Article

Hof van beroep Brussel, 30/05/2006, R.D.C.-T.B.H., 2007/9, p. 902-904

Hof van beroep Brussel 30 mei 2006

VERENIGINGEN
Vereniging zonder winstoogmerk - Ontbinding - Samenloop - Gebruik van een bankrekening
Samenloop ontstaat op datum van het besluit van de algemene vergadering tot ontbinding en invereffeningstelling, en niet op datum van de publicatie van dit besluit in het Belgisch Staatsblad. Wanneer de vereffenaars een bankrekening aanwenden voor de uitvoering van de financiële verrichtingen die voortvloeien uit de vereffeningswerkzaamheden, worden de kosten voor het gebruik en beheer van deze rekening na de datum van invereffeningstelling, alsook de interesten aan de conventionele rentevoet die verbonden zijn met de debetstand van deze rekening, beschouwd als boedelschulden die bij voorrang moeten worden betaald. De debetstand van de bankrekening op de datum van invereffeningstelling zelf is echter een chirografaire schuld in de boedel die wordt vereffend in overeenstemming met het beginsel van de gelijke behandeling van de schuldeisers.
ASSOCIATIONS
Association sans but lucratif - Dissolution - Concours - Usage d'un compte en banque
La situation de concours des créanciers prend cours à la date de la décision de l'assemblée générale décidant la dissolution et la mise en liquidation, et non à la date de la publication de cette décision au Moniteur belge. Si les liquidateurs recourent à un compte en banque pour l'exécution des opérations financières qui résultent de la mise en liquidation, les coûts liés à son fonctionnement et à sa gestion nés après la date de la mise en liquidation, ainsi que les intérêts calculés selon le taux d'intérêt conventionnel qui sont liés au débit de ce compte, sont considérés comme des dettes de la masse qui doivent être payées en priorité. Le passif du compte en banque existant à la date de mise en liquidation est cependant une dette chirographaire dans la masse qui est acquittée conformément au principe d'égalité des créanciers.

P. Delcour en J. Wydooghe, vereffenaars q.q. FBB / NV Fortis Bank

Zet.: P. Blondeel (voorzitter), B. Lybeer en C. Van Santvliet (raadsheren)
Pl.: Mrs. A. Declerck en S. Beele
I. Overzicht van de feiten, procedurevoorgaanden en voorwerp van het hoger beroep

1. De algemene vergadering van de VZW Federatie van de Belgische Breigoedindustrie (hierna: VZW FBB) besloot op 26 mei 1992 tot de ontbinding van de VZW. Appellanten werden aangesteld als vereffenaars.

Het ontbindingsbesluit werd pas gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad van 28 april 1995.

2. De VZW FBB was titularis van een kredietrekening met nummer 290-0287016-14 bij geïntimeerde. Deze rekening vertoonde op 26 mei 1992 een debetsaldo van 85.753,41 euro.

Appellanten q.q. betogen dat geïntimeerde op 7 juni 1992 op de hoogte werd gebracht van de invereffeningstelling. Geïntimeerde spreekt dit tegen.

Deze rekening werd niet afgesloten. De financiële verrichtingen die voortvloeiden uit de vereffeningswerkzaamheden werden over deze rekening gevoerd.

3. Begin 2000 wensten appellanten q.q. over te gaan tot de afsluiting van de vereffening. Hoewel er gehoopt werd dat de vereffening met een positief saldo zou kunnen worden afgesloten, bleek dat het passief niet volledig kon worden aangezuiverd.

Appellanten q.q. stelden eveneens vast dat geïntimeerde de gelden die nog op de rekening waren gestort, had aangewend om haar eigen schuldvordering te delgen, hoewel zij slechts een chirografaire schuldeiser was.

Daarop vroegen appellanten q.q. aan geïntimeerde om de bedragen die na de invereffeningstelling op de rekening werden gestort, onder aftrek van de gedane betalingen, aan hen over te maken.

Geïntimeerde betwist dat zij dit bedrag verschuldigd is. Hierover werd er tussen partijen een uitgebreide briefwisseling gevoerd.

4. Bij gebrek aan akkoord zijn appellanten q.q. op 2 september 2002 overgegaan tot dagvaarding van geïntimeerde.

Hun vordering strekte ertoe geïntimeerde te horen veroordelen tot de betaling van een bedrag van 72.276,21 euro, meer de verwijlinteresten vanaf 9 maart 2000, de gerechtelijke interesten en de kosten van het geding.

