Article

Hof van beroep Antwerpen, 08/11/2007, R.D.C.-T.B.H., 2008/2, p. 185-186

Hof van beroep Antwerpen 8 november 2007

AGENTUUR
Zelfstandige bankagent - Niet-concurrentiebeding
Wanneer een niet-concurrentiebeding bepaalt dat de bankagent zich moet onthouden van concurrentie gedurende één jaar na de beëindiging van de overeenkomst met de bank in een straal van 12 km van de plaats waar hij zijn activiteiten uitoefent, betekent dit in casu een aanzienlijke overschrijding van het geografisch gebied waarop de handelsagentuur betrekking had. Gezien de wanverhouding tussen dit geografisch gebied en het belang van de bank, beantwoordt dit beding niet aan de vereisten van proportionaliteit en is het daarom nietig.
AGENCE COMMERCIALE
Agent de banque indépendant - Clause de non-concurrence
Lorsque la clause de non-concurrence stipule que l'agent de banque doit s'abstenir, pendant une année après la cessation du contrat avec la banque, de faire de la concurrence dans un rayon de 12 km de l'endroit où il exerce ses activités, cela représente en l'espèce un dépassement sensible du territoire géographique sur lequel portait l'agence commerciale. Vu le déséquilibre entre ce territoire géographique et l'intérêt de la banque, cette clause ne satisfait pas aux conditions de proportionnalité et c'est pourquoi elle est nulle.

NV Axa Belgium / D.S. en NV Record Bank

Zet.: E. Hulpiau (voorzitter), A. Winants en E. Lemmens (raadsheren)
Pl.: Mrs. D. Slagmolen en D. Lambrechts loco G.B. Van Parys en K. De Bock

NV Axa Bank vorderde de veroordeling van de heer D.S. tot betaling van de interesten aan de wettelijke rentevoet voor de periode van 1 juni 2003 tot 28 september 2004 op een bedrag van 18.000,24 EUR.

Daarnaast vorderde zij ook provisioneel 1 EUR van D.S. als schadevergoeding voor de schending van het niet-concurrentiebeding.

In het bestreden vonnis van 9 september 2005 verklaarde de rechtbank van koophandel te Antwerpen de vordering met betrekking tot de interesten gegrond maar ongegrond met betrekking tot de gevorderde schadevergoeding.

Axa tekende hoger beroep aan met een verzoekschrift neergelegd op 23 februari 2006.

Zij handhaaft haar vordering tot schadevergoeding en vordert de veroordeling van D.S. tot betaling van 33.871 EUR te vermeerderen met de interesten, en ondergeschikt een bedrag van 25.000 EUR, te vermeerderen met de interesten.

Met een exploot betekend op 30 november 2006 heeft Axa de NV Record Bank in tussenkomst laten dagvaarden om het arrest aan deze gemeen te horen verklaren.

De heer D.S. concludeert tot de ongegrondheid van het hoger beroep.

Record Bank concludeert eveneens tot de ongegrondheid van het hoger beroep en vraagt, ondergeschikt, dat een prejudiciële vraag aan het Grondwettelijk Hof zou worden gesteld.

1. Tussen NV Anhyp, thans Axa, en D.S. werd op 29 september 1997 een overeenkomst afgesloten waarbij vanaf 1 oktober 1997 D.S. optrad als zelfstandig agent van Anhyp.

2. Op 22 mei 2003 heeft D.S. een einde gemaakt aan deze overeenkomst.

3. Het geschil in hoger beroep is beperkt tot de geldigheid en uitvoering van het niet-concurrentiebeding dat in de overeenkomst werd opgenomen.

Volgens Axa heeft D.S. de verbintenis tot niet-concurrentie geschonden en zij vordert vergoeding van de schade die zij hierdoor lijdt.

4. In artikel 11.2. van het contract is het niet-concurrentiebeding opgenomen.

Samengevat verbond D.S. er zich toe zich te onthouden van concurrentie gedurende een termijn van één jaar na de beëindiging van de overeenkomst en dit in een straal van 12 km van de plaats waar hij zijn activiteiten voor Axa uitoefende.

Deze plaats was St. Amands.

Het staat niet ter betwisting dat D.S. na de beëindiging in de bewuste regio (er is niet gepreciseerd waar juist) als agent werkzaam was voor AGF Belgium, nadien Record Bank, en aldus Axa beconcurreerde.

5. Te dezen gaat het om een agentuur in de banksector waarop de wet van 13 april 1995 inzake de handelsagentuur slechts toepasselijk is geworden ingevolge de inwerkingtreding van de wet van 4 mei 1999. Ten tijde van het afsluiten van het contract, 29 september 1997, bestond zodoende nog geen wettelijke norm binnen dewelke de concurrentie op geldige wijze kon worden beperkt.

6. Krachtens het beginsel van de vrijheid van handel mag de handelsagent na de beëindiging van de overeenkomst zijn vroegere principaal beconcurreren binnen de grenzen van de eerlijke mededinging en de perken van een geldig niet-concurrentiebeding.

7. Om geldig te zijn moet het niet-concurrentiebeding voldoen aan de vereisten van proportionaliteit.

De beperking van de vrije mededinging moet in een redelijke verhouding staan tot het belang dat de principaal kan aantonen op basis van de contractuele afspraken met betrekking tot de uitgebreidheid van de beëindigde agentuur.

8. In artikel 2 van de overeenkomst van 29 september 1997 is bedongen dat “het agentschap gevestigd zal zijn te Sint-Amands” en dat “De territoriale bevoegdheid zich uitstrekt over Sint-Amands. Buiten dit gebied mag de agent enkel klanten werven onder zijn persoonlijke relaties.”

9. Door het gebied waarin geen concurrentie zal mogen gevoerd worden na de beëindiging van de overeenkomst te bepalen op een geografisch gebied afgebakend door een straal van 12 kilometer rond de toegewezen vestigingsplaats overschrijdt het niet-concurrentiebeding in aanzienlijke mate het geografisch gebied waarop de handelsagentuur betrekking had. Uit het atlasplan dat geïntimeerde voorbrengt blijkt dat het gebied aangeduid in het litigieuze beding reikt tot de buitenwijken van Dendermonde en tot Hamme, Bornem en Puurs. Aldus omvat dit gebied een veelvoud aan oppervlakte en aan potentieel cliënteel dan hetgeen aan de agent contractueel als werkterrein werd toevertrouwd.

11. Deze buitensporige uitbreiding van het gebied waarin geen concurrerende activiteiten mogen worden uitgevoerd staat in een manifeste wanverhouding tot het belang dat appellante kan laten gelden om het klantenbestand van het agentschap in kwestie te behouden na de beëindiging van de overeenkomst.

Om die reden, die de nietigheidsgrond weerhouden door de eerste rechter vervangt, is het beding nietig.

Dit beding kan niet dienen als grond voor de gevorderde schadevergoeding.

12. De vrijheid van de contractspartijen om binnen de genoemde perken hun rechten en verplichtingen contractueel te regelen staat een herleiding van de strekking van het litigieuze beding tot binnen de bestaande normen in de weg en zou dergelijke herleiding arbitrair maken.

Om die redenen:

Het hof,

Rechtdoende op tegenspraak,

Gelet op artikel 24 van de wet van 15 juni 1935;

Verklaart het hoger beroep ongegrond.

(...)