission, sans formalité.
Retrouver l'identité du porteur du connaissement au porteur est une question de fait (celui qui paye les droits d'importation, celui qui proteste,…), à laquelle le transporteur maritime doit apporter sa collaboration.
|
Federal Arab Maritime Company (Famco) (vennootschap naar vreemd recht) / Cargill MISR
(vennootschap naar Egyptisch recht)
SA Fortis Corporate Insurance e.a. / Federal Arab Maritime Company (Famco) (vennootschap naar vreemd recht)
Zet.: P. Renaers (voorzitter), A. Peeters en B. Ponet (raadsheren) |
Pl.: Mrs. J. Daneels loco G. Van Doosselaere en R. De Paep |
(…)
1. Bij tussenarrest werd opgemerkt dat in beginsel enkel de derde houder van het cognossement vorderingsgerechtigd is op grond van artikel 91 van de Zeewet.
Na vastgesteld te hebben dat in casu de identiteit van de partij door wie het cognossement werd aangeboden niet vaststaat, nu het origineel van het cognossement AA01 van 27 januari 2003 niet wordt bijgebracht en Cargill MISR enkel een kopie van het cognossement bijbrengt, werd aan Famco de overlegging, op grond van artikel 877 Ger.W., bevolen van het origineel van het cognossement AA01 van 27 januari 2003 (voor- en achterzijde).
Hierbij oordeelde het hof dat wanneer geen gebruik gemaakt wordt van een Laat-Volgen of gelijkaardig document (zoals in casu), bewijsproblemen kunnen ontstaan met betrekking tot de vraag door welke partij het cognossement de facto werd aangeboden. Wanneer de goederen rechtstreeks door de zeevervoerder werden afgeleverd, dient deze partij (Famco) uiteraard te weten aan wie hij heeft afgeleverd en door wie het cognossement werd aangeboden. Naar het oordeel van het hof druist het tegen een behoorlijke proces- en bewijsvoering in dat de zeevervoerder zich ertoe beperkt de aanbieding van het cognossement door de eisende partij (in casu Cargill MISR) in vraag te stellen, zonder kenbaar te maken aan wie de goederen dan wel afgeleverd werden (F. Stevens, Vervoer onder cognossement, Brussel, Larcier, 2001, nr. 335, p. 194).
2. Famco legt thans het origineel cognossement voor. Studie van dit origineel cognossement leert dat als “shipper” (afzender) wordt vermeld: Cargill France. Als notify address geldt: Cargill MISR. Het cognossement werd aan order uitgeschreven (consignee “to order”), waarin de naam van de geadresseerde open werd gelaten.
Een dergelijk ordercognossement wordt geacht aan order van de afzender te zijn uitgegeven, in casu Cargill France, zodat deze partij als eerste het cognossement dient te endosseren. Uit de achterzijde van het thans bijgebrachte originele cognossement blijkt dat de afzender (Cargill France) het cognossement in blanco geëndosseerd heeft, zodat het cognossement een toonderpapier (cognossement aan drager) is geworden.
Een toondercognossement (of aan drager) wordt verhandeld door de eenvoudige overhandiging van het document, zonder enige verdere formaliteit.
Bij toondercognossementen moet aan de hand van de feiten onderzocht worden wie het document aangeboden heeft en in welke hoedanigheid.
Famco betwist het vorderingsrecht van Cargill MISR nu volgens haar niet blijkt dat deze partij bij ontvangst van de goederen het cognossement heeft aangeboden. Het feit dat Cargill invoerder, koper en eigenaar van de goederen was en haar in gebreke gesteld heeft, noemt zij irrelevant.
Het standpunt van Famco kan niet gevolgd worden.
Terecht verdedigt Cargill MISR vorderingsgerechtigd te zijn, nu zij aan de hand van de feiten aantoont het cognossement in eigen naam aangeboden te hebben en derhalve bewijst derde houder van het cognossement te zijn.
Cargill MISR heeft immers het cognossement ter ontvangst van de goederen aangeboden zoals blijkt uit het feit dat de douane haar als invoerder beschouwt (cf. betalingsbewijs afgeleverd door de douaneautoriteiten), zij Famco schriftelijk in gebreke gesteld heeft op 24 februari 2003 en zij de uiteindelijk koper en de eigenaar van de goederen is (zie commerciële factuur d.d. 27 januari 2003). Tevens wordt zij als dusdanig in het expertiseverslag Prima Marine Surveyors vermeld.
Besluit: Cargill MISR is bijgevolg vorderingsgerechtigd. Het hoger beroep van Famco faalt in de mate dat zij het vorderingsrecht van Cargill MISR betwist.
(…)