Article

Rechtbank van koophandel Tongeren, 30/01/2007, R.D.C.-T.B.H., 2007/9, p. 916-923

Rechtbank van koophandel Tongeren 30 januari 2007

VERBINTENIS UIT ONRECHTMATIGE DAAD
Meesters en zij die anderen aanstellen - Aansprakelijkheid van feitelijke bestuurder - Begrip bestuursfout - Verzekering bestuurdersaansprakelijkheid - - Regresrecht van de werkgever - Beperking door het arbeidsrecht
Indien de aangeklaagde feitelijkheden van een feitelijke bestuurder zich situeren binnen het kader van een arbeidsovereenkomst, dan is het regresrecht van de werkgever beperkt door artikel 18 van de Arbeidsovereenkomstenwet.
Om te bepalen of een bestuurder zich al dan niet aan een fout in de zin van artikel 617 W.Venn./artikel 1382 B.W. schuldig maakt, moet het begrip “normaal voorzichtig en redelijk” redelijk worden geïnterpreteerd. Ook een normaal voorzichtig en redelijk mens kan zich onder bepaalde omstandigheden vergissen.
RESPONSABILITÉ QUASI DÉLICTUELLE
Maître et commettant - Reponsabilité d'un administrateur de fait - Notion faute de gestion- - Assurance responsabilité des administrateurs - Recours de l'employeur - Limitation par le droit du travail
Si les actes d'un administrateur de fait qui font l'objet du litige sont accomplis dans le cadre d'un contrat de travail, alors le droit de recours de l'employeur est limité par l'article 18 de la Loi sur le contrat de travail.
Afin de déterminer si un administrateur se rend coupable ou non d'une faute au sens de l'article 617 du Code des so­ciétés/article 1382 du Code civil, la notion de “l'homme normalement prudent et diligent” doit être interprétée raisonnablement. Un homme normalement prudent et diligent peut aussi commettre une erreur dans certaines circonstances.

Eagle Construct NV / A.I.G. Europe

Zet.: G. Hermans (rechter, voorzitter van de kamer), D. Geurts en L. Agten (rechters in handelszaken)
Pl.: Mrs. Bostyn loco J. Peeters en D. Bottelier

(...)

1. Voorgaanden

(a) De NV Eagle Construct sloot op 13 juli 1999 bij A.I.G. een verzekering bestuurdersaansprakelijkheid voor professionele fouten af (D & O polis KMO Care 2000).

Op de vergadering van de raad van bestuur van het toenmalige Eagle International 13 juni 2001 werd dhr. J. Hagelstein belast met het dagelijks bestuur van de toenmalige Eagle International NV.

Met dhr. J. Hagelstein werd op 23 februari 2001 een arbeidsovereenkomst van onbepaalde duur gesloten door NV Amcotec, waarvan Eagle Construct een dochteronderneming is. De indiensttreding zou aanvatten per 1 juni 2001.

Het directiecomité werd gevormd door genoemde heer Hagelstein, samen met de heren E. Vankrunkelsven en M. Vandooren. Dhr. Vankrunkelsven maakte vanaf 19 maart 2002 niet langer deel uit van dit directiecomité (besluit buitengewone algemene vergadering) en werd nadien vervangen door de heer Muller.

In bijzonder was, aldus Eagle Construct, dhr. Hagelstein belast met de vennootschapsdossiers, de arbeidsovereenkomsten, verzekeringen, gerechtszaken, erkenningen en algemene werking, zodat hij aldus Eagle Construct, ook voor de nodige erkenningen voor het mogen uitvoeren van werken diende te zorgen. Eagle Construct verwijst desbetreffend naar een verslag van een bedrijfsleidersvergadering d.d. 10 juli 2001.

Volgens Eagle Construct beging dhr. Hagelstein echter een professionele fout doordat hij, naar aanleiding van de naamsverandering van Eagle International naar Eagle Construct (ingevolge notariële akte d.d. 19 maart 2002), naliet ervoor te zorgen dat Eagle Construct onder haar nieuwe benaming (en met een uitgebreid maatschappelijk doel) over de nodige erkenningen als aannemer kon beschikken.

In besluiten stelt Eagle Construct “Aldus blijkt... dat de heer Hagelstein op grove wijze gefaald is in het verzorgen van zijn takenpakket, met alle nadelige en rampzalige gevolgen van dien voor concluante”.

Dit beweerd foutief handelen heeft zowel betrekking op de erkenning als de registratie.

* De registratie

Op 9 september 2002 werd de registratiecommissie ingelicht van de naamswijziging. Deze registratiecommissie had voordien op 29 januari 2002 het verzoek tot registratie ingewilligd voor Eagle International.

De registratiecommissie verzocht dan herhaaldelijk (23 oktober 2002, 10 januari 2003) om stukken over te maken, maar hieraan werd slechts deels gevolg gegeven op 14 november 2002, 30 januari 2003 en 26 februari 2003.

Vervolgens werd een negatieve beslissing genomen door de registratiecommissie op 1 juli 2003, ter kennis gebracht op 10 juli 2003.

