Article

Hof van Cassatie, 20/04/2007, R.D.C.-T.B.H., 2007/8, p. 803-805

Hof van Cassatie 20 april 2007

VERZEKERINGEN
Schadeverzekering - Reddingskosten - Begrip - Verlies van lading
Als reddingskosten in de zin van artikel 52 Wet Landverzekeringsovereenkomst van 25 juni 1992 moeten aangezien worden de kosten veroorzaakt door maatregelen die de verzekerde op eigen initiatief neemt ongeacht het feit dat die maatregelen ook door de derde benadeelde konden genomen worden en ongeacht de omstandigheid dat de gevolgen die de verzekerde wil voorkomen of beperken, de verzekerde zelf dan wel een derde treffen of dreigen te treffen.
ASSURANCES
Assurance de dommage - Frais de sauvetage - Notion - Perte de chargement
Doivent être considérés comme des frais de sauvetage au sens de l'article 52 de la loi sur le contrat d'assurance terrestre du 25 juin 1992, les frais causés par des mesures prises d'initiative par l'assuré indépendamment du fait que ces mesures pouvaient aussi être prises par le tiers préjudicié et du fait que la circonstance que les conséquences que l'assuré voulait prévenir ou limiter, touchaient ou menaçaient de toucher l'assuré lui-même ou bien un tiers.

Transport I.J. / Mercator Verzekeringen

Zet.: Gh. Londers (voorzitter), E. Forrier (afdelingsvoorzitter), L. Huybrechts, P. Maffei en A. Fettweis (raadsheren)
O.M.: D. Thijs (advocaat-generaal)
Pl.: Mr. M. Mahieu

(...)

II. Cassatiemiddel

De eiseres voert in haar verzoekschrift een middel aan.

Geschonden wettelijke bepalingen

- artikelen 20 en 52 van de wet van 25 juni 1992 op de landverzekeringsovereenkomst;

- artikelen 1 en 3 van de wet van 21 november 1989 betreffende de verplichte aansprakelijkheidsverzekering inzake motorrijtuigen;

- artikel 1 van het koninklijk besluit van 14 december 1992 betreffende de modelovereenkomst voor de verplichte aansprakelijkheidsverzekering inzake motorrijtuigen;

- artikel 1 van de modelovereenkomst voor de verplichte aansprakelijkheidsverzekering inzake motorrijtuigen, gevoegd als bijlage bij het koninklijk besluit van 14 december 1992 betreffende de modelovereenkomst voor de verplichte aansprakelijkheidsverzekering inzake motorrijtuigen.

Aangevochten beslissingen

Het bestreden vonnis, doordat het de vordering van de eiseres tot het bekomen van de terugbetaling van de door haar voorgeschoten “reddingskosten” overeenkomstig artikelen 20 en 52 van de wet van 25 juni 1992 op de landverzekeringsovereenkomsten ongegrond verklaart, op grond van onder meer de volgende motieven:

“(De eiseres) werpt na heropening der debatten op dat (de verweerster) de opruimingskosten moet terugbetalen, nu dit geen eigen schade zou zijn, vermits het niet gaat om schade aan de vervoerde goederen, maar wel om 'reddingskosten': kosten die (de eiseres) gedragen heeft voor het nemen van alle redelijke maatregelen om de gevolgen van het schadegeval (dreigende schade aan de berm) te voorkomen en te beperken (art. 20 en 52 wet 25 juni 1992 op de landverzekeringsovereenkomst). (De verweerster) voert aan dat zij niet kan aangesproken worden, nu het gevorderde uitsluitend eigen schade van haar verzekerde betreft en geen schade aan derden. In het kader van de WAM-Wet 1989 kan men bovendien niet tegelijkertijd verzekerde en derde dekkingsgerechtigde benadeelde zijn. De rechtbank oordeelt dat de door (de eiseres) gevorderde opruimingskosten (berging lading en afvalverwerking) niet kunnen toegekend worden, nu (de eiseres) enerzijds niet aantoont gesubrogeerd te zijn in de rechten van een derde benadeelde (in deze de overheid als beheerder van het openbaar domein in wiens berm de lading terecht kwam) en zij anderzijds als verzekerde van (de verweerster) geen dekkingsgerechtigde benadeelde derde in de zin van de WAM-Wet is. Als dusdanig vordert (de eiseres) wel degelijk terugbetaling van eigen schade, welke uitgesloten is in het kader van de WAM-polis.”

Grieven

In het kader van de WAM-polis is de BA-verzekeraar weliswaar gehouden om: de schade aan derden te vergoeden, wanneer deze schade werd toegebracht door een fout van zijn verzekerde naar aanleiding van een verkeersongeval en er een oorzakelijk verband bestaat tussen diens fout en de schade; hij moet geen dekking verlenen voor eigen schade van zijn verzekerde (art. 3 § 1 van de wet van 21 november 1989 betreffende de verplichte aansprakelijkheidsverzekering inzake motorvoertuigen en art. 1 van de modelovereenkomst voor de verplichte aansprakelijkheidsverzekering inzake motorrijtuigen, gevoegd als bijlage bij het koninklijk besluit van 14 december 1992 betreffende de modelovereenkomst voor de verplichte aansprakelijkheidsverzekering inzake motorrijtuigen).

