Article

Hoe ruim mag een stakingsbevel zijn?, R.D.C.-T.B.H., 2008/5, p. 420-421

HANDELSPRAKTIJKEN
Toepassing en bestraffing - Vordering tot staking - Draagwijdte stakingsbevel
De regel dat de stakingsrechter enkel de staking kan bevelen van de inbreuk waarvan hij het bestaan vaststelt, sluit niet uit dat hij niet alleen die daad alsdusdanig verbiedt, maar tevens, binnen de grenzen van wat gevorderd werd, de staking van de onrechtmatige praktijken die er aan ten grondslag liggen, dit teneinde herhaling van dezelfde of vergelijkbare inbreuken te voorkomen.
Het stakingsbevel moet voldoende doeltreffend zijn en niet alleen betrekking hebben op de gewraakte daden op zich, maar ook op daden met een gelijkaardig effect.
PRATIQUES DE COMMERCE
Application et répression - Action en cessation - Portée de l'ordre de cessation
La règle selon laquelle le juge des cessations peut uniquement ordonner la cessation d'une infraction dont il constate l'existence, n'exclut toutefois pas qu'il interdit non seulement l'acte en tant que tel mais aussi, dans les limites de ce qui est demandé, qu'il ordonne la cessation des pratiques illicites qui en sont à la base, afin d'éviter la répétition d'infractions similaires ou comparables.
L'ordre de cessation doit, en effet, être suffisamment efficace et ne pas concerner uniquement les actes condamnés en soi mais aussi les actes ayant un effet similaire.
Hoe ruim mag een stakingsbevel zijn?
Julie Van Nuffel [1]
1. Inleiding

In deze zaak doet het Hof van Cassatie (opnieuw) uitspraak over de omschrijving door een rechter van een bevel tot staking van inbreuken op de eerlijke handelspraktijken.

In zijn arrest van 24 december 1999 had het Hof van Cassatie reeds een oordeel geveld omtrent deze problematiek. In de aan de basis liggende bodemprocedure, had de rechter het stakingsbevel niet beperkt tot een welbepaald product, maar breidde hij zijn bevel uit tot alle gelijkaardige producten van het betreffende merk. Het Hof van Cassatie oordeelde dat een dergelijk bevel voldoende nauwkeurig was en derhalve in overeenstemming met de wet [2].

In de hier geannoteerde beslissing bevestigt het Hof van Cassatie deze eerdere rechtspraak en lijkt het Hof zelfs enigszins verder te gaan dan voorheen.

2. Feitelijke achtergrond van het bodemgeschil

Dit geschil betreft in wezen de staking van een campagne die door het hof van beroep te Brussel als misleidend, afbrekend en denigrerend werd beoordeeld. Drie softwarebedrijven, actief in de verzekeringswereld, hadden via e-mail een oproep gericht aan verschillende verzekeringsmakelaars, waarin hen werd verzocht een referendum te ondertekenen teneinde bepaalde mistoestanden in de informatica voor makelaars aan te klagen. Het referendum viseerde onder meer de software van de eisende partij, marktleider in de relevante branche. Naast het versturen van elektronische berichten, werden door de verwerende partijen ook bijkomende teksten verspreid en gepubliceerd, onder meer via het internet.

De benadeelde onderneming leidde een stakingsvordering in. In eerste aanleg werd deze verworpen. Het hof van beroep te Brussel besliste evenwel de verantwoordelijken een stakingsverbod op te leggen. Het stakingsbevel verwees hierbij niet enkel naar de specifiek aangeklaagde campagne, doch eveneens naar “elke andere campagne waarin er misleidende of denigrerende informatie wordt verstrekt over appellante, haar producten of haar diensten, of waarin er denigrerende uitlatingen worden gedaan over appellante, haar producten of haar diensten, of waarin appellante zonder enige noodzaak vernoemd wordt, of waarin appellante, haar producten of haar diensten worden vergeleken met andere ondernemingen, hun producten of diensten, zonder dat deze vergelijking op objectieve wijze gebeurt en betrekking heeft op één of meer relevante, controleerbare en representatieve kenmerken van deze producten of diensten, alsook van elke andere oproep tot en/of het voeren van een boycot van de producten en diensten van appellante.”

Het hof van beroep motiveerde dit ruim omschreven bevel met de stelling dat “[h]et stakingsbevel (…) voldoende doeltreffend [moet] zijn en niet alleen betrekking [moet] hebben op de gewraakte daden op zich, maar ook op daden met een gelijkaardig effect”. Het hof legde hierbij een dwangsom op van 10.000 EUR per dag dat het bevel geheel of gedeeltelijk met de voeten zou worden getreden.

In de door de verwerende partijen ingestelde voorziening in cassatie argumenteren deze dat een stakingsbevel op een handeling moet betrekking hebben die werkelijk is gesteld en nauwkeurig moet zijn omschreven.

Het Hof van Cassatie heeft het ingeroepen middel evenwel verworpen en het stakingsbevel van het hof van beroep in dit geval als geoorloofd beschouwd.

3. Bespreking van het cassatiearrest

Het is geen eenvoudige zaak om een stakingsbevel te omschrijven, zodat dit niet alleen doeltreffend is (en daardoor herhaling vermijdt), maar tezelfdertijd ook de achterliggende feiten respecteert.