Geïntimeerde besloot tot de ongegrondheid van deze vordering. Zij stelde een tegenvordering in en vorderde uit dien hoofde te zeggen voor recht dat zij hoe dan ook nog een schuldvordering heeft ten aanzien van de VZW FBB in vereffening ten belope van 95.200,78 euro, te vermeerderen met de verdere conventionele rente op 58.543,63 euro aan 16,70% per jaar sinds 22 oktober 2003 en te vermeerden met welkdanig bedrag dat geïntimeerde zou moeten terugbetalen aan appellanten q.q., post dan eveneens te vermeerderen met de verdere conventionele rente vanaf de datum van de uitbetaling tot de datum van de terugbetaling.

Tevens vorderde geïntimeerde te zeggen voor recht dat de rente hoe dan ook een beheersschuld is van de vereffening. Zij vroeg ook akte te verlenen dat zij zich het recht voorbehoudt de persoonlijke aansprakelijkheid van de vereffenaars in te roepen.

5. Het beroepen vonnis wijst de hoofdvordering af als ongegrond en verklaart de tegenvordering zonder voorwerp. Aan geïntimeerde wordt wel akte verleend van haar voorbehoud.

6. Appellanten q.q. tekenen hoger beroep en hernemen in beroep hun oorspronkelijk standpunt.

Hun vordering omschrijven zij thans als volgt:

- geïntimeerde te veroordelen om aan appellanten q.q. een bedrag te betalen van 72.276,21 euro, meer de wettelijke rente vanaf 9 maart 2000, en de gerechtelijke rente vanaf 2 september 2002 tot en met de datum van algehele betaling;

- ondergeschikt, geïntimeerde te veroordelen om aan appellanten q.q. een bedrag te betalen van 69.825,81 euro, meer de wettelijke rente vanaf 9 maart 2000, en de gerechtelijke rente vanaf 2 september 2002 tot en met de datum van algehele betaling;

- het incidenteel beroep van geïntimeerde ontvankelijk doch slechts gedeeltelijk gegrond te verklaren en bijgevolg voor recht te zeggen dat geïntimeerde slechts een niet-bevoorrechte schuldvordering van 85.753,41 euro heeft ten aanzien van de VZW FBB in vereffening;

- geïntimeerde in elk geval te veroordelen tot de kosten van beide aanleggen.

7. Geïntimeerde besluit tot de afwijzing van het hoger beroep. Zij herneemt haar standpunt van eerste aanleg.

Zij stelt incidenteel beroep in en vraagt:

Te zeggen voor recht dat geïntimeerde hoe dan ook nog een schuldvordering heeft ten aanzien van de VZW in vereffening ten belope van 58.543,63 euro, te vermeerderen met de verdere conventionele rente van 16,70% per jaar sinds 11 mei 2000 en te vermeerderen met welkdanig bedrag dat geïntimeerde zou moeten terugbetalen aan appellanten q.q., post dan eveneens te vermeerderen met de verdere conventionele rente vanaf de datum van de uitbetaling tot de datum van de terugbetaling.

Tevens te zeggen voor recht dat de rente hoe dan ook een beheersschuld is van de vereffening.

Akte te verlenen dat geïntimeerde zich het recht voorbehoudt de persoonlijke aansprakelijkheid van de vereffenaars in te roepen.

II. Beoordeling

8. Partijen zijn het eens dat de invereffeningstelling van een VZW samenloop teweeg brengt.

Daartegen zijn zij het oneens over het moment waarop deze samenloop ontstaat.

Volgens appellanten q.q. ontstaat de samenloop op het moment van het besluit van de algemene vergadering tot ontbinding en invereffeningstelling.

Geïntimeerde werpt tegen dat de samenloop pas geldt vanaf de publicatie van het besluit tot ontbinding en invereffeningstelling.

9. De stelling van geïntimeerde kan niet worden beaamd.

Naar analogie met de handelsvennootschappen ontstaat bij de vereffening van een VZW een toestand van samenloop onder de schuldeisers. Met het oog op de gelijke behandeling van schuldeisers wordt het passief gekristalliseerd op de datum van de ontbinding en invereffeningstelling.

Het principe van de samenloop regelt de verhouding tussen de derden - de schuldeisers - onderling. De publicatie van de besluiten van een VZW beoogt daarentegen de bescherming van derden die met de VZW handelen en speelt bijgevolg enkel een rol in de verhouding tussen de VZW en derden. De gevolgen van de samenloop kunnen dan ook niet afhankelijk worden gemaakt van de publicatie van het ontbindingsbesluit. Er anders over oordelen, zou inhouden dat de VZW de verhoudingen tussen de schuldeisers kan beïnvloeden door het al dan niet publiceren van het ontbindingsbesluit.