Volgens Eagle Construct (versie in de inleidende dagvaarding) zou gebleken zijn dat dhr. Hagelstein, ondanks diverse brieven en rappels van de bevoegde instantie (secretariaat registratiecommissie), niet had gereageerd. Dhr. Hagelstein zou dit ook hebben toegegeven (verslag vergadering d.d. 12 november 2003). De arbeidsovereenkomst van dhr. Hagelstein werd hierop beëindigd op 19 november 2003, aldus verder Eagle Construct.

In besluiten stelt Eagle Construct dat dhr. Hagelstein slechts “fragmentarisch tegemoet kwam aan het uitdrukkelijk verzoek van de registratiecommissie van Limburg...”.

Volgens A.I.G. werd de negatieve beslissing van 1 juli 2003 niet genomen omdat de nodige stukken niet (tijdig) werden overgemaakt, maar wel omdat Eagle Construct op dat moment niet meer voldeed aan de wettelijke vereisten inzake beroepsbekwaamheid als aannemer (vestigingsgetuigschriften).

Tegen de beslissing van de registratiecommissie kon binnen de twintig dagen na de kennisgeving beroep worden ingesteld, hetgeen niet gebeurde.

De kennisgeving van de negatieve beslissing gebeurde, zoals hoger gezegd op 10 juli 2003, maar dhr. Hagelstein was met verlof vanaf 11 juli 2003.

* De erkenning

Eagle Construct ontving op 28 mei 2002 bericht van de beslissing d.d. 25 februari 2002, waarbij een erkenning werd toegekend aan Eagle International.

Nadat de negatieve beslissing van de registratiecommissie d.d. 10 juli 2003 gepubliceerd werd in het Belgisch Staatsblad op 26 september 2003 werd op 18 november 2003 een voorstel tot intrekking van de erkenning gedaan, hetwelk werd behandeld op de zitting van 2 december 2003, zitting waarop Eagle Construct niet verscheen, ondanks aangetekende oproeping d.d. 18 november 2003.

Bij beslissing d.d. 18 december 2003 werd het voorstel gevolgd, en de bevoegde minister volgde dit advies per 4 februari 2004.

Door de Confederatie Bouw Limburg was op 25 november 2003 wel schriftelijk gereageerd, en was uitleg verschaft, maar op de zitting van 2 december 2003 verscheen er niemand voor Eagle Construct.

Op 17 maart 2004 werd namens Eagle Construct een nieuwe aanvraag ingediend en werd een erkenning toegestaan voor een aantal activiteiten.

Praktisch gesproken betekent één en ander dat Eagle Construct niet in regel was met haar registratie en haar erkenning in de periode 1 juli 2003-17 maart 2004, en dat ze in die periode beweerdelijk een aantal werken niet verder kon afwerken en niet kon inschrijven voor mogelijke nieuwe werken.

Eagle Construct deed begin 2004 een beroep op de dekking van de afgesloten polis bestuurdersaansprakelijkheid voor professionele fouten, gezien dhr. Hagelstein als verzekerde persoon diende te worden aanzien, hij een professionele fout beging in de zin van de polis, en deze fout zware financiële gevolgen had voor Eagle Construct.

A.I.G. weigerde echter op 27 april 2004 tussenkomst gezien, volgens haar, geen professionele fout was aangetoond, en evenmin schade noch een oorzakelijk verband tussen beide.

Uitvoerige briefwisseling nadien kon geen oplossing brengen.

(b) Bij inleidende dagvaarding d.d. 31 mei 2005 vorderde Eagle Construct betaling van de som van 500.000 EUR provisioneel, bedrag te verhogen of te verlagen in de loop van de procedure en te vermeerderen met de vergoedende interesten vanaf het schadegeval, de gerechtelijke interesten en de kosten.

Op 4 april 2006 sprak deze rechtbank een tussenvonnis uit, waarbij de debatten werden heropend.

2. Ten gronde

In het tussenvonnis d.d. 4 april 2006 werd gesteld:

“Uit het bovenstaande is gebleken dat dhr. Hagelstein op 23 februari 2001 een arbeidsovereenkomst afsloot met het moederbedrijf van Eagle Construct, de NV Amcotec, hetgeen met andere woorden impliceert dat dhr. Hagelstein onder gezag, leiding en toezicht van deze firma Amcotec zou gewerkt hebben.

Deze situatie heeft eveneens tot gevolg dat dhr. Hagelstein als aangestelde zou kunnen aangezien worden van Amcotec, en deze laatste mogelijk als aansteller (art. 1384 B.W.) verantwoordelijk zou kunnen zijn voor de daden van haar aangestelde, behoudens in de gevallen van artikel 18 van de wet op de arbeidsovereenkomsten.

Het is aan partijen om desbetreffend meer klaarheid te brengen, waarbij tevens meer duidelijkheid dient te worden verschaft in welke juridische omstandigheden dhr. Hagelstein werkzaam was bij Eagle Construct.

Mogelijkerwijze heeft zulks ook gevolgen voor de verzekeringssituatie en de juridische verhouding tussen gedingvoerende partijen.

In deze omstandigheden dienen de debatten heropend teneinde beide partijen toe te laten hierover meer duidelijkheid te verschaffen en standpunt in te nemen.”

