Article

Jurisprudence commentée en Droit bancaire et financier, R.D.C.-T.B.H., 2007/1, p. 39

Jurisprudence commentée en Droit bancaire et financier

Becommentarieerde rechtspraak in Bank- en Financieel Recht

Jean-Pierre Buyle et Martine Delierneux
AVANT-PROPOS

La discrétion bancaire, la responsabilité du fait des agents délégués et la responsabilité en matière d'instruments de paiement sont les éléments clefs de cette quinzième chronique [1].
Si les banquiers luxembourgeois sont soumis à un secret bancaire d'ordre public, sanctionné pénalement (décision 10), les banquiers belges ne sont tenus qu'à une simple obligation de discrétion (décision 9).
Si l'agent indépendant est tenu à des devoirs à l'égard de ses clients (informer, veiller aux intérêts des clients, respecter les codes de conduite), le contrat qu'il a conclu avec l'institution financière qu'il représente peut être résilié sans préavis ni indemnité en cas de faute grave (décision 7). La banque peut engager sa responsabilité à l'égard des clients de bonne foi de l'agent délégué, sur base de la théorie de l'apparence (décision 8).
Les conditions de l'exercice de l'action cambiaire sont rappelées à l'occasion de deux décisions (1 et 2), tandis que la question des responsabilités des parties en cas de virement erroné (décision 3) et falsifié (décision 4) est à nouveau soumise à la sagacité de la cour d'appel de Bruxelles.
VOORWOORD

De bankdiscretie, de aansprakelijkheid voor de daden van de afgevaardigde agenten en de aansprakelijkheid met betrekking tot de betalingsinstrumenten zijn de hoofdbestanddelen van deze vijftiende kroniek [2].
In tegenstelling tot de Luxemburgse bankiers bij wie het bankgeheim van openbare orde is en strafrechtelijk gesanctioneerd (beslissing 10), zijn de Belgische bankiers slechts gehouden tot een discretieverplichting (beslissing 9).
Niettegenstaande de afgevaardigde agent bepaalde verplichtingen heeft ten opzichte van de cliënten (informatieverplichting, waken over de belangen van de cliënten, het respecteren van de richtlijnen), kan het contract dat hij gesloten heeft met de financiële instelling die hij vertegenwoordigt, verbroken worden zonder vooropzeg noch schadevergoeding in geval van ernstige tekortkoming (beslissing 7). De bank kan verantwoordelijk zijn ten opzichte van de cliënten die te goeder trouw met de afgevaardigde agent hebben gehandeld op basis van het schijnmandaat (beslissing 8).
De voorwaarden voor de uitoefening van de wisselverrichtingen worden in herinnering gebracht naar aanleiding van twee beslissingen (1 en 2), terwijl de problemen van de aansprakelijkheid van de partijen in geval van vergissing bij overschrijvingen (beslissing 3) en vervalsing (beslissing 4) opnieuw onderworpen werden aan de wijsheid van het hof van beroep te Brussel.
[1] Pour nos précédentes chroniques, cons. R.D.C. 1997/12, pp. 735-803, R.D.C. 1998/12, pp. 782-859, R.D.C. 1999/1, pp. 22-27, R.D.C. 1999/10, pp. 677-738, R.D.C. 2000/11, pp. 673-746, R.D.C. 2001/12, pp. 779-862, R.D.C. 2003/1, pp. 1-75, R.D.C. 2004/2, pp. 136-198, R.D.C. 2005/2, pp. 139-187, R.D.C. 2006/1, pp. 67-138; pour celles écrites par J.-P. Buyle et X. Thunis, cons. R.D.C. 1992/11, pp. 952-1016, R.D.C. 1993/11, pp. 978-1071, R.D.C. 1994/12, pp. 1057-1146, R.D.C. 1995/12, pp. 999-1068, R.D.C. 1996/12, pp. 1025-1120.
[2] Voor onze vorige kronieken, zie T.B.H. 1997/12, pp. 735-803, T.B.H. 1998/12, pp. 782-859, T.B.H. 1999/1, pp. 22-27, T.B.H. 1999/10, pp. 677-738, T.B.H. 2000/11, pp. 673-746, T.B.H. 2001/12, pp. 779-862, T.B.H. 2003/1, pp. 1-75, T.B.H. 2004/2, pp. 136-198, T.B.H. 2005/2, pp. 139-187, T.B.H. 2006/1, pp. 67-138; voor deze geschreven door J.-P. Buyle et X. Thunis, cons. T.B.H. 1992/11, pp. 952-1016, T.B.H. 1993/11, pp. 978-1071, T.B.H. 1994/12, pp. 1057-1146, T.B.H. 1995/12, pp. 999-1068, T.B.H. 1996/12, pp. 1025-1120.