MARQUES
Interdiction d'usage d'un signe identique ou similaire pour un produit identique ou similaire (CBPI, art. 2.20, 1°, b) - Marque complexe - Élément distinctif dominant - Risque de confusion comprenant le risque d'association - Renonciation en matière de droits intellectuels - Usage de mauvaise foi - Cession de bénéfice - Dommages et intérêts - Évaluation du dommage
La contrefaçon ne peut être limitée à l'hypothèse où la totalité des termes composant la marque complexe a été reproduite; sa constatation impose seulement de rechercher si l'usage d'une marque ou d'un signe contrefaisant a intégré le ou les termes distinctifs dominants de la marque contrefaite.
Entre les marques invoquées (“Château Mouton Rothschild” et “Mouton Cadet”) et les signes attaqués (“Domaine du Mouton” et “Enclave du Mouton”), il existe, dans l'esprit du consommateur moyen, un risque de confusion comprenant le risque d'association dès lors que ces signes ont été utilisés pour désigner des produits similaires (du vin) et que le terme “Mouton” est le dénominateur commun des marques des sociétés Rothschild et constitue un élément essentiel et distinctif de celles-ci, de telle sorte qu'il est protégeable en lui-même à raison de sa notoriété même s'il n'a jamais été déposé seul.
En matière de droits intellectuels, la renonciation ne se présume pas et la prétendue tolérance vis-à-vis d'usurpations de tiers ne peut être constitutive d'abandon tacite.
Cet usage contrefaisant a eu lieu de mauvaise foi, les intimées n'ayant pu ignorer l'existence des vins remarquables des appelantes. L'usage querellé ne peut s'expliquer que par la volonté délibérée de provoquer dans l'esprit des consommateurs moyens une confusion quant à l'origine du vin vendu sous ces étiquettes.
Toutefois, la contrefaçon relevée n'étant pas un acte de piraterie (à défaut de copie servile), mais un acte parasitaire dont les répercussions ont été moindres puisque le risque de confusion qui en a résulté n'était pas direct, il n'y a pas lieu de faire droit à la demande de cession de bénéfice mais seulement à la réparation du dommage subi.
|
MERKEN
Verbod gebruik identiek of gelijkaardig teken voor een identiek of gelijkaardig product (BVIE, art. 2.20, 1°, b) - Complex merk - Dominerend onderscheidend bestanddeel - Risico van verwarring inhoudende de mogelijkheid van associatie - Afstand inzake intellectuele rechten - Gebruik te kwader trouw - Afdragen van winst - Schadevergoeding - Evaluatie van de schade
Namaak kan niet worden beperkt tot de hypothese waarbij de totaliteit van de bestanddelen waaruit het complexe merk is samengesteld, is nagemaakt; enkel dient onderzocht te worden of het gebruik van een merk of van een inbreukmakend teken het dominante onderscheidende bestanddeel of bestanddelen van het nagemaakte merk heeft geïntegreerd.
Tussen de ingeroepen merken (“Château Mouton Rothschild” en “Mouton Cadet”) en de bestreden tekens (“Domaine du Mouton” en “Enclave du Mouton”), bestaat er bij de gemiddelde consument een gevaar voor verwarring inhoudende de mogelijkheid van associatie, gezien deze tekens werden gebruikt om gelijkaardige producten (wijn) aan te duiden en het bestanddeel “Mouton” de gemeenschappelijke noemer is van de merken van de vennootschappen Rothschild en er een essentieel en onderscheidend bestanddeel van uitmaakt, zodanig dat hij, gezien zijn naamsbekendheid, op zichzelf beschermd kan worden, zelfs wanneer hij nooit alleen werd gedeponeerd.
Inzake intellectuele rechten, wordt de afstand niet vermoed en de voorgehouden tolerantie ten opzichte van de inbreuken door derden houdt geen stilzwijgende verzaking in.
Dit inbreukmakende gebruik was te kwader trouw, aangezien de geïntimeerden niet onwetend kunnen geweest zijn van het bestaan van de opvallende wijnen van de appellanten. Het betwiste gebruik kan enkel worden uitgelegd door de opzettelijke wil om bij de gemiddelde consument verwarring te stichten aangaande de herkomst van de wijn die onder deze etiketten verkocht worden.
Daar de vastgestelde namaak geen daad van piraterij is (bij gebrek aan een slaafse kopie), maar een parasitaire daad waarvan de gevolgen minder erg waren daar er geen rechtstreeks gevaar voor verwarring was, was er geen reden om in te gaan op de vordering tot afdraging van de winst maar enkel op de vergoeding van de opgelopen schade.
|
Zie in deze zaak: Cass. 6 juni 2005, Ing.-Cons., p. 240 (“Uit de rechtspraak van het Benelux Gerechtshof en uit die van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen blijkt dat de overeenkomst in de zin van die bepalingen, in zijn geheel moet worden beoordeeld, rekening houdende met de bijzonderheden van het geval, en inzonderheid met de onderscheidende kracht van het merk en van het teken, elk in zijn geheel en in onderling verband beschouwd. Een dergelijk onderscheidend karakter kan vertoond worden door een onderdeel dat niet als zodanig gedeponeerd werd, maar deel uitmaakt van een merk dat bestaat in de combinatie van verschillende onderdelen.”).