Article

Noot redactie (EDG), R.D.C.-T.B.H., 2008/5, p. 417

INTELLECTUELE RECHTEN
Merk - Beneluxmerk - Rechtshandhaving - Schadevergoeding en andere vorderingen - Nevenvorderingen - Vordering tot winstafdracht - Voorwaarden - “Gebruik te kwader trouw”
Van gebruik te kwader trouw is niet slechts sprake in geval van piraterij, opgevat als “moedwillige namaak van merkproducten”.
Van gebruik te kwader trouw is slechts sprake in geval van moedwillig of opzettelijk gepleegde inbreuk op een merkrecht.
Van moedwillig gepleegde inbreuk is sprake indien degene wiens handelen achteraf inbreukmakend wordt geoordeeld, zich ten tijde van zijn handelen bewust is geweest van het inbreukmakend karakter daarvan.
Ieder die beroeps- of bedrijfsmatig in het economisch verkeer gebruik maakt van een teken, wordt geacht bekend te zijn met de inhoud van het merkenregister.
Van bewustheid is geen sprake indien degene wiens handelen achteraf inbreukmakend wordt geoordeeld, het verwijt van inbreuk heeft bestreden met een verweer dat in redelijkheid niet als bij voorbaat kansloos kan worden aangemerkt.
DROITS INTELLECTUELS
Marque - Marque Benelux - Exécution - Indemnisation et autres demandes - Requêtes accessoires - Action en contribution aux bénéfices - Conditions - “Utilisation de mauvaise foi”
Il n'y a pas usage de mauvaise foi uniquement dans les cas de piraterie de marques, conçue comme “contrefaçon délibérée des produits de marque”.
Il n'y a usage de mauvaise foi que dans les cas où une atteinte est commise délibérément un droit de marque.
Il y a atteinte commise de manière délibérément si celui dont les actes sont reconnus a posteriori comme constituant une infraction par le juge, a été conscient au moment de les commettre de leur caractère contrefaisant.
Toute personne qui, au titre d'une activité professionnelle ou économique, fait usage d'un signe dans la vie des affaires, est réputée avoir connaissance du contenu du registre des marques.
Il n'y a pas de conscience, si celui dont les actes sont reconnus contrefaisants par le juge a opposé à l'atteinte qui lui était reprochée des moyens de défense qui ne pouvaient raisonnablement pas être tenus pour voués d'avance à l'échec.
Noot redactie (EDG)

De eenvormige Beneluxwet op de merken (“BMW”), waarover in dit arrest nog sprake, is inmiddels vervangen door het Beneluxverdrag inzake de intellectuele eigendom (merken en tekeningen of modellen) dat in werking trad op 1 september 2006 (“BVIE”).

Artikel 13, A., lid 5 BMW was in het BVIE opgenomen als artikel 2.21. onder punt 2. Artikel 13bis BMW was in het BVIE opgenomen als artikel 2.22.

Het BVIE werd echter gewijzigd bij beschikking van het comité van ministers van 1 december 2006 [1] om te voldoen aan de Europese Handhavingsrichtlijn [2].

De hier relevante bepaling waar nog van “kwade trouw” sprake is, is thans artikel 2.21., punt 4 BVIE.

[1] Beschikking van het comité van ministers van de Benelux Economische Unie houdende wijziging van het BVIE, 1 december 2006, B.S. 22 december 2006, 73952, in werking getreden op 1 februari 2007.
[2] Europese richtlijn nr. 2004/48/EG van 29 april 2004 betreffende de handhaving van intellectuele eigendomsrechten, PB. 30 april 2004, L. 157, 45-86, becommentarieerd door Y. Van Couter en H. D'Hont, “De Richtlijn Handhaving Intellectuele Eigendomsrechten - Een Europese storm in een Belgisch glas water?”, T.B.H. 2005, 699 -733; B. Michaux en E. De Gryse, “De handhaving van intellectuele rechten gereorganiseerd”, T.B.H. 2007, 623 -648.