Article

Hof van beroep Gent, 05/02/2007, R.D.C.-T.B.H., 2008/7, p. 628-630

Hof van beroep Gent 5 februari 2007

VERVOER
Wegvervoer - Internationaal vervoer - CMR-Verdrag - Exclusief bevoegdheidsbeding - Nietig
Artikel 31.1 CMR laat de partijen bij de vervoerovereenkomst toe om een gerecht van hun keuze aan te wijzen. Dergelijk bevoegdheidsbeding sluit echter de bevoegdheid van de door het verdrag zelf aangewezen rechtbanken niet uit, maar creëert enkel een bijkomende bevoegde rechtbank. Een bevoegdheidsbeding dat bepaalt dat de aangewezen rechtbank uitsluitend bevoegd zal zijn is derhalve strijdig met het CMR-Verdrag, en daarom nietig (art. 41.1 CMR). Niet enkel het exclusieve karakter van de bevoegdheidstoewijzing is nietig, maar het volledige bevoegdheidsbeding, zodat de partijen er zich in het geheel niet meer op kunnen beroepen en de aangewezen rechtbank niet bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
TRANSPORT
Transport par route - Transport international - Convention CMR - Clause attributive de compétence exclusive - Nulle
L'article 31.1 CMR permet que les parties au contrat de transport désignent une juridiction de leur choix. Une telle clause attributive de compétence n'exclut toutefois pas la compétence des tribunaux désignés par la convention elle-même, mais cela ne fait que créer un tribunal compétent complémentaire. Une clause attributive de compétence qui stipule que le tribunal désigné sera exclusivement compétent est par conséquent inconciliable avec la Convention CMR, et est de ce fait nulle (art. 41.1 CMR). Non seulement le caractère exclusif de l'attribution de compétence est nul, mais aussi l'ensemble de la clause attributive de compétence, de sorte que les parties ne peuvent plus l'invoquer pour le tout et le tribunal désigné n'est pas compétent pour connaître de la demande.

ECS European Containers NV / Danzas SA

Zet.: H. Debucquoy (kamervoorzitter), G. Vanderstichele en G. De la Ruelle (raadsheren)
Pl.: Mrs. L. Verbeke en D. Noels

(…)

Feiten en procedure in eerste aanleg

2. NV ECS European Containers werd in september 2000 door SA Danzas belast met een vervoeropdracht, meer bepaald een transport van een lading geneesmiddelen van de bedrijfsterreinen van Park Davis (Pfizer) te Orléans naar het Verenigd Koninkrijk.

Op het ogenblik dat de goederen zich in het Verenigd Koninkrijk onder de hoede bevonden van de door ECS European Containers aangestelde ondervervoerder, worden deze in de nacht van 9 op 10 september 2000 gestolen.

Nadat SA Danzas op 30 september 2000 van Park Davis (Pfizer) een rekening ontvangt voor de goederenwaarde voor een bedrag van 44.320,20 EUR, brengt zij voormeld bedrag in mindering op diverse aan NV ECS European Containers nog verschuldigde facturen waarna - aldus nog SA Danzas - zij het voormelde schadebedrag aan Park Davis (Pfizer) betaalt.

De verdere afhandeling van dit schadedossier resulteerde uiteindelijk in het feit dat aan SA Danzas op 27 januari 2003 een bedrag van 16.060,71 USD (tegenwaarde 14.742,13 EUR) werd overgemaakt door Don Valley's transportverzekeraar.

SA Danzas die, zoals voormeld, het schadebedrag reeds eerder had verrekend op diverse aan ECS European Containers nog verschuldigde facturen, verwijst naar deze compensatie in een schrijven van 9 april 2003 en bevestigt dat het bedrag van 14.742,13 EUR aan NV ECS European Containers tot volledige regeling van het schadegeval zal worden overgemaakt, hetgeen naderhand ook effectief gebeurt.

NV ECS European Containers die daarmee blijkbaar geen genoegen neemt en voormeld schrijven van 9 april 2003 door tussenkomst van haar schaderegelaar betwist, neemt bij dagvaarding van 5 augustus 2003 het initiatief tot de procedure en vordert de veroordeling van SA Danzas tot betaling van een bedrag van 29.578,08 EUR, meer een schadebeding van 2.478,94 EUR, meer de conventionele rente aan 12%, de gerechtelijke rente en de gedingkosten.

Deze vordering betreft het saldo van niet-geprotesteerde facturen voor internationaal wegtransport waarmee SA Danzas - ten onrechte volgens NV ECS European Containers - de schadepenningen van voormeld schadegeval compenseerde.

