Article

De verzekeraar moet bewijzen dat aan de voorwaarden van de uitsluiting van dekking is voldaan, R.D.C.-T.B.H., 2007/8, p. 802

VERZEKERINGEN
Verzekering motorrijtuigen - Verzekeringsovereenkomst in het algemeen - Uitsluiting - Bewijslast - Verzekeraar
De verzekeraar, die beweert ingevolge artikel 4 § 2 WAM-Wet van dekking bevrijd te zijn voor schade die voortvloeit uit het deelnemen van het motorrijtuig aan snelheids-, regelmatigheids- of behendigheidsritten of -wedstrijden, waartoe van overheidswege verlof is verleend overeenkomstig artikel 8 van de WAM-Wet, moet ingevolge artikel 1315, tweede lid B.W. bewijzen dat het schadegeval gebeurde in de omstandigheden bepaald in dit artikel 4 § 2, en dus dat er geen schriftelijke toestemming was van de overheid of geen bijzondere verzekering gesloten was.
VERZEKERINGEN
Verzekering motorrijtuigen - Vergoeding zwakke weggebruiker - Verkeersongevallen op privéterrein - Begrip bestuurder
Een verkeersongeval in de zin van artikel 29bis WAM-Wet, zoals van toepassing ná de wijziging bij wet van 13 april 1995 en vóór de wijziging bij wet van 19 juni 2001, is het ongeval dat zich voordoet op de openbare weg en op de terreinen, zij het privé, die toegankelijk zijn voor het publiek of slechts voor een zeker aantal personen die het recht hebben om er te komen. Krachtens die bepaling kan de wet ook toepasselijk zijn op ongevallen die zich voordoen op privéterreinen mits zij toegankelijk zijn voor een aantal personen die het recht hebben erop te komen.
Onder het begrip bestuurder moet verstaan worden hij die het voertuig werkelijk en zelfstandig bestuurt en aldus in feite verantwoordelijk is voor het sturen. De appelrechters die in feite vaststellen dat de verweerder op geen enkele wijze een invloed kon uitoefenen op het besturen van het voertuig, konden derhalve wettig beslissen dat de verweerder geen bestuurder was in de zin van artikel 29bis WAM-Wet.
ASSURANCES
Assurance véhicule automoteur - Contrat d'assurance en général - Exclusion - Charge de la preuve - Assureur
L'assureur qui allègue, en vertu de l'article 4 § 2 de la loi assurance RC-auto obligatoire, être libéré de la couverture pour les dommages qui découlent de la participation du véhicule à des courses ou concours de vitesse, de régularité ou d'adresse autorisés conformément à l'article 8 de la loi assurance RC-auto obligatoire, doit prouver, en vertu de l'article de 1315, deuxième alinéa C.civ., que le sinistre a eu lieu dans les circonstances déterminées dans cet article 4 § 2 et donc qu'il n'y avait pas d'autorisation écrite de l'autorité publique ou qu'aucune assurance spéciale n'a été contractée.
ASSURANCES
Assurance véhicule automoteur - Indemnisation d'un usager faible de la route - Accidents de la circulation sur un terrain privé - Notion de conducteur
Un accident de la circulation au sens de l'article 29bis de la loi assurance RC-auto obligatoire, tel qu'il est applicable après sa modification par la loi du 13 avril 1995 et avant la modification par la loi du 19 juin 2001, est l'accident qui se produit sur la voie publique et sur des terrains, mêmes privés, ouverts au public ou ouverts à un certain nombre de personnes ayant le droit de les fréquenter. En vertu de cette définition, la loi peut aussi être applicable aux accidents qui se produisent sur des terrains privés à condition qu'ils soient accessibles à un certain nombre de personnes qui ont le droit de les fréquenter.
Sous la notion de conducteur, on doit entendre celui qui conduit de manière réelle et indépendante le véhicule et qui est donc en fait responsable de la conduite. Les juges d'appel qui constatent en fait que la partie défenderesse ne pouvait en aucune manière exercer une influence sur la conduite du véhicule, pouvaient par conséquent légalement décider que la partie défenderesse n'était pas le conducteur au sens de l'article 29bis de la loi assurance RC-auto.
De verzekeraar moet bewijzen dat aan de voorwaarden van de uitsluiting van dekking is voldaan
Caroline Van Schoubroeck

1.Een eerdere commentaar onder het vonnis van de rechtbank van koophandel te Brugge van 26 oktober 2004 [1] hadden we afgesloten met de bedenking: “Het blijft dus wachten op een duidelijke uitspraak van het Hof van Cassatie over de bewijslast van uitsluiting in de zin van 'ce qui est retranché de la couverture'. In het belang van de rechts­zekerheid, hopelijk niet te lang.”

Met dit arrest van het Hof van Cassatie van 13 april 2007 lijkt “onze bede verhoord”.

