Hof van Cassatie 8 mei 2008
INSOLVENTIE
Gerechtelijk akkoord - Geen aangifte van schuldvordering - Goedkeuring van het plan - Plan bindend voor alle schuldeisers - Draagwijdte en gevolg
Een schuldeiser kan zich niet aan de gevolgen van het gerechtelijk akkoord van zijn schuldenaar onttrekken door geen aangifte te doen van zijn schuldvordering of door niet aan de stemming tot goedkeuring van het akkoord deel te nemen; de goedkeuring van het plan bindt alle schuldeisers ongeacht of zij aangifte hebben gedaan, zodat de uitvoering van het plan ook de bevrijding van de schuldenaar, in overeenstemming met de bepalingen ervan, tot gevolg heeft van de schulden waarvoor geen aangifte van schuldvordering werd gedaan.
|
INSOLVABILITÉ
Concordat - Absence de déclaration de créance - Approbation du plan - Plan obligatoire pour tous les créanciers - Portée et effet du principe
Un créancier ne peut se soustraire aux effets du concordat consenti à son débiteur en s'abstenant d'introduire sa déclaration de créance ou de participer au vote d'approbation du sursis de paiement; l'approbation du plan lie tous les créanciers, qu'ils aient ou non introduit une déclaration, de sorte que l'exécution du plan libère le débiteur conformément aux dispositions du plan, même pour les créances qui n'ont pas fait l'objet d'une déclaration.
|
Phlippo / Art System NV
Zet.: I. Verougstraete (voorzitter), E. Waûters (afdelingsvoorzitter), E. Dirix, A. Fettweis en B. Deconinck (raadsheren) |
O.M.: Ch. Vandewal (advocaat-generaal) |
Pl.: Mrs. J. Verbist en B. Maes |
(…)
I. | Rechtspleging voor het Hof |
Het cassatieberoep is gericht tegen een arrest, op 21 december 2006 gewezen door het hof van beroep te Antwerpen.
Raadsheer Eric Dirix heeft verslag uitgebracht.
Advocaat-generaal Christian Vandewal heeft geconcludeerd.
II. | Cassatiemiddel |
De eiseres voert in haar verzoekschrift een middel aan.
Geschonden wettelijke bepalingen |
- artikel 35 van de wet van 17 juli 1997 betreffende het gerechtelijk akkoord (Wet Gerechtelijk Akkoord).
Aangevochten beslissingen |
De appelrechters zeggen voor recht dat de verweerster ingevolge de uitvoering van het gerechtelijk akkoord bevrijd is van de schuld die het voorwerp uitmaakt van de eis van de eiseres en verklaren de vordering van de eiseres bijgevolg ongegrond op grond van de volgende motieven:
“3. (De verweerster)heeft een gerechtelijk akkoord aangevraagd. Het blijkt niet uit de stukken op welke datum dit gebeurde. Bij vonnis van 20 maart 2000 van de rechtbank van koophandel te Nijvel heeft (de verweerster) de voorlopige opschorting bekomen tot 18 september 2000, termijn die vervolgens verlengd werd. Bij vonnis van 11 december 2000 werd de definitieve opschorting toegestaan tot 25 november 2002. Deze termijn werd nadien verlengd tot 25 november 2003 bij vonnis van 25 november 2002.
4. De inhoud van het gerechtelijk akkoord is niet meegedeeld. Wel blijkt dit akkoord te zijn uitgevoerd.
5. Niets duidt erop dat de wettelijke publicatiemaatregelen niet zouden zijn nageleefd. Uit stuk nr. 11 van het dossier van (de verweerster) blijkt trouwens dat de raadsman van (de eiseres) op de hoogte was van het bestaan van de procedure tot gerechtelijk akkoord.
(De eiseres) heeft geen aangifte van schuldvordering gedaan, ook niet provisioneel gelet op de betwisting van de schuldvordering.
6. Uit artikel 35 WGA volgt dat de uitvoering van het herstelplan tot gevolg heeft dat de schuldenaar bevrijd is van alle schulden die bestonden ten tijde van de aanvraag tot gerechtelijk akkoord.
Deze bevrijding geldt bijgevolg ook voor de facturen die ten grondslag liggen aan de vordering van (de eiseres) welke alle dateren van voor september 1997. (De verweerster) kan niet meer veroordeeld worden tot betaling van de schuld voortspruitend uit de kwestieuze facturen.” (bestreden arrest, blz. 4-5).