SA Danzas die in limine litis stelde dat de rechtbank geen rechtsmacht had om van de vordering kennis te nemen en de vordering hoe dan ook verjaard was, stelde in ondergeschikte orde een tegenvordering in tot veroordeling van NV ECS European Containers tot betaling van een bedrag van 44.320,20 EUR, meer de wettelijke en gerechtelijke rente vanaf 9 september 2000 en tot het horen vaststellen van de gerechtelijke compensatie.

3. Bij het bestreden vonnis van 13 september 2005 verklaarde de eerste rechter zich bevoegd om kennis te nemen van de vordering die hij omwille van de weerhouden verjaring als ongegrond van de hand wees.

Verder oordeelde de eerste rechter dat op de in ondergeschikte orde door SA Danzas geformuleerde tegeneis niet verder diende te worden ingegaan.

Grieven/voorwerp van het hoger beroep

4. NV ECS Containers is van oordeel dat de eerste rechter zich terecht bevoegd verklaarde om van de vordering kennis te nemen maar deze ten onrechte als verjaard afwees.

Zij besluit tot de gegrondheid van haar principaal hoger beroep en vordert de toekenning van haar oorspronkelijke vordering en de afwijzing van de tegenvordering van SA Danzas.

5. SA Danzas is van oordeel dat de eerste rechter zich ten onrechte bevoegd verklaarde om van de vordering kennis te nemen, maar terecht de verjaring weerhield.

Voor zover zij daarin niet mocht worden bijgetreden besluit SA Danzas in ondergeschikte orde tot de ongegrondheid van de vordering van NV ECS European Containers.

Eveneens in ondergeschikte orde, namelijk voor zover tot de gegrondheid van de vordering van NV ECS European Containers mocht worden besloten, herneemt SA Danzas haar voor de eerste rechter geformuleerde tegenvordering.

Zij besluit dan ook tot de gegrondheid van het ingestelde incidenteel hoger beroep.

Beoordeling

6. Vooraleer in te gaan op de vraag of het in de algemene voorwaarden van NV ECS European Containers voorkomend bevoegdheidsbeding al dan niet deel uitmaakt van de tussen partijen tot stand gekomen overeenkomst, dient voorafgaandelijk de geldigheid van dit beding te worden beoordeeld.

Met haar incidenteel beroep dat in eerste instantie gericht is tegen het feit dat de eerste rechter zich bevoegd verklaarde om kennis te nemen van de vordering, besluit SA Danzas immers tot de nietigheid van het door NV ECS European Containers ingeroepen bevoegdheidsbeding op grond van artikel 41 van het verdrag betreffende de overeenkomst tot internationaal vervoer van goederen over de weg (CMR).

7. Artikel 31.1 CMR-Verdrag, waarvan de toepasselijkheid niet wordt betwist, bepaalt:

“Alle rechtsgedingen, waartoe het aan dit verdrag onderworpen vervoer aanleiding geeft, kunnen door de eiser behalve voor de gerechten van de bij dit verdrag partij zijnde landen, bij beding tussen partijen aangewezen, worden gebracht voor de gerechten van het land op het grondgebied waarvan:

a) de gedaagde zijn gewone verblijfplaats, zijn hoofdzetel of het filiaal of agentschap heeft, door bemiddeling waarvan de vervoerovereenkomst is gesloten, of

b) de plaats van inontvangstneming der goederen of de plaats bestemd voor de aflevering der goederen, is gelegen,

zij kunnen voor geen andere gerechten worden gebracht.”

Artikel 41.1 CMR-Verdrag bepaalt:

“Behoudens de bepalingen van artikel 40 is nietig ieder beding, dat middellijk of onmiddellijk afwijkt van de bepalingen van dit verdrag. De nietigheid van dergelijke bedingen heeft niet de nietigheid van de overige bepalingen van de overeenkomst tot gevolg.”

Het in artikel 8 van de algemene voorwaarden van NV ECS European Containers voorkomende bevoegdheidsbeding luidt in de Nederlandstalige versie als volgt:

“Alle geschillen betreffende de interpretatie en de uitvoering van deze overeenkomst vallen uitsluitend onder de bevoegdheid van de rechtbanken te Brugge.”

8. Uit voormeld artikel 31.1 CMR-Verdrag volgt dat de eiser in een CMR-geschil “behalve” bij de op grond van littera a) en b) bevoegde rechtbanken, een rechtsgeding kan aanhangig maken bij de “gerechten van de bij dit verdrag partij zijnde landen, bij beding tussen partijen aangewezen.”