2.De verzekeraar BA-motorrijtuigen is gehouden dekking te verlenen overeenkomstig de voorwaarden bepaald in de WAM-Wet voor schade veroorzaakt door het verzekerde motorrijtuig in het verkeer maar kan op grond van artikel 4 § 2 WAM-Wet contractueel bedingen dat hij de schade niet dekt die voortvloeit uit het deelnemen van het motorrijtuig aan snelheids-, regelmatigheids- of behendigheidsritten of -wedstrijden, waartoe van overheidswege verlof is verleend overeenkomstig artikel 8 van de WAM-Wet.

3.Het Hof van Cassatie legt in het hier betrokken arrest, op basis van artikel 1315, lid 2 B.W. en artikel 870 Ger.W., de last om te bewijzen dat aan de voorwaarden voor de toepassing van dit beding is voldaan, uitdrukkelijk op de verzekeraar. Het Hof oordeelt immers dat de verzekeraar moet bewijzen dat het schadegeval gebeurde in de omstandigheden bepaald in dit artikel 4 § 2 en dus dat er geen schriftelijke toestemming was van de overheid of geen bijzondere verzekering gesloten was.

Daarmee geeft het Hof uitvoering aan zijn eerder ingenomen standpunt, toegelicht in de jaarverslagen, dat het “breekt met de dichotomische redenering die erin bestaat de grond van uitsluiting tegenover de grond van verval te plaatsen en stelt daarvan meer zekere regels in de plaats gegrond op artikel 1315 B.W.”.

4.Dit beding tot het niet dekken van schade die is veroorzaakt in de welbepaalde omstandigheid van het deelnemen van het motorrijtuig aan een vergunde wedstrijd, lijkt te beantwoorden aan het begrip “uitsluiting” (“exclusion”), dat volgens Fontaine moet worden onderscheiden van het begrip “omschrijving van het verzekerde risico” (“la description du risque”). Zoals bekend, maakt Fontaine een onderscheid tussen enerzijds “de omschrijving van het verzekerde risico” (“la description du risque”) en anderzijds “de uitsluiting” (“l'exclusion”): “Le vrai problème est de distinguer, parmi les risques non couverts, ce qui relève de la délimitation de la couverture et ce qui constitue une véritable exclusion. Non-assurance et exclusion ne sont pas synonymes (…) Tout comme il importe de distinguer déchéance et exclusion, l'exclusion elle-même doit être mieux définie par rapport à la délimitation du risque.” [2]. “Tout ce qui n'est pas couvert ne relève pas de l'exclusion. Il convient de distinguer entre ce qui n'est pas couvert parce qu'extérieur à la définition du risque (le vol dans une police incendie) et ce qui est retranché de la couverture accordée (l'alpinisme dans une police contre les accidents). L'exclusion proprement dite (exclusion 'directe', 'interne') correspond au second cas. La première relève de la définition 'primaire' du risque (même si par commodité, on la qualifie souvent d'exclusion 'indirecte' ou 'externe')” [3].

Voornoemde clausule die de schade die voortvloeit uit een vergunde wedstrijd uitsluit van vergoeding, kan gekwalificeerd worden als een beding dat ertoe strekt de verbintenis van de verzekeraar betreffende het risico dat het voorwerp uitmaakt van de verzekeringsovereenkomst te beperken. Dit behoort tot “les exclusions proprement dites, c'est-à-dire des exceptions faites à la garantie offerte par la description du risque”.

5.Deze beslissing van het Hof is geenszins in strijd met het arrest van 9 maart 2007, elders gepubliceerd in dit nummer. De problematiek waarover het Hof in dit arrest uitspraak deed betreft immers de voorafgaande vraag, die in casu zou luiden of de uitsluiting van de schade voortvloeiend uit een vergunde wedstrijd al dan niet is bedongen en wie hiervan het bewijs moet leveren. Het beding van uitsluiting van bedoelde schade is opgenomen in artikel 8, 4° model­overeenkomst, bepaald in bijlage bij het K.B. van 14 december 1992. Bijgevolg mag aangenomen worden dat overeenkomstig voornoemd arrest van 9 maart 2007, de WAM-verzekeraar niet moet bewijzen dat de verzekeringsovereenkomst bedoelde schade van dekking uitsluit. De verzekeringnemer of de verzekerde die aanvoert dat in zijn voordeel van de regeling van artikel 8, 4° modelovereenkomst is afgeweken, zal dit moeten bewijzen.

Wil de verzekeraar echter beroep doen op de uitsluiting en geen dekking geven, dan zal hij nog steeds overeenkomstig het arrest van 13 april 2007 moeten bewijzen dat aan de voorwaarden van de uitsluiting is voldaan.

[1] C. Van Schoubroeck, “Bewijslast van 'uitsluitingen' in verzekeringen: nieuwe ontwikkelingen?”, T.B.H. 2006, 774-777.
[2] M. Fontaine, “Déchéances, exclusions, définition du risque et charge de la preuve en droit des assurances” (noot onder Cass. 7 juni 2001 en 18 januari 2002), R.C.J.B. 2003, p. 58-59, nrs. 88, 90.
[3] “Relèvent de l'exclusion les dérogations à ce que comprendrait a priori la garantie offerte”, ibid., p. 60, nr. 92, p. 62, nr. 102.