Vermits de WAM-polis een aansprakelijkheidsverzekering betreft, dient ook rekening gehouden te worden met de artikelen 20 en 52 van de wet van 25 juni 1992 op de landverzekeringsovereenkomst. Krachtens artikel 52 van de wet van 25 juni 1992 op de landverzekeringsovereenkomst, dat de tegenhanger van artikel 20 van de wet is, worden de kosten die voortvloeien zowel uit de maatregelen die de verzekeraar heeft gevraagd om de gevolgen van het schadegeval te voorkomen of te beperken als uit de dringende en redelijke maatregelen die de verzekerde uit eigen beweging heeft genomen om bij nakend gevaar een schadegeval te voorkomen, of, zodra het schadegeval ontstaat, om de gevolgen ervan te voorkomen of te beperken, mits zij met de zorg van een goede huisvader zijn gemaakt, door de verzekeraar gedragen, ook wanneer de aangewende pogingen vruchteloos zijn geweest. Zij komen te zijnen laste zelfs boven de verzekerde som.

De kosten die door de verzekerde hierbij werden gemaakt, worden gelijkgesteld met de door het verzekeringscontract gedekte schade en moeten door de verzekeraar ten laste worden genomen. Wanneer de verzekerde reddingsmaatregelen treft, wordt de door de verzekeraar te vergoeden schade hierdoor immers beperkt.

Het speelt hierbij geen rol of de opruimingskosten van de lading dienen te worden gekwalificeerd als eigen schade, dan wel als schade aan derden. De kern van de betwisting is te weten of de toepassingsvoorwaarden van artikel 52 van de wet in casu vervuld zijn en, meer bepaald, of de door de eiseres gemaakte kosten, uit dringende en redelijke maatregelen, spontaan genomen om het schadegeval te voorkomen of de gevolgen ervan te voorkomen of te beperken, voortvloeien en of de kosten “als goede huisvader” werden gemaakt.

Uit de redenen van het vonnis blijkt niet dat de door de eiseres gemaakte reddingskosten niet die zouden zijn welke, luidens artikel 52 van de wet, ten laste van de verzekeraar komen. Uit geen enkele vaststellingen van het bestreden vonnis blijkt dat de door de eiseres gemaakte kosten niet met de zorg van een goede huisvader werden gemaakt of dat de genomen maatregelen niet dringend en redelijk waren.

Het bestreden vonnis heeft derhalve niet kunnen beslissen dat eiseres' rechtsvordering ongegrond was, op grond van de enkele overweging dat ze de terugbetaling van eigen schade vordert, welke uitgesloten is in het kader van de WAM-polis (schending van alle in de aanhef van het middel aangewezen wetsbepalingen).

III. Beslissing van het Hof
Beoordeling

1. Artikel 52 van de wet van 25 juni 1992 op de landverzekeringsovereenkomst bepaalt dat de kosten die voortvloeien zowel uit de maatregelen die de verzekeraar heeft gevraagd om de gevolgen van het schadegeval te voorkomen of te beperken als uit de dringende en redelijke maatregelen die de verzekerde uit eigen beweging heeft genomen om bij nakend gevaar een schadegeval te voorkomen, of, zodra het schadegeval ontstaat, om de gevolgen ervan te voorkomen of te beperken, mits zij met de zorg van een goede huisvader zijn gemaakt, door de verzekeraar worden gedragen, ook wanneer de aangewende pogingen vruchteloos zijn geweest.

2. Als reddingskosten in de zin van voormelde wetsbepaling moeten aldus aangezien worden de kosten veroorzaakt door maatregelen die de verzekerde op eigen initiatief neemt ongeacht het feit dat die maatregelen ook door de derde benadeelde konden genomen worden en ongeacht de omstandigheid dat de gevolgen die de verzekerde wil voorkomen of beperken, de verzekerde zelf dan wel een derde treffen of dreigen te treffen.

3. De appelrechters stellen in het bestreden vonnis en in het tussenvonnis van 12 oktober 2004, waarnaar zij verwijzen, het volgende vast:

- ingevolge een verkeersongeval is een vrachtwagen van de eiseres in een bocht gekanteld waardoor de vangrail werd beschadigd en de volledige lading van de vrachtwagen bestaand uit TV-beeldbuizen over de berm verspreid werd;

- de verweerster is de verzekeraar burgerlijke aansprakelijkheid motorrijtuigen van de eiseres;

- er wordt niet betwist dat de aangestelde van de eiseres aansprakelijk is voor het ongeval;

- de eiseres vordert van haar verzekeraar de terugbetaling van de opruimingskosten, bestaande uit de berging van de lading en de afvalverwerking, gedaan om schade aan de berm te voorkomen en te beperken.

Vervolgens wijzen de appelrechters de vordering van de eiseres af op grond dat “(de eiseres) enerzijds niet aantoont gesubrogeerd te zijn in de rechten van de derde benadeelde (in deze de overheid als beheerder van het openbaar domein in wiens berm de lading terechtkwam), en zij anderzijds als verzekerde van (verweerster) geen dekkingsgerechtigde benadeelde derde in de zin van de WAM-Wet is” zodanig dat “(de eiseres) wel degelijk terugbetaling (vordert) van eigen schade, welke uitgesloten is in het kader van de WAM-polis”.

Door aldus te oordelen schenden de appelrechters artikel 52 van de wet van 25 juni 1992 op de landverzekeringsovereenkomst.

Het middel is gegrond.

Dictum

Het Hof,

Vernietigt het bestreden vonnis, behoudens in zoverre het hoger beroep van de verweerster ontvankelijk werd verklaard.

Beveelt dat van dit arrest melding zal worden gemaakt op de kant van het gedeeltelijk vernietigde vonnis.

Houdt de kosten aan en laat de beslissing daaromtrent aan de feitenrechter over.

Verwijst de aldus beperkte zaak naar de rechtbank van eerste aanleg te Turnhout, zitting houdende in hoger beroep.

(...)