2.1. A.I.G. Europe houdt thans voor dat de schade, die in huidige procedure wordt teruggevorderd, niet onder de dekking van de polis valt, gezien het geen schade-eis betreft waarvoor dhr. Hagelstein als bestuurder persoonlijk moet instaan, gelet op de bepaling van artikel 1384 B.W. Deze laatste bepaling impliceert, aldus verder A.I.G. Europe, dat de NV Amcotec voor de daden van haar aangestelde (Hagelstein) moet instaan.

Eagle Construct betwist dit standpunt en de toepasselijkheid van artikel 1384 B.W., gezien de gehoudenheid van de aansteller (Amcotec NV) niet wordt aangenomen indien bewezen wordt dat er geen oorzakelijk verband bestaat tussen fout en schade enerzijds en de uitoefening van de arbeidsprestaties anderzijds.

Eagle Construct legt verder uit:

- dat dhr. Hagelstein bestuurder was van Eagle Construct;

- dat dhr. Hagelstein niet door de NV Amcotec werd aangesteld als bestuurder (binnen Eagle Construct) en evenmin ter beschikking werd gesteld van Eagle Construct, zodat artikel 1384 B.W. niet van toepassing is.

2.2. Het toepassingsgebied van de polis

De eerste vraag die zich stelt is of het schadegeval, waarop de vordering van Eagle Construct gebaseerd is, wel onder de dekking van de polis zou vallen.

(a) Kan de NV Eagle Construct de (rechtstreekse) vordering stellen?

A.I.G. houdt voor dat de huidige vordering niet door Eagle Construct kan worden ingesteld, gezien ze geen verzekerde is (zoals ze in de dagvaarding stelde) en geen benadeelde.

De NV Eagle Construct stelt, volgens haar besluiten, de vordering als (beweerd) benadeelde ingevolge de foutieve handelingen van bestuurder Hagelstein, en beroept zich op haar rechtstreeks vorderingsrecht zoals ingesteld bij artikel 86 van de wet van 25 juni 1992 op de Landverzekeringsovereenkomst.

A.I.G. stelt terecht dat Eagle Construct, als ze zich als benadeelde manifesteert, dient aan te tonen dat de heer Hagelstein verzekerde is in de zin van polis. A.I.G. stelt echter zelf expliciet dat de heer Hagelstein een verzekerde is in de zin van de polis (tweede synthesebesluiten, p. 16, punt 30).

A.I.G. stelt verder dat moet bewezen worden dat een professionele fout werd begaan door de heer Hagelstein, dat deze fout schade veroorzaakte en dat er een schade-eis werd ingesteld. Deze punten worden hierna behandeld, voor zover relevant.

Bestuurders kunnen hun aansprakelijkheid verzekeren en de vennootschap kan dit voor hun rekening of te hunnen gunste doen. Daarbij is het vroeger beletsel dat een aansprakelijkheidsverzekering niet mogelijk is voor een zware fout, weggevallen ingevolge artikel 8 van de nieuwe verzekeringswet van 25 juni 1992. Voortaan is het enkel de grove schuld, die expliciet in het verzekeringscontract is omschreven, die niet verzekerd is. Zelfs indien de premie in eerste instantie ten laste valt van de vennootschap, kan niet getwijfeld worden aan de legitimiteit ervan, precies omdat het vennootschapsbelang erbij gebaat is dat te gepaste tijde, met kans op verzilvering, een aansprakelijkheidsvordering kan ingesteld worden tegen haar bestuurders.

De NV Eagle Construct kan bijgevolg de vordering principieel stellen als beweerd benadeelde.

(b) Kan dhr. Hagelstein als bestuurder (in de zin van de polis) worden aanzien?

De waarborg van de verzekering wordt in de polis als volgt omschreven:

“De verzekeraar zal voor rekening van de verzekerden de financiële gevolgen dragen dewelke voortvloeien uit elke schade-eis tegen hen ingesteld gedurende de verzekerde periode of de uitloopperiode, die hun burgerrechtelijke aansprakelijkheid individueel of hoofdelijk, in het gedrang brengt en te wijten is aan een werkelijke of beweerde professionele fout, begaan gedurende de uitoefening van hun mandaat als bestuurder van de verzekerde vennootschap...”

De polis stelt verder onder de rubriek “definities” dat onder “bestuurder” zowel de bestuurders in rechte als de feitelijke bestuurders worden verstaan, met dien verstande dat zowel de huidige (op het moment van het afsluiten van de polis), de vroegere als de toekomstige bestuurders verzekerd worden.

Ook de werknemers van verzekerde vennootschap, genoemd in een schade-eis tegen een bestuurder, worden als verzekerden aanzien.

De heer Hagelstein werd ingevolge beslissing van de algemene vergadering d.d. 13 juni 2001 opgenomen in het directiecomité, en er werd beslist dat hij belast zou worden met (een aantal taken van) het dagelijks bestuur zodat hij minstens als feitelijk bestuurder van de NV Eagle Construct optrad. Uit de voorgelegde feitelijkheden en stukken blijkt dat de heer Hagelstein ook effectief een aantal van die taken uitvoerde.

De heer Hagelstein dient minstens als feitelijk bestuurder van Eagle Construct (voorheen Eagle International) te worden aanzien en dus als verzekerde in de zin van de polis.