Geïntimeerde betwist niet dat het besluit tot ontbinding en vereffening op 26 mei 1992 door de algemene vergadering van de VZW FBB werd genomen. Op dat moment is de samenloop tussen de schuldeisers ontstaan. De datum van de publicatie van het besluit of de effectieve kennisname ervan door geïntimeerde doet hieraan geen afbreuk.

10. Voorts roept geïntimeerde in dat de vereffenaars er bewust voor gekozen hebben om het kaskrediet verder te gebruiken. Gevolg gevend aan hun brief van 8 maart 2000 heeft geïntimeerde het kaskrediet pas beëindigd op 11 april 2000. Het kaskrediet was een rekening-courantverhouding die zich afsloot op 11 april 2000 zodat volgens geïntimeerde de verrekening in de tussenperiode enkel kan worden beschouwd als een vereffende beheersschuld.

Terecht voeren appellanten q.q. aan dat het bedrag van de schuldvordering van geïntimeerde dient te worden vastgesteld op de datum van de ontbinding en vereffening (26 mei 1992), zijnde de datum van de samenloop.

Vanaf dat moment geldt ook een verbod van compensatie. Ten onrechte stelt geïntimeerde dat appellanten q.q. door het protestloos aanvaarden van de rekeninguittreksels de doorgevoerde compensatie hebben goedgekeurd en hierop niet meer kunnen terugkomen. Zij meent zich te kunnen steunen op het principe dat de gelijkheidsregel bij samenloop enkel van dwingend recht is waarvan afstand kan worden gedaan. Een schuldeiser kan inderdaad afstand doen van de rang die hem is toegekend. Uiteraard kunnen partijen niet door onderlinge afspraken de schuldeiserpositie van een derde negatief beïnvloeden. Bovendien spreekt het voor zich dat de VZW als schuldenaar geen afstand kan doen van het beginsel van gelijke behandeling van de schuldeisers.

Ook de loop van de interesten wordt geschorst (Cass. 24 maart 1977, Arr. Cass. 1977, 804). Deze schorsing geldt in de verhouding tussen de schuldeisers onderling (Cass. 7 april 1986, Pas. 1986, I, 951). In de verhouding tot de debiteur worden de interesten niet geschorst hetgeen betekent dat de schuldeisers aanspraak kunnen maken op de betaling van de interesten vanwege de vereffenaars indien er een positief saldo na vereffening overblijft. Indien de vereffening deficitair is - zoals in voorliggend geval - blijft de regel van de niet-schorsing van de interesten ten aanzien van de vennootschap of VZW zonder uitwerking.

De debetstand op de datum van invereffeningstelling is dan ook een chirografaire schuld in de boedel van de ontbonden VZW. Geïntimeerde heeft ten onrechte de na de datum van invereffeningstelling op de rekening ontvangen bedragen aangewend ter aanzuivering van deze debetstand.

11. Anderzijds staat het vast dat appellanten q.q. de rekening zijn blijven gebruiken en de verrichtingen van de vereffening over deze rekening hebben laten lopen. Het argument van appellanten q.q. dat er geen redelijke verklaring bestaat waarom zij dit zouden hebben gedaan - het had geen zin om het kaskrediet nog te gebruiken voor de vereffening - doet geen afbreuk aan de realiteit van de feiten zoals die zich hebben voorgedaan.

De verbintenissen die hieruit zijn ontstaan, zijn aangegaan door appellanten q.q. met het oog op de betaling van de schulden van de VZW. Het zijn verbintenissen die zij als vereffenaars q.q. zijn aangegaan met het oog op het beheer van de boedel teneinde de vereffening behoorlijk te doen verlopen. Het betreft dan ook boedelschulden die bij voorrang moeten worden betaald.

Het gaat om de kosten die verbonden zijn aan het gebruik en beheer van de rekening na de datum van invereffeningstelling.

Hetzelfde geldt voor de interesten aan de conventionele rentevoet die verbonden zijn met de toename van de debetstand na de datum van invereffeningstelling die er blijkbaar, zij het in zeer beperkte mate, nog is geweest.

Deze kosten en interesten dienen als een boedelschuld te worden behandeld.

12. Het hof is van oordeel dat appellanten q.q. als vereffenaars, conform de in de vorige randnummers vastgelegde principes, een afrekening moeten opstellen en voorleggen alvorens over de wederzijdse vorderingen verder kan worden geoordeeld.

Om deze redenen

Het hof,

(...)

Verklaart het hoger beroep en het incidenteel beroep ontvankelijk,

Alvorens verder recht te doen,

Beveelt de heropening van het debat teneinde appellanten q.q. toe te laten een afrekening op te stellen en voor te leggen conform de in dit arrest vastgestelde principes.

(...)