Article

Hof van beroep Antwerpen, 09/11/2006, R.D.C.-T.B.H., 2007/3, p. 301-302

Hof van beroep Antwerpen 9 november 2006

KREDIET
Kredietverrichtingen - Kredietopening - Opschortende voorwaarde - Geen vervulling - Geen uitwerking verzakingsvergoeding
Een verzakingsvergoeding, contractueel opgenomen in de overeenkomst van kredietopening, is niet verschuldigd wanneer de opschortende voorwaarde waaronder de kredietopening werd toegestaan met name overlegging van een bodemattest en het bekomen van een milieuvergunning, niet vervuld werd.
CRÉDIT
Opérations de crédit - Ouverture de crédit - Condition suspensive - Condition non réalisée - Pas d'effet de l'indemnité de renonciation
L'indemnité stipulée par la clause de renonciation reprise dans une convention d'ouverture de crédit n'est pas due lorsque la condition suspensive sous laquelle l'ouverture de crédit a été consentie, en l'occurrence la communication d'une attestation de l'état des sols et l'obtention d'un permis d'environnement, ne s'est pas accomplie.

NV Wulva / NV KBC Bank

Zet.: E. Hulpiau (voorzitter), E. Lemmens en J. Embrechts (raadsheren)
Pl.: Mrs. M. Lauwers loco E. Van Camp en T. Van Achter loco M.A. Huybrechts en loco D. Neirynck

Appellante vorderde de terugbetaling van 27.395,95 EUR, te vermeerderen met de interesten.

Dit bedrag werd door geïntimeerde gedebiteerd van de rekening van appellante.

Tevens vorderde zij een schadevergoeding van provisioneel 1 EUR voor de onrechtmatige debitering.

De rechtbank van koophandel te Antwerpen heeft in het bestreden vonnis van 15 april 2005 de vordering ongegrond verklaard.

Appellante tekende hoger beroep aan bij verzoekschrift neergelegd op 22 juni 2005.

Zij handhaaft haar vordering en vraagt alleszins de herleiding van het gedebiteerde bedrag.

Ondergeschikt vordert zij een schadevergoeding van 10.000 EUR.

Geïntimeerde concludeert tot de ongegrondheid van het hoger beroep.

1. Het krediet dat appellante van geïntimeerde bekwam op 24 mei 2000 bevatte voor wat betreft het termijnkrediet van 883.740,42 EUR en de professionele lening van 48.752,40 EUR, volgend beding: “De vermelde krediet­lijnen zijn tevens slechts opneembaar na voorlegging van een blanco bodemattest en milieuvergunning met betrekking tot het bedrijfsgebouw te Brecht.”

2. Het staat niet ter betwisting dat beide genoemde kredieten door appellante werden aangevraagd in het kader van de geplande aankoop van een bedrijfsterrein waarop door appellante een bedrijfsgebouw zou worden opgericht.

Voor beide partijen was het duidelijk dat de financiering maar nodig en zinvol was indien de aankoop ook daadwerkelijk gerealiseerd zou worden hetgeen het afleveren van een bodemattest en het bekomen van een milieuvergunning vereiste.

3. Ongeacht of het geciteerde beding nu moet uitgelegd worden als een opschortende voorwaarde of anderszins, zijn de contractspartijen ondubbelzinnig overeengekomen dat appellante geen opname van het krediet kon doen dan nadat de beide bewuste documenten voorhanden waren.

4. Aan de hand van stukken (voornamelijk briefwisseling gevoerd met de verkoper van het terrein) toont appellante aan dat zij alles in het werk heeft gesteld om deze documenten te bekomen maar hierin niet is geslaagd binnen de contractueel bepaalde termijn die bij brief van geïntimeerde van 21 maart 2001 verlengd werd tot 24 juni 2001.

5. Geïntimeerde steunde op artikel 33 van de kredietvoorwaarden die deel uitmaakten van de overeenkomst om de litigieuze debitering door te voeren.

Dit beding luidt als volgt: “Het krediet moet worden opgenomen binnen de negen maanden te rekenen vanaf de schriftelijke bevestiging van alle voorwaarden. Als het krediet op dat ogenblik niet volledig is opgenomen of als de kredietnemers uitdrukkelijk verzaken aan de verdere opneming ervan, mag de bank een verzakingsvergoeding aanrekenen van zes maanden rente, berekend op het niet-opgenomen bedrag en tegen de rentevoet van toepassing op het termijnkrediet”.

6. Zoals uit de tekst van dit beding voortvloeit veronderstelt de schuld tot betaling van de verzakingsvergoeding dat het krediet kon worden opgenomen (terzijde gelaten het geval dat uitdrukkelijk verzaakt werd aan het krediet hetgeen zich te dezen niet voordoet).

Het beding gaat immers uit van de verplichting in hoofde van de kredietnemer om het krediet op te nemen.

Daaruit volgt dat indien blijkt dat de kredietnemer om redenen die hem niet kunnen worden aangerekend, belet werd het krediet op te nemen, hij geen verzakingsvergoeding verschuldigd is.

7. Waar enerzijds de contractspartijen bedongen hebben dat het krediet niet kon worden opgevraagd door appellante dan na de overlegging van de hiervoor vermelde documenten en anderzijds het niet aan appellante kan worden verweten dat zij de documenten niet binnen de afgesproken termijn heeft kunnen overleggen, heeft geïntimeerde onterecht aanspraak gemaakt op de verzakingsvergoeding. Appellante heeft, buiten elke schuld, de op haar rustende verplichting tot opname van het krediet binnen de afgesproken termijn niet kunnen nakomen en dit ingevolge een beding in de bijzondere voorwaarden van de kredietovereenkomst waarvan de draagwijdte voor beide partijen duidelijk was bij het afsluiten van de overeenkomst. Het is dan ook irrelevant dat geïntimeerde de kredieten “ter beschikking hield”.

8. De vordering van appellante is gegrond in beide onderdelen.

Door een verkeerde toepassing te maken van de algemene kredietvoorwaarden en daarenboven deze verkeerde toepassing ook nog uit te voeren door de debitering van de rekening van appellante heeft geïntimeerde een fout begaan waardoor schade berokkend werd aan appellante.

De vordering tot schadevergoeding van provisioneel 1 EUR is dan ook gegrond.

Om deze redenen

Het hof

Rechtsprekende op tegenspraak;

Gelet op artikel 24 van de wet van 15 juni 1935;

Verklaart het hoger beroep gegrond,

Wijzigt het bestreden vonnis,

Verklaart de vordering van appellante gegrond,

Veroordeelt geïntimeerde tot betaling van 27.395,95 EUR te vermeerderen met de verwijlinteresten aan 7% vanaf 20 juli 2001 en de gerechtelijke interesten en tot betaling van provisioneel 1 EUR schadevergoeding.

Verwijst geïntimeerde in de kosten van beide aanleggen, deze aan de zijde van appellante begroot op:

- dagvaardingskosten: 219,77 EUR

- rechtsplegingsvergoeding eerste aanleg: 349,53 EUR

- rolrecht hoger beroep: 186,00 EUR

- rechtsplegingsvergoeding hoger beroep: 485,87 EUR

(...)