Het criterium dat in de rechtsleer en rechtspraak naar voor komt om te spreken van een feitelijk bestuurder stelt dat de persoon in kwestie in volledige onafhankelijkheid positieve daden van bestuur dient te hebben gesteld, die de vennootschap verbinden of, anders geformuleerd: de inmenging in het bestuur van een vennootschap zonder enige wettelijke of contractuele basis (B. Windey, “Over weggemaakte gelden, feitelijke zaakvoerders en het vorderingsrecht van de curatoren” (noot onder Antwerpen 10 september 2004), Limb. Rechtsl. 2005, 48, punt B.1, met verwijzing naar: J. Timp, “De feitelijke bestuurder in het vennootschapsrecht”, Jura Falc. 1995-96, 195-210, www.law.kuleuven.Ac.be/jura ; Bergen 13 januari 2003, DAOR 2002, afl. 64, 377; Rb. Gent 26 maart 1993, T.B.H. 1993, 935; adde: Antwerpen 10 september 2004, Limb. Rechtsl. 2005, 41; L. Bihain, “Responsabilités des dirigeants de sociétés à l'égard des tiers”, J.T. 2006, 421 e.v., 422, punt 3).

De heer Hagelstein beantwoordde zeker aan dit criterium en dient dus als feitelijk bestuurder ten tijde van de ingeroepen feitelijkheden te worden aanzien.

(c) Het begrip professionele fout volgens de polis

De polis omschrijft eveneens wat moet verstaan worden onder “professionele fout”:

“Elke inbreuk vanwege de verzekerden op de wettelijke, reglementaire of statutaire schikkingen, elke beheersfout begaan door onvoorzichtigheid of onachtzaamheid, door nalatigheid, bij vergissing, door een verkeerde verklaring, en, in het algemeen, elke foutieve handeling die hun aansprakelijkheid, individueel of hoofdelijk, in het geding brengt, zulks uitsluitend in het kader van hun functie als bestuurder van de verzekerde vennootschap. Samenhangende, herhaalde of voortdurende professionele fouten zullen als één en dezelfde professionele fout worden beschouwd.”

Het gaat dus om “elke foutieve handeling... uitsluitend in het kader van hun functie als bestuurder van de verzekerde vennootschap”.

Door de partijen wordt geen onderscheid gemaakt tussen de situatie, waarin een derde de vennootschap en/of haar bestuurders aanspreekt, en de situatie, waarin de vennootschap zelf haar bestuurder(s) aanspreekt.

Ook de polis maakt geen onderscheid naar gelang van wie de vordering uitgaat.

In het algemeen kan worden gesteld dat bestuurders in een contractuele verhouding staan met de vennootschap. Zij zijn ten aanzien van de vennootschap verantwoordelijk voor de vervulling van de hun opgedragen taak en aansprakelijk voor de tekortkomingen in hun bestuur. Hun aansprakelijkheid zal doorgaans contractueel zijn. De vennootschap kan de bestuurders enkel buitencontractueel aanspreken binnen de grenzen van de verbintenisrechtelijke samenloopleer. Dit betekent dat er een fout dient bewezen te worden die een schending is van de algemene zorgvuldigheidsplicht en dat er dient aangetoond dat er schade is veroorzaakt, andere dan de schade die voortvloeit uit de gebrekkige uitvoering van de overeenkomst met de vennootschap (K. Geens, M. Denef, F. Hellemans, R. Tas en J. Vananrove, “Overzicht van rechtspraak. Vennootschappen (1992-1998)”, T.P.R. 2000, p. 303, nr. 262). De theorie van de samenloop werd wel genuanceerd door het arrest van het Hof van Cassatie van 29 september 2006 (NjW 2006, 946, noot).

In voorliggend geval is de situatie wel anders, zoals hierna zal worden onderzocht, gezien de heer Hagelstein een arbeidsovereenkomst afsloot met Amcotec en nadien (ook) functioneerde binnen Eagle Construct.

2.3. De vraag naar de toepasselijkheid van artikel 1384, lid 3 B.W.

De problematiek werd in het tussenvonnis d.d. 4 april 2006 als volgt omschreven:

“Uit het bovenstaande is gebleken dat dhr. Hagelstein op 23 februari 2001 een arbeidsovereenkomst afsloot met het moederbedrijf van Eagle Construct, de NV Amcotec, hetgeen met andere woorden impliceert dat dhr. Hagelstein onder gezag, leiding en toezicht van deze firma Amcotec zou gewerkt hebben.

Deze situatie heeft eveneens tot gevolg dat dhr. Hagelstein als aangestelde zou kunnen aanzien worden van Amcotec, en deze laatste mogelijk als aansteller (art. 1384 B.W.) verantwoordelijk zou kunnen zijn voor de daden van haar aangestelde, behoudens in de gevallen van artikel 18 van de wet op de arbeidsovereenkomsten.”

Partijen verschaften hierover inmiddels meer informatie.

* Algemeen

Artikel 1384, lid 3 B.W. bepaalt: “De meesters en zij die anderen aanstellen zijn aansprakelijk voor de schade door hun dienstboden en aangestelden veroorzaakt in de bediening waartoe zij hen hebben gebezigd.”

Voor de toepassing van artikel 1384, lid 3 B.W. volstaat het dat tussen dader en aansteller een band van ondergeschiktheid bestaat. Of zulke band van ondergeschiktheid tussen partijen bestaat is een rechtsfeit (Luik 10 januari 1995, T. Gez. 1995-96, 217; Antwerpen 15 februari 1995, A.J.T. 1994-95, 443; Luik 28 mei 1998, J.L.M.B. 1999, 268 ).

De verhouding van ondergeschiktheid, die het begrip aangestelde onderstelt, bestaat zodra een persoon zijn gezag en toezicht op de daden van een ander in feite kan uitoefenen (Luik 17 maart 1995, T. Gez. 1998-99, 289).

Het bestaan van een gezagsverhouding verhindert echter op zichzelf niet dat de aangestelde bij het uitvoeren van zijn taak - onder leiding, controle en toezicht van de aansteller - toch een zekere vrijheid behoudt (H. Vandenberghe, “De aansprakelijkheid uit onrechtmatige daad. Kwalitatieve aansprakelijkheid”, Themis cahier nr. 5: verbintenissenrecht, academiejaar 2000-2001, die Keure, p. 108, nr. 60).

De meesteres en aanstellers moeten overeenkomstig artikel 1384, lid 3 B.W. slechts voor de schade instaan die door hun dienstbode en aangestelde is veroorzaakt “in de bediening waarin zij hen gebezigd hebben” (H. Vandenberghe, “De aansprakelijkheid uit onrechtmatige daad. Kwalitatieve aansprakelijkheid”, Themis cahier nr. 5: verbintenissenrecht, academiejaar 2000-2001, die Keure, p. 112, nr. 66; Antwerpen 15 februari 1995, A.J.T. 1994-95, 443) ook al is het verband onrechtstreeks of occasioneel (Cass. 4 november 1993, R.W. 1995-96, 268; Cass. 11 maart 1994, R.W. 1994-95, 289; Gent 29 april 1997, R.W. 1999-2000, 254; Gent 29 juni 1999, De Juristenkrant 2000, afl. 5, nr. 3).

De aangestelde, die artikel 18 van de Arbeidsovereenkomstenwet kan inroepen, is echter nog persoonlijk aansprakelijk voor zijn bedrog of zijn zware schuld, en voor zijn lichte schuld als die bij hem eerder gewoonlijk dan toevallig voorkomt. Van de regel van artikel 18 Arbeidsovereenkomstenwet kan niet worden afgeweken.

De aansprakelijkheid voor de daad van een aangestelde is enkel ingesteld ten voordele van derden, rechtstreekse slachtoffers. Onder derden dient men te verstaan alle andere personen dan de aansteller zelf (L. Cornelis, “Plaidoyer pour une responsabilité uniforme en cas d'abus de fonctions”, R.C.J.B. 1997, 325-326; H. Vandenberghe, “De aansprakelijkheid uit onrechtmatige daad. Kwalitatieve aansprakelijkheid”, Themis cahier nr. 5: verbintenissenrecht, academiejaar 2000-2001, die Keure, p. 112, nr. 64).

Het door artikel 1384, lid 3 B.W. gevestigde aansprakelijkheidsvermoeden is onweerlegbaar.

In beginsel heeft de aansteller een verhaal tegen de aangestelde voor het bedrag van de door hem betaalde vergoeding. De grondslag van het verhaalsrecht van de aansteller is gelegen in de wettelijke indeplaatsstelling krachtens artikel 1251, 3° B.W. of in de artikelen 1382-1383 B.W. Is de aangestelde een werknemer, dan is het regresrecht van de werkgever beperkt door artikel 18 van de Arbeidsovereenkomstenwet, en dus tot de gevallen van opzettelijke fout, zware fout of gewoonlijk voorkomende lichte fout.

* Toepassing in de concrete situatie

De NV Eagle Construct houdt voor dat het bestuurdersmandaat dat dhr. Hagelstein uitoefende binnen (dochterbedrijf) Eagle Construct volledig los stond van de uitoefening van de arbeidsovereenkomst van dhr. Hagelstein met (moederbedrijf) Amcotec.

De heer Hagelstein werd bij Amcotec aangeworven bij arbeidsovereenkomst van 1 juni 2001 als general manager waarbij bepaald werd dat hij “de taken (zal) uitvoeren en bevoegdheden (zal) waarnemen die de vennootschap hem zal toevertrouwen of aan hem zal opdragen met betrekking tot de vennootschap en/of met de vennootschap verbonden vennootschappen” en dat de vergoeding van deze taken in de door Amcotec betaalde vergoeding zouden begrepen zijn.

Ongeveer twee weken later, meer bepaald op 13 juni 2001, werd dhr. Hagelstein als lid van het directiecomité opgenomen van dochtermaatschappij Eagle Construct.

De vraag is dan of de taken van dhr. Hagelstein, die werden uitgeoefend binnen Eagle Construct, al dan niet vallen binnen het kader van de arbeidsovereenkomst die hij gesloten had met Amcotec.