Deze mogelijkheid van een forumkeuze voor de rechter van een verdragsland heeft volgens de heersende opvatting en rechtsleer wel prorogerende maar geen derogerende werking.

Uit het woord “behalve” in artikel 31.1 aanhef CMR-Verdrag - dat een vertaling is van de woorden “in addition”/“en dehors” uit de authentieke verdragteksten blijkt dat de CMR-forumkeuze geen exclusief karakter heeft en de eiser in een CMR-betwisting er aldus kan voor kiezen om, spijts een door partijen uitgebrachte forumkeuze de zaak aanhangig te maken bij een rechter aan wie op grond van artikel 31.1, littera a) en b) CMR-Verdrag internationale bevoegdheid toekomt (P. De Meij, Samenloop van CMR-Verdrag en EEX-Verordening, Deventer, Kluwer, 2003, 158, met de in voetnoot nr. 66 aangehaalde verwijzingen naar rechtspraak en rechtsleer met betrekking tot het aanvullend karakter van de CMR-forumkeuze).

De aanwijzing tussen partijen van een bevoegde rechter dient te worden beschouwd als een aanvullende mogelijkheid, naast de in artikel 31.1, littera a) en b) reeds als bevoegd aangeduide rechtbanken die, ook bij een bevoegdheidsbeding, hun bevoegdheid behouden.

Met de in haar beroepsbesluiten geciteerde rechtspraak bevestigt NV ECS European Containers overigens zelf het aanvullend karakter van een CMR-forumkeuze:

“Uit de bewoordingen van artikel 31 CMR vloeit voort dat de mogelijkheid voor partijen om een bevoegde rechtbank aan te wijzen cumulatief is en dat een dergelijk bevoegdheidsbeding de bevoegdheid van de andere in artikel 31 genoemde rechtbanken niet uitsluit.” (Antwerpen 30 januari 1980, R.W. 1983-84, 1271 - beroepsbesluiten NV ECS European Containers - stuk 9 gerechtsdossier, p. 9).

Een bevoegdheidsbeding waarbij een rechter van een verdragsstaat bij uitsluiting bevoegd wordt verklaard en waarbij aldus de in artikel 31.1., littera a) en b) reeds als bevoegd aangeduide rechtbanken buiten spel worden gezet, is strijdig met artikel 31.1 CMR-Verdrag en komt in toepassing van artikel 41.1 CMR-Verdrag dan ook nietig voor.

9. Het ter discussie staand bevoegdheidsbeding dat bepaalt:

“alle geschillen betreffende de interpretatie en de uitvoering van deze overeenkomst vallen uitsluitend onder de bevoegdheid van de rechtbanken te Brugge” (eigen onderlijning)

sluit de mogelijkheid uit om een CMR-geschil te brengen voor de door artikel 31.1, littera a) en b) als bevoegd aangeduide rechtbanken en strijdt aldus onmiddellijk met deze bepaling, hetgeen door het CMR-Verdrag zelf met nietigheid wordt gesanctioneerd.

De argumentatie van NV ECS European Containers die nog staande houdt dat het bevoegdheidsbeding slechts nietig is in de mate dat het de keuzevrijheid van één van de betrokken partijen daadwerkelijk aantast, kan niet worden bijgetreden nu dit alvast niet in overeenstemming kan worden gebracht met artikel 41.1 CMR-Verdrag dat een middellijke of onmiddellijke afwijking van de bepalingen van het verdrag met nietigheid sanctioneert.

Ten slotte is deze argumentatie tegenstrijdig waar NV ECS European Containers enerzijds erkent dat - bij een eventueel door Danzas lastens haar opgestarte procedure voor een in artikel 31.1., a) of b) CMR-Verdrag aangewezen gerecht - een op basis van voormeld bevoegdheidsbeding ingeroepen exceptie van rechtsmacht niet zou kunnen worden weerhouden wegens nietigheid van bedoeld beding; maar anderzijds poneert dat dit bevoegdheidsbeding - waarvan zij de nietigheid erkent - wel zou kunnen worden aangegrepen om zelf als eiser het daarin aangeduide gerecht te vatten.

10. Op grond van het voorgaande dient dan ook te worden besloten dat, gelet op het nietig bevonden bevoegdheidsbeding, de rechtbanken te Brugge geen rechtsmacht hebben om van de zaak kennis te nemen.

(…)