Grieven |
Artikel 35, eerste lid Wet Gerechtelijk Akkoord bepaalt dat de goedkeuring van de rechtbank het plan bindend maakt voor alle betrokken schuldeisers, behoudens aanpassingen die zullen worden gedaan met inachtneming van de in verband met de betwiste schuldvorderingen genomen beslissingen. Volgens het tweede lid van dezelfde wetsbepaling is de schuldeiser die zijn schuldvordering niet heeft aangegeven binnen de vastgestelde termijn gebonden door de definitieve opschorting. Een laattijdige aangifte heeft slechts gevolg in zoverre hierdoor niet geraakt wordt aan het goedgekeurde plan. Luidens het derde lid wordt, tenzij het plan uitdrukkelijk anders bepaalt, de schuldenaar volledig en definitief bevrijd door de volledige uitvoering van het plan voor alle hierin opgenomen schuldvorderingen.
Uit artikel 35, eerste en tweede lid Wet Gerechtelijk Akkoord volgt dat alle schuldeisers, dus ook de schuldeisers die geen aangifte van schuldvordering hebben gedaan, gebonden zijn door de definitieve opschorting van betaling en door het goedgekeurde herstel- of betalingsplan.
Uit artikel 35, derde lid Wet Gerechtelijk Akkoord volgt dat de schuldenaar door de volledige uitvoering van het plan echter alleen definitief bevrijd is van alle in het plan opgenomen schuldvorderingen, en dus niet van de schuldvorderingen die niet in het plan zijn opgenomen, zoals de schuldvorderingen waarvoor geen aangifte is gedaan.
De schuldeiser die geen aangifte heeft gedaan of geen aangifte heeft kunnen doen en wiens vordering bijgevolg niet in het plan is opgenomen, kan zich dus na de periode van definitieve opschorting nog tot de schuldenaar richten om betaling te bekomen.
Door te beslissen dat de verweerster door de uitvoering van het herstelplan definitief bevrijd is van alle schulden die bestonden ten tijde van de aanvraag tot gerechtelijk akkoord, met inbegrip van de schulden ten opzichte van de eiseres waarvoor geen aangifte van schuldvordering was gedaan en die niet in het herstelplan waren opgenomen, schenden de appelrechters derhalve artikel 35, in het bijzonder het derde lid van de Wet Gerechtelijk Akkoord.
III. | Beslissing van het Hof |
Beoordeling |
1. Krachtens artikel 16 van de Wet Gerechtelijk Akkoord, worden in het vonnis waarbij een voorlopige opschorting wordt verleend, de schuldeisers verzocht om binnen de daartoe gestelde termijn aangifte van hun schuldvorderingen te doen. Dit vonnis vermeldt eveneens de plaats waar, alsook de dag en het uur waarop uitspraak wordt gedaan over de toekenning van een definitieve opschorting. De schuldeisers dienen vervolgens de aangifte van hun schuldvordering te doen overeenkomstig het bepaalde in artikel 25 van dezelfde wet. De schuldeisers die aldus aangifte hebben gedaan van hun schuldvordering kunnen deelnemen aan de stemming over de goedkeuring van het plan overeenkomstig de artikelen 32 en 34 van de wet.
Luidens artikel 35, eerste tot derde lid, maakt de goedkeuring van de rechtbank het plan bindend voor alle betrokken schuldeisers, behoudens aanpassingen die zullen worden gedaan met inachtneming van de in verband met de betwiste schuldvorderingen genomen beslissingen. De schuldeiser die zijn schuldvordering niet heeft aangegeven binnen de vastgestelde termijn, is gebonden door de definitieve opschorting. Een laattijdige aangifte heeft slechts gevolg in zoverre hierdoor niet geraakt wordt aan het goedgekeurde plan. Tenzij het plan uitdrukkelijk anders bepaalt, wordt de schuldenaar volledig en definitief bevrijd door de volledige uitvoering van het plan voor alle hierin opgenomen schuldvorderingen.
2. Uit deze bepalingen en de wetsgeschiedenis volgt dat een schuldeiser zich niet aan de gevolgen van het gerechtelijk akkoord van zijn schuldenaar kan onttrekken door geen aangifte te doen van zijn schuldvordering of door niet aan de stemming tot goedkeuring van het akkoord deel te nemen. De goedkeuring van het plan bindt alle schuldeisers ongeacht of zij aangifte hebben gedaan, zodat de uitvoering van het plan ook de bevrijding van de schuldenaar, overeenkomstig de bepalingen ervan, tot gevolg heeft van de schulden waarvoor geen aangifte van schuldvordering werd gedaan.
3. Het middel dat ervan uitgaat dat uit artikel 35, derde lid, niet kan worden afgeleid dat de uitvoering van het plan ook de bevrijding tot gevolg heeft voor de schulden waarvoor geen aangifte van schuldvordering werd gedaan, berust op een verkeerde rechtsopvatting.
Het middel faalt naar recht.
Dictum
Het Hof,
Verwerpt het cassatieberoep.
Veroordeelt de eiseres in de kosten.
De kosten begroot op de som van 570,96 EUR jegens de eisende partij en op de som van 163,10 EUR jegens de verwerende partij.
(…)