Het dient onder meer vastgesteld:

- dat de NV Eagle Construct dochterbedrijf is van Amcotec;

- dat de heer Hagelstein ingevolge arbeidsovereenkomst vanaf 1 juni 2001 als general manager in dienst trad bij moederbedrijf Amcotec;

- dat de ruim opgevatte taakomschrijving in de arbeidsovereenkomst tevens stelde dat taken in verbonden vennootschappen zouden moeten worden uitgeoefend;

- dat een dochtervennootschap zeker als een verbonden vennootschap moet worden aanzien;

- dat de heer Hagelstein ook nog in andere dochtervennootschappen taken diende te vervullen in opdracht van de NV Amcotec;

- dat niet betwist wordt of kan worden dat de heer Hagelstein in ondergeschikt verband, in de zin van het arbeidsrecht, tewerkgesteld was bij de NV Amcotec;

- dat de heer Hagelstein veertien dagen na de aanvang van indiensttreding bij Amcotec (1 juni 2001) werd opgenomen in het directiecomité van de NV Eagle Construct (13 juni 2001), hetgeen toch geen toeval kan zijn;

- dat de heer Hagelstein er, volgens zijn arbeidsovereenkomst, toe gehouden was zijn volledige tijd ter beschikking te stellen van de NV Amcotec, of de met haar verbonden vennootschappen (art. 2.3. arbeidsovereenkomst);

- dat de taken van de heer Hagelstein, volgens de NV Eagle Construct, onder meer bestonden uit: vennootschapsdossiers, arbeidsovereenkomsten, verzekeringen, gerechtszaken, erkenningen, algemene werking (secretariaat, receptie, verkoop, enz.);

- dat de heer Hagelstein verantwoording diende af te leggen aan de NV Amcotec, ook voor en over de taken die hij in verbonden vennootschappen uitoefende (art. 1.2. en 2.2. arbeidsovereenkomst);

- dat de heer Hagelstein door de NV Amcotec ter verantwoording werd geroepen over de uitoefening van zijn taken binnen Eagle Construct;

- dat in het ontslag van de heer Hagelstein, gegeven door de NV Amcotec, de aangeklaagde feitelijkheden door hem begaan bij de NV Eagle Construct werden betrokken;

- dat in de arbeidsovereenkomst met Amcotec voorzien werd dat de heer Hagelstein geen bijkomende vergoeding zou ontvangen voor taken in verbonden vennootschappen, en niet wordt beweerd of aangetoond door Eagle Construct dat de heer Hagelstein voor zijn prestaties in Eagle Construct apart (bijkomend) werd vergoed.

In deze omstandigheden dient aangenomen dat de aangeklaagde feitelijkheden zich situeerden binnen het kader van de arbeidsovereenkomst, die gesloten werd tussen dhr. Hagelstein en de NV Amcotec.

Het gegeven dat dhr. Müller namens de NV Amcotec in de raad van bestuur van Eagle Construct zetelde kan dit alles niet ontkrachten.

2.4. Beging de heer Hagelstein een fout?

De vraag stelt zich of de heer Hagelstein wel een fout (of fouten) beging en, in bevestigend geval, welk het karakter is van die fout(en).

(a) Eagle Construct argumenteert dat de heer Hagelstein meerdere fouten beging, en meer bepaald doordat hij voornamelijk:

- de registratiecommissie laattijdig (niet binnen de vijftien dagen) op de hoogte bracht van de naamswijziging (op 19 maart 2002) van Eagle International naar Eagle Construct, en dit slechts op 9 september 2002 deed;

- herhaaldelijk naliet tijdig en adequaat te reageren op de brieven van de registratiecommissie;

- verantwoordelijk was omdat niet (tijdig) verhaal instelde tegen de beslissing van de registratiecommissie d.d. 1 juli 2003, die op 10 juli 2003 werd betekend per aangetekend schrijven.

Zij verwijst naar artikel 527 van het Wetboek van Vennootschappen dat bepaalt dat bestuurders, leden van het directiecomité (zoals dat bestaat sedert de wet van 2 augustus 2002) en dagelijks bestuurders overeenkomstig het gemeen recht verantwoordelijk zijn voor de vervulling van de hun opgedragen taak en aansprakelijk zijn voor tekortkomingen in hun bestuur en naar artikel 1382 B.W.

A.I.G. betwijfelt of de heer Hagelstein wel enige fout, ongeacht de zwaarte ervan, beging. Ze stelt dat de heer Hagelstein niet verantwoordelijk is voor de schrapping van de registratie, noch voor de intrekking van de erkenning.

A.I.G. argumenteert dat Eagle Construct te kwader trouw is en niet de volledige dossiers voorlegt, zodat ze de rechtbank verzoekt de voorlegging te bevelen van de dossiers van de registratiecommissie en de dienst erkenningen, en dit overeenkomstig de artikelen 877 e.v. Ger.W.

(b) De naamswijziging (van Eagle International naar Eagle Construct) die op 19 maart 2002 werd doorgevoerd door Eagle Construct werd gemeld aan de registratiecommissie en deze laatste verzocht op 23 oktober 2002 om bepaalde stukken. Op 14 november 2002 werd een gedeelte van de gevraagde stukken overgemaakt en werd medegedeeld dat andere stukken werden aangevraagd.

Een bijkomend verzoek tot inlichtingen d.d. 10 januari 2003 werd beantwoord op 30 januari 2003 en 26 februari 2003, zij het dat nog niet alle gevraagde stukken voorhanden bleken en/of werden overgemaakt.