In casu bevestigt het Hof van Cassatie ten eerste dat een stakingsrechter in principe enkel de staking kan bevelen van inbreuken die hem worden voorgelegd en waarvan het bestaan kan worden vastgesteld. Het Hof stelt evenwel dat dit niet wegneemt dat de wet niet wordt geschonden wanneer het bevel niet wordt beperkt tot die daad als dusdanig, maar eveneens “de staking beveelt van de onrechtmatige praktijken die er aan ten grondslag liggen” om zo te beletten dat de verwerende partij in de toekomst zonder meer aan het bevel kan ontsnappen door het plegen van vergelijkbare inbreuken.

In het cassatiearrest van 24 december 1999 heeft het Hof gesteld dat het bevel voldoende nauwkeurig was, niettegenstaande het feit dat het product waar de inbreuk op betrekking had, niet in het bevel was opgenomen (het betrof in het bijzonder reclame voor een product waarvoor onvoldoende voorraad voorhanden was). Het type product en het merk van het product waren wel in het bevel vermeld, zodat het bevel op die manier beperkt bleef tot de concrete feitelijke situatie. Dit werd toen voldoende geacht: minieme wijzigingen ten opzichte van de grond van de zaak werden aanvaard om de doeltreffendheid van het bevel te vrijwaren.

In het geannoteerde arrest lijkt het Hof van Cassatie nog een stap verder te gaan. Het Hof laat immers niet alleen toe dat de feitenrechter een bevel niet beperkt tot de precieze feiten van het geval. Sinds het arrest lijkt het ook toegelaten dat de feitenrechter zich in een bevel enigszins distantieert van de precieze feiten van de zaak om zo de staking te bevelen “van de onrechtmatige praktijken die er aan ten grondslag liggen”.

Indien men deze cassatierechtspraak zou toepassen op de feitelijke situatie die aan de basis lag van de procedure van 1999, dan had de rechter toen geldig de staking kunnen bevelen van het aanbod van (om het even welke) producten van het betreffende merk wanneer de verkoper niet over een toereikende voorraad beschikt. Dit is duidelijk ruimer dan wat destijds door het Hof bleek te worden toegelaten, aangezien dergelijk verbod niet meer enkel een bepaald type producten betreft, maar wel alle producten van het betreffende merk.

Feit is evenwel dat, in onderhavig geval, de gedraging van verweerders verschillende inbreuken uitmaakten op de eerlijke handelspraktijken. Zo was de reclame niet alleen misleidend, het bevatte eveneens denigrerende en afbrekende informatie. De gemaakte vergelijkingen waren overigens niet gesteund op objectieve, relevante en controleerbare gegevens. Verder werd de eisende partij vernoemd zonder dat daar noodzaak toe was, en werd er opgeroepen tot boycot van haar producten en diensten.

De geviseerde handelingen werden ook op diverse wijzen gesteld. Zo hadden verwerende partijen een e-mail verzonden naar verschillende verzekeringsmakelaars, hadden zij achteraf een rondschrijven verstuurd en vervolgens een publiek toegankelijke website in het leven geroepen.

Om een doeltreffend stakingsverbod uit te vaardigen, had het hof van beroep derhalve niet veel keuze dan de verschillende inbreuken op te sommen en niet in al te veel detail in te gaan op de onder het bevel vallende gedragingen. Teneinde herhaling te vermijden van gelijkaardige gedragingen, diende het hof van beroep een iets ruimere bewoording te gebruiken dan mogelijk was in de eerdere zaak, waar één inbreuk werd vastgesteld. Het hof van beroep zou de wettelijke toetsing door Cassatie meer dan waarschijnlijk niet hebben doorstaan, mocht deze het bevel niet hebben beperkt tot handelingen gericht ten aanzien van de tegenpartij en haar producten of diensten.

Het is derhalve terecht dat het Hof van Cassatie niet vereist dat elk feit dat aan de grondslag van de stakingsvordering ligt, ook nominatim in het bevel wordt opgenomen, en zodoende toelaat dat de staking wordt bevolen van de praktijken die er aan ten grondslag liggen. Enkel op deze wijze kan een bevel nuttig worden ingeroepen bij vermeende herhaling van identieke of gelijkaardige inbreuken [3].

Tot slot dient vermeld dat de wetgeving betreffende de eerlijke handelspraktijken recent (en na datum van dit arrest) is gewijzigd [4]. Voormelde principes zijn evenwel nog steeds van toepassing. Het eerste lid van het artikel 95 van de wet betreffende de handelspraktijken en de voorlichting en bescherming van de consument van 14 juli 1991 is immers ongewijzigd gebleven.

[1] Advocaat Linklaters LLP.
[2] Cass. 24 december 1999, Annuaire Pratiques du commerce & Concurrence 1999, p. 791; voor een bespreking van het arrest, zie D. Blommaert, “Een algemeen stakingsbevel met vergaande gevolgen”, Juristenkrant 2000, afl. 2, 7; voor wat betreft de stakingsvordering in de context van het verbod van verkoop met verlies, zie A. Puttemans, “Actualités de la réglementation de la vente à perte: mais comment donc libeller légalement l'ordre de cessation?”, Jaarboek Handelspraktijken & Mededinging, 1995, 226-232, en de aldaar geciteerde rechtspraak en rechtsleer.
[3] Zie eveneens H. De Bauw, “Het bevel tot staken van inbreuken op de WHPC die een einde hebben genomen”, in X., Liber Amicorum Paul De Vroede, Diegem, Kluwer, 1994, p. 395, randnrs. 13 e.v.; J.-F. Michel, “Les actions en cessation en droit de la consommation”, in X., Les actions en cessation, Brussel, Larcier, 2006, p. 121.
[4] Onder meer door de wet van 5 juni 2007 tot wijziging van de wet van 14 juli 1991 betreffende de handelspraktijken en de voorlichting en bescherming van de consument.