Er werd met andere woorden in de mate van het mogelijke geantwoord op de verzoeken van de registratiecommissie, terwijl niet aangetoond wordt dat de heer Hagelstein nalatig is geweest in het opvragen van de nog ontbrekende stukken, zodat hier geen fouten werden begaan door Hagelstein of Eagle Construct.

Het zou, aldus A.I.G., buiten de wil van de heer Hagelstein, die onverwijld het nodige deed, zijn dat het meedelen van de gevraagde inlichtingen meer tijd zou hebben gevergd.

De vraag is ook of er een verzuim werd begaan bij het laattijdig melden van de naamswijziging (art. 7 K.B. 26 december 1998), terwijl er, volgens A.I.G., geen “wijziging in de bestuursbevoegdheid” heeft plaatsgevonden in de zin van bedoeld K.B.

De naamswijziging werd aan de registratiecommissie gemeld, of dit nu strikt wettelijk gezien noodzakelijk was of niet, terwijl de laattijdige melding als dusdanig blijkbaar geen nadelige invloed gehad heeft, zodat ook op dit punt geen fout werd begaan door de heer Hagelstein, minstens geen fout of tekortkoming die schade heeft veroorzaakt.

Alleszins bestond de mogelijkheid om eventuele tekortkomingen nog recht te zetten door (tijdig) beroep in te stellen tegen de afwijzende beslissing van de registratiecommissie (zie hieronder).

De beslissing van de registratiecommissie werd medegedeeld bij aangetekend schrijven d.d. 10 juli 2003, maar de heer Hagelstein was in verlof vanaf 11 juli 2003, zodat hij de brief niet persoonlijk kon zien, al werd de aangetekende kennisgeving wel voor ontvangst afgetekend bij Eagle Construct.

De vraag is of de heer Hagelstein enige verantwoordelijkheid draagt voor het feit dat deze aangetekende brief, die tijdens zijn verlof in ontvangst werd genomen, niet aan een ander bedrijfsleider (tijdens het verlof van de heer Hagelstein) en nadien niet aan hemzelf werd voorgelegd.

Volgens een verslag van de bedrijfsleidersvergadering van 10 juli 2001 moest de binnenkomende post door (bediende) Petra worden verdeeld, waarbij aangetekende zendingen zo snel mogelijk aan de betroffen bedrijfsleider (in dit geval dus de heer Hagelstein) moesten worden bezorgd en bij diens afwezigheid aan één van de andere bedrijfsleiders (er waren er vier). Uit geen enkele element blijkt dat deze taakverdeling niet werd gevolgd of nadien zou gewijzigd zijn.

Blijkbaar gebeurde er hier een vergissing of tekortkoming door de genaamde Petra, maar dit kan de heer Hagelstein niet rechtstreeks aangerekend worden.

Dat nadien geen verhaal werd ingesteld binnen de twintig dagen kan, in deze omstandigheden, dan ook niet aan de heer Hagelstein worden verweten. De heer Hagelstein was wellicht trouwens nog niet terug van verlof op het moment dat de beroepstermijn verstreek en het blijkt niet dat de kennisgeving van de beslissing hem nadien zou zijn voorgelegd (ongeacht de vraag of dit nog nuttig was of niet).

Ook voor de intrekking van de erkenning, die gebeurde op basis van de schrapping van de registratie, kan de heer Hagelstein geen verwijt gestuurd worden. Het voorstel tot intrekking werd overgemaakt op 18 november 2003 met melding dat de zaak zou behandeld worden op 2 december 2003, maar Eagle Construct verscheen niet op deze zitting, zij het dat ze wel een verzoek tot verdaging had gestuurd.

Inmiddels was de heer Hagelstein op 19 november 2003 (de dag dat het voorstel tot intrekking op zijn vroegst door Eagle Construct kan ontvangen zijn) ontslagen, zodat hij zeker geen verantwoordelijkheid draagt voor hetgeen nadien gebeurde.

A.I.G. argumenteert dat Eagle Construct niet de volledige dossiers voorlegt, zodat ze de rechtbank verzoekt de voorlegging te bevelen van de dossiers van de registratiecommissie en de dienst erkenningen, en dit overeenkomstig de artikelen 877 e.v. Ger.W.

Gelet op het bovenstaande komt het niet opportuun over hierop in te gaan, gezien de rechtbank over voldoende informatie beschikt om de zaak te beoordelen.

Er dient derhalve besloten dat de heer Hagelstein geen tekortkoming in de vervulling van zijn taak noch in zijn bestuur (art. 527 W.Venn.) kan worden verweten, en evenmin een fout of tekortkoming in de zin van artikel 1382 B.W.

Om te bepalen of de aangesprokene zich al dan niet aan een fout schuldig maakte, is te onderzoeken hoe een normaal voorzichtig en redelijk mens, in dezelfde feitelijke omstandigheden geplaatst, zou hebben gehandeld. De beoordeling van de fout gebeurt derhalve in abstracto. Zie o.m.: Dalcq, Les Novelles, Traité de la responsabilité civile, I, nr. 262; L. Cornelis, Beginselen van het Belgische buitencontractuele aansprakelijkheidsrecht, Kluwer, p. 34, nr. 21; H. Vandenberghe, M. Van Quickenborne, L. Wynant en M. Debaene, “Overzicht van rechtspraak. Aansprakelijkheid uit onrechtmatige daad (1994-1999)”, T.P.R. 2000, 1606 e.v.; Cass. 8 december 1994, R.W. 1995-96, 180, noot A. Van Oevelen; Cass. 26 juni 1998, Arr. Cass. 1998, 343).

Om werkelijkheidsvreemde beslissingen te vermijden moet het begrip “normaal voorzichtig en redelijk mens” redelijk worden geïnterpreteerd. Meer bepaald dient rekening gehouden met het feit dat ook een normaal voorzichtig en redelijk mens zich - onder bepaalde omstandigheden - kan vergissen en niet onfeilbaar is (A. Bruyneel en L. Simont, La responsabilité extra-contractuelle du donneur de crédit en droit comparé, Simont en Bruyneel (eds.), Parijs, Feduci, 1984, 235-237; H. Vandenberghe, M. Van Quickenborne e.a., “Overzicht van rechtspraak. Aansprakelijkheid uit onrechtmatige daad (1979-1984)”, T.P.R. 1987, 1294, nr. 48).

Of, om het met de woorden van H. Vandenberghe te stellen:

“De 'goede huisvader' is 'batman' niet, een perfecte mens zonder enige inzinking en die zich in alle omstandigheden smetteloos gedraagt. Het gaat om een 'normale mens' met zijn limites en onvolkomenheden maar die een normale zorg aan zijn zaken besteedt... Maar uit verschillende cassatiearresten mag afgeleid worden dat een vergissing mogelijk is zonder dat dit als fout wordt aanzien” (H. Vandenberghe, “Het aquiliaans foutbegrip”, in Onrechtmatige daad. Actuele tendensen, Kluwer, 1989, p. 8-9, nr. 6; zie trouwens ook Dalcq, Les Novelles, Traité de la responsabilité civile, I, nr. 262).

Het gaat derhalve om een inspanningsverbintenis (H. Vandenberghe, “Het aquiliaans foutbegrip”, in Onrechtmatige daad. Actuele tendensen, Kluwer 1979, p. 6, nr. 5), die op mensenmaat moet worden gesneden, zodat enige correctie op de algemene regel aangewezen is (Dalcq, Les Novelles, Traité de la responsabilité civile, I, nr. 263; Dalcq, R.C.J.B. 1968, p. 199, nr. 7; H. De Page, Traité élémentaire de droit civil belge, T. II, nr. 944; R. André, Les responsabilités, p. 23, nr. 17; W. Van Gerven, Verbintenissenrecht, Acco, 1984, deel I, p. 172).

Dat aan de normaal voorzichtige en redelijke mens ten aanzien van bepaalde feitelijke omstandigheden, naar gelang die omstandigheden, uiteenlopende gedragingen of beslissingen zijn toe te schrijven, is derhalve aan het foutbegrip inherent.

In deze omstandigheden is de vordering ongegrond.

2.5. De beweerde aansprakelijkheid in hoofde van de NV Amcotec

De NV Eagle Construct houdt voor dat, indien de rechtbank zou oordelen dat de heer Hagelstein niet kan worden aangesproken ingevolge artikel 18 AOW, er in dat geval alleszins sprake is van een tekortkoming in hoofde van de heer Hagelstein die minstens de aansprakelijkheid van zijn werkgever, de NV Amcotec (die eveneens als “verzekerde” moet aanzien worden gezien ze lid was van de raad van bestuur), in het gedrang brengt.

A.I.G. houdt voor dat er geen sprake kan zijn van een bestuursfout van aansteller Amcotec, en dit in de hypothese dat de rechtbank zou oordelen dat er een fout werd begaan door Hagelstein.

Ze argumenteert dat het dan niet gaat om een rechtstreekse aansprakelijkheid maar een onrechtstreekse, namelijk als aansteller. Deze laatste fout heeft, aldus A.I.G., geen uitstaans met het eigen bestuursmandaat van Amcotec (aansteller).

Zij besluit hieruit dat ze in dat geval geen dekking dient te verlenen omdat er geen professionele fout is van Amcotec die begaan werd gedurende de uitoefening van haar mandaat als bestuurder van de NV Eagle Construct.

Hoger werd gemotiveerd waarom de heer Hagelstein geen fout of tekortkoming beging, zodat de NV Amcotec niet als aansteller van de heer Hagelstein kan worden aangesproken.

Er wordt niet ingezien waarom de NV Amcotec als bestuurder (ze had iemand afgevaardigd in de raad van bestuur van Eagle Construct) in de hoger geschetste omstandigheden enige fout of tekortkoming zou kunnen verweten worden.

(...)

Om deze redenen,

De rechtbank,

beslissende op tegenspraak en in eerste aanleg, na herneming van de zaak, het tussenvonnis van 4 april 2006 verder uitwerkend, na erover beraadslaagd te hebben overeenkomstig de wet, alle andere verdere en strijdige bemerkingen van partijen, in besluiten of ter zitting opgeworpen, van de hand wijzend als ongegrond, verklaart de vordering van de NV Eagle Construct ontvankelijk doch ongegrond en wijst haar ervan af;

verleent akte aan A.I.G. Europe van de bij besluiten ingestelde tegeneis, en hierop rechtdoende, verklaart deze tegeneis ontvankelijk doch ongegrond en wijst haar ervan